Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
1. Een zwaardslag die Malchus, de slaaf van de hogepriester, aan het hoofd trof, hieuw hem dit af (Matthéüs 26:51)
7. Zó zonverbrand was niet het schoonheidsideaal (Hooglied 1:5)
10. Waaraan de Zoon des mensen werd gehangen (Matthéüs 20:19)
11. Hoe rijk hij ook is, toch kan bijvoorbeeld een maagkwaal hem verhinderen dit te doen, althans ervan te genieten (Prediker 6:2)
12. Met zijn broers Abrams bondgenoot, letterlijk „eigenaar (meester) van een verbond” (Genesis 14:13)
13. Ontroering, aandoening (Markus 16:8)
15. Niet elk van hen, maar . . . slechts, is wetgever en rechter (Jakobus 4:12)
16. Zoon van Elisama uit de stam Efraïm (1 Kronieken 7:27)
17. Deze opsomming bevat er elf (Exodus 1:1, 2)
19. Vriendelijke woorden maar zonder daadwerkelijke hulp — wat hebben ze voor . . .? (Jakobus 2:16)
20. Dat dit ’boos’ wordt genoemd, duidt niet op magische kracht maar op onedelmoedigheid (Matthéüs 20:15)
22. Jehovah is hierin zeer teder (Jakobus 5:11)
25. Tijdsaanduiding, preciezer nog dan dag (Matthéüs 24:36)
26. Plaats waar weinig licht doordringt (Psalm 23:4)
27. Als zodanig twee meesters dienen, kwam voor, maar het leidde bij een uiteenlopen van hun wensen wel tot een vrijwel onmogelijke situatie (Matthéüs 6:24)
29. Hoe valt nu geloof te tonen . . . van de werken??? (Jakobus 2:18)
30. Voorzetsel dat herkomst aanduidt (Markus 7:21)
31. Teken van welstand, dat geen reden voor een voorkeursbehandeling mocht zijn! (Jakobus 2:2)
33. Wat de hoorder vervolgens ook moet zijn (Jakobus 1:23)
35. Voor dit waarnemen in geestelijke betekenis gebruikte men ook wel het werkwoord ’schouwen’ (Handelingen 2:17)
36. Wapen (Psalm 7:12)
38. Dit voegwoord dat de volgorde van de gebeurtenissen aangeeft, ondersteunt Jakobus’ betoog (Jakobus 2:21)
39. Dit reeds was een noodlottige daad: zij . . . van de vrucht van de boom (Genesis 3:6; vergelijk vers 3)
Verticaal
2. Voorzetsel (Handelingen 1:8)
3. Offerdieren — die voor Jehovah geen waarde hadden (Jesaja 1:11)
4. ’Waar de zaak ten slotte op neerkomt’ (Prediker 12:13)
5. Hoorbare uiting van smart (Psalm 6:8)
6. Jehovah’s geschenk voor godvrezende vroedvrouwen (Exodus 1:21)
8. Wie dit is, moet werken van de juiste aard kunnen tonen (Jakobus 3:13)
9. Op wonderbaarlijke wijze bleek het mogelijk in een veelheid hiervan over de grote daden van God te horen spreken (Handelingen 2:11)
12. Werkelijk, niet slechts in schijn (Filippenzen 2:20)
14. Woordje om een conclusie mee in te leiden (Jakobus 3:6)
16. Benauwdheid (Psalm 10:1)
18. Deze wordt gelukkig genoemd vanwege het feit dat hij zich afzijdig houdt van de goddelozen (Psalm 1:1)
21. Hierbij is zowel het geloof van de ouderlingen als van de geestelijk zieke persoon betrokken (Jakobus 5:15)
22. Vergankelijke plantengroei (1 Petrus 1:24)
23. Dat is hij die de woorden van de profetie leest en hoort en onderhoudt (Openbaring 1:3)
24. De moeder van alle levenden
26. Voor de . . ., dat wil zeggen nabij (Jakobus 5:9; vergelijk Markus 13:29)
27. Vaak gekoppeld aan het woord ’onderricht’ (Spreuken 1:2)
28. Christen in Rome aan wie Paulus groeten zendt (Romeinen 16:14)
29. Smartelijke ervaring waarop heerlijkheden volgden (1 Petrus 1:11)
32. Voor de deur, zou je kunnen zeggen (Jakobus 5:8)
34. Inhoudsmaat, die nauwkeurig en zuiver moest zijn (Deuteronomium 25:15)
37. Opdracht, om iets te gaan doen wat hem moeilijk zou vallen (Markus 10:21)
OPLOSSING OP BLZ. 27
Oplossing horizontaal
1. OOR
7. ZWART
10. PAAL
11. ETEN
12. ESKOL
13. EMOTIE
15. ÉÉN
16. NUN
17. NAMEN
19. NUT
20. OOG
22. GENEGENHEID
25. UUR
26. DAL
27. SLAAF
29. LOS
30. UIT
31. RINGEN
33. DADER
35. ZIEN
36. BOOG
38. NADAT
39. NAM
Oplossing verticaal
2. OP
3. RAMMEN
4. SLOT
5. GEWEEN
6. GEZINNEN
8. WIJS
9. TALEN
12. ECHT
14. WELNU
16. NOOD
18. MAN
21. GEBED
22. GRAS
23. GELUKKIG
24. EVA
26. DEUR
27. STRENG
28. FLEGON
29. LIJDEN
32. NABIJ
34. EFA
37. GA