Buitenaardse wezens — De aloude droom
HET idee van buitenaardse wezens is niet bedacht door hedendaagse science-fiction-schrijvers. Zo’n 23 eeuwen geleden leerde een Griekse filosoof genaamd Metrodorus, dat een universum met slechts één bewoonde wereld even onwaarschijnlijk zou zijn als een grote akker die slechts één korenaar voortbracht. Lucretius, een Romeinse dichter uit de eerste eeuw v.G.T., schreef dat „er in andere delen van het heelal andere aardes en verschillende mensenrassen zijn”.
Deze leer, de pluraliteit der werelden genoemd, was vele eeuwen in ongenade in de christenheid. Maar van ongeveer 1700 tot het begin van onze eigen eeuw waren de meeste gestudeerde mensen, onder wie enkele van de grootste geleerden uit de geschiedenis, stellig overtuigd van leven op andere werelden. Een onderwijzer uit het midden van de vorige eeuw werd zelfs van alle kanten aangevallen toen hij een verhandeling durfde schrijven waarin die leer werd ontkend.
Mensen schenen maar al te graag in buitenaardse wezens te geloven, zelfs als de aanwijzingen daarvoor uiterst ondeugdelijk waren. In 1835 schreef een journalist dat astronomen leven op de maan hadden ontdekt. Hij schreef dat vreemde dieren, exotische planten en zelfs kleine mensen met vleugels, rondvliegend en zichtbaar gebarend, allemaal door een telescoop gezien waren! De oplaag van zijn krant vloog omhoog. Velen bleven er zelfs nadat het verhaal als bedrog aan de kaak was gesteld nog in geloven.
Ook wetenschappers waren optimistisch gestemd. Tegen het einde van de vorige eeuw was de astronoom Percival Lowell ervan overtuigd dat hij een ingewikkeld stelsel van kanalen op het oppervlak van de planeet Mars kon zien. Hij bracht ze gedetailleerd in kaart en schreef boeken over de beschaving die ze had gegraven. In Frankrijk was de Academie van Wetenschappen er zo zeker van dat er leven op Mars was, dat ze een beloning uitloofde voor de eerste mens die contact legde met andere buitenaardse wezens dan Marsbewoners.
Sommigen kwamen met bizarre plannen voor communicatie met wezens op naburige werelden, variërend van het ontsteken van reusachtige vuren in de Sahara tot het planten van geometrisch gevormde bossen in Siberië. In 1899 richtte een Amerikaanse uitvinder een mast op waarop een koperen bal stond en stuurde er krachtige stroomstoten doorheen als signalen voor de Marsbewoners. Het haar van mensen stond overeind en 50 km in het rond gloeiden lampen op, maar er kwam geen antwoord van Mars.
Hoopvol
De technologie achter de hedendaagse speurtocht naar leven op andere werelden mag dan nieuw zijn, één ding is onveranderd gebleven: Geleerden hebben nog steeds het volste vertrouwen dat de mensheid niet alleen is in de kosmos. De astronoom Otto Wöhrbach schreef in de Duitse krant Nürnberger Nachrichten: „Er is nauwelijks een natuurkundige die geen ja zou zeggen als hem werd gevraagd of er buitenaards leven bestaat.” Gene Bylinsky, auteur van Life in Darwin’s Universe, zei het zo: „Als wij de radioastronomen moeten geloven, kan er nu op elke willekeurige dag een signaal vanaf de sterren door de onvoorstelbare, peilloze ruimte flitsen en zo een einde maken aan onze kosmische eenzaamheid.”
Waarom zijn geleerden er zo zeker van dat er leven op andere werelden bestaat? Hun optimisme begint bij de sterren. Er zijn er zo veel — miljarden in ons Melkwegstelsel. Dan beginnen de veronderstellingen. Om veel van die sterren zullen vast ook wel planeten cirkelen, en op enkele van die werelden moet zich leven ontwikkeld hebben. In die richting verder redenerend gaan astronomen ervan uit dat er wel duizenden tot miljoenen beschavingen zijn in ons eigen Melkwegstelsel!
Doet het ertoe?
Wat voor verschil maakt het of er buitenaards leven is of niet? Nu, geleerden zijn van mening dat in beide gevallen de invloed op de menselijke familie enorm zou zijn. Zij zeggen dat de wetenschap dat wij alleen zijn in het universum, de mensheid zou leren het leven hier kostbaar te achten omdat het zo uniek is. Aan de andere kant, zo redeneert een gerespecteerd geleerde, zouden buitenaardse beschavingen waarschijnlijk vele miljoenen jaren op de onze voorliggen en hun geweldige wijsheid met ons kunnen delen. Misschien zouden ze ons kunnen leren hoe onze ziekten te genezen en een einde te maken aan vervuiling, oorlogen en honger. Ze zouden ons misschien zelfs kunnen tonen hoe de dood zelf te overwinnen!
Geen ziekte, oorlog en dood meer — een dergelijke hoop betekent veel voor mensen in onze zorgelijke tijd, en ongetwijfeld ook voor u. Niettemin zult u het vermoedelijk wel met ons eens zijn dat het beter is helemaal geen hoop te hebben dan zich op een valse hoop te verlaten. Het is dus belangrijk dat wij erachter komen of de bewering van geleerden dat het in het universum wemelt van bevolkte werelden goed onderbouwd is.
[Inzet op blz. 5]
Is de bewering van geleerden dat het in het universum wemelt van bevolkte werelden goed onderbouwd?