De zienswijze van de bijbel
Chanoeka — Is het een „joods kerstfeest”?
WANNEER miljoenen mensen over de hele wereld voorbereidingen treffen voor de viering van het kerstfeest, maken de joden zich gewoonlijk klaar voor het vieren van een andere feestdag, het chanoekafeest. Wat is Chanoeka? Niet-joden denken vaak dat het een soort „joods kerstfeest” is, maar dat is beslist niet juist.
Zo wordt het kerstfeest geacht de herdenking te zijn van de geboorte van Jezus, maar de viering concentreert zich in werkelijkheid rond de kerstman en versierde dennebomen, dingen die niets met God, Jezus of de bijbel te maken hebben. Zelfs de dag, 25 december, is niet de geboortedag van Jezus maar van de mythische zonnegod Mithras! Chanoeka is daarentegen de herdenking van een historische gebeurtenis die grote gevolgen had voor Gods volk in de oudheid.
Trouwens, het is opmerkenswaardig dat Chanoeka in de christelijke Griekse Geschriften wordt genoemd. Wij lezen in Johannes 10:22, 23: „In die tijd vond te Jeruzalem het inwijdingsfeest [Hebreeuws: chanoek·kahʹ] plaats. Het was winter, en Jezus wandelde in de tempel in de zuilengang van Salomo.” Kennelijk werd dit feest reeds in Jezus’ tijd, en blijkbaar ook door Jezus zelf, gevierd.
Wat vormde de aanleiding tot deze viering? Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij iets van de geschiedenis gaan bekijken.
Jehovah’s tempel ontheiligd
Zoals eeuwen van tevoren door de profeet Daniël was voorzegd, werden de joden in een bepaalde periode van hun geschiedenis achtereenvolgens overheerst door Griekenland en, na de val van dat rijk, door Egypte en Syrië (Daniël 11:2-16). Hoewel vele niet-joodse regeerders toelieten dat de joden Jehovah aanbaden, vormde Antiochus IV van Syrië een opvallende uitzondering.
In 175 v.G.T. regeerde Antiochus over een uitgestrekt rijk met volken die er verschillende gebruiken op na hielden. In de hoop zijn onderdanen te verenigen, creëerde hij één religie voor alle mensen, met hemzelf als „de geopenbaarde god”. Jehovah eist echter exclusieve toewijding, dus de joden weigerden Antiochus te aanbidden (Exodus 20:4-6). Daarom besloot Antiochus die non-conformistische religie van de joden uit te roeien. Het duurde niet lang of hij verbood hun dierenoffers, het in acht nemen van de sabbat, de besnijdenis en zelfs het lezen van de Hebreeuwse Geschriften, alles op straffe des doods. Ja, er werd zelfs naar afschriften van de Hebreeuwse Geschriften gezocht om ze te verbranden!
In zijn niet-aflatende verlangen de aanbidding van Jehovah weg te vagen, deed Antiochus met zijn legers een inval in Jeruzalem, ging Jehovah’s tempel binnen en plunderde het Allerheiligste. Op 15 Kislev 168 v.G.T. bouwde Antiochus boven op Jehovah’s altaar in het voorhof van de tempel een altaar voor de Griekse god Zeus. Tien dagen later, op 25 Kislev, maakte hij de belediging compleet door dat altaar te gebruiken voor het offeren van varkens (volgens Jehovah’s wet onreine dieren). Hierdoor werd Jehovah’s tempel feitelijk aan Zeus opgedragen.
De Makkabeese opstand
Hoe reageerden de joden op dit alles? Volgens het niet-geïnspireerde geschiedkundige verslag dat nu als 1 Makkabeeën bekendstaat, verlieten veel joden Jehovah’s aanbidding en collaboreerden met de indringers. Anderen bewaarden hun rechtschapenheid, maar zij werden als martelaren voor hun geloof ter dood gebracht.
Datzelfde jaar (168 v.G.T.) begonnen sommige joden de Syriërs weerstand te bieden in de hoop de aanbidding van Jehovah weer in vrijheid te kunnen beoefenen. In 167 v.G.T. werd Judas de Makkabeeër, een levitische priester, de leider van deze verzetsbeweging. In de overtuiging dat zij alleen konden overwinnen indien zij zich op Jehovah verlieten, verzamelde Judas zijn mannen om de Hebreeuwse Geschriften te lezen en tot Jehovah te bidden.
Drie jaar lang bevochten Judas en zijn mannen de Syriërs, ondanks een groot verschil in mankracht. Tegen alle verwachtingen in had Judas in 166 v.G.T. Jeruzalem heroverd. Toen konden de priesters van Jehovah de tempel reinigen en een nieuw altaar bouwen. Uiteindelijk werd de tempel op 25 Kislev 165 v.G.T., op de dag af drie jaar nadat hij was verontreinigd, opnieuw aan Jehovah opgedragen.
Het herdenken van de herinwijding
Hoewel Judas zijn strijd tegen de Syriërs in Galilea nog moest voortzetten, was de vreugde over de herinwijding van de tempel zo groot dat er een jaarlijks, acht dagen durend feest ter herdenking hiervan werd ingesteld. Dit feest kwam bekend te staan als het inwijdingsfeest (Chanoeka).a
Hoewel dit feest geen deel uitmaakte van het oorspronkelijke verbond dat God met Israël sloot, werd Chanoeka een algemeen aanvaard onderdeel van de aanbidding van de joden, net zoals dit eerder met het poerimfeest was gebeurd (Esther 9:26, 27). Evenals het poerimfeest werd Chanoeka met liederen en gebeden in de synagogen gevierd, in tegenstelling tot de drie belangrijkste feesten die door het verbond verplicht waren gesteld (het Pascha, het wekenfeest of Pinksteren, en het Loofhuttenfeest), waarvoor men naar de tempel in Jeruzalem moest reizen. — Deuteronomium 16:16.
In de loop der jaren ontwikkelde zich de gewoonte om Chanoeka met lichten te vieren. Zo zegt de geschiedschrijver Josephus dat Chanoeka in de eerste eeuw G.T. ook bekendstond als het feest der lichten. De herkomst van deze gewoonte is echter onduidelijk. In één verhaal wordt aangevoerd dat hiermee een wonder wordt herdacht dat plaatsvond tijdens de herinwijding van de tempel. Dit verhaal luidt dat, toen het moment aanbrak waarop de lampestandaard in Jehovah’s tempel opnieuw werd aangestoken, deze door een wonder acht dagen lang bleef branden, hoewel er slechts voor één dag ceremonieel reine olie voorhanden was.b
Is dit verhaal over het wonder met de olie nauwkeurig of is het slechts een ongegronde legende? En steunde God de opstand van Judas de Makkabeeër tegen Syrië?
Was er sprake van goddelijke ondersteuning?
Er staat geen directe verklaring in de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften dat Jehovah Judas de overwinning schonk of leiding gaf aan het herstel en de herinwijding van de tempel. Natuurlijk vonden deze gebeurtenissen plaats nadat het schrijven van de Hebreeuwse Geschriften beëindigd was, zodat er in de Hebreeuwse Geschriften dus niets over gezegd kon worden.
Hoe staat het met de christelijke Griekse Geschriften? Noch Jezus noch zijn discipelen hebben iets over deze gebeurtenissen gezegd, dus zij hebben evenmin te kennen gegeven of Judas door God werd gesteund of niet.
Toch vertellen de christelijke Griekse Geschriften wel over Messiaanse profetieën in de Hebreeuwse Geschriften die in de bediening van Jezus Christus werden vervuld. Enkele van deze profetieën vereisten dat de tempel ten tijde van het verschijnen van de Messias nog dienst zou doen (Daniël 9:27; Haggaï 2:9; vergelijk Psalm 69:9 met Johannes 2:16, 17). Dus wanneer de tempel niet gereinigd en opnieuw aan Jehovah opgedragen was, hadden deze profetieën niet in vervulling kunnen gaan. Het is duidelijk dat God wilde dat de tempel opnieuw werd ingewijd. Maar was Judas de Makkabeeër zijn uitverkoren werktuig om dit tot stand te brengen?
Omdat er geen geïnspireerd verslag bestaat, kunnen wij dit niet met zekerheid zeggen. Natuurlijk had Jehovah in voorgaande jaren niet-joden, zoals bijvoorbeeld Cyrus de Pers, gebruikt om bepaalde aspecten van zijn wil ten uitvoer te brengen (Jesaja 44:26–45:4). Hoeveel te meer zou God dus iemand uit zijn opgedragen dienstknechten, de joden, kunnen gebruiken!
Hoe staat het met christenen?
Maar wat valt er over het feest zelf te zeggen? Dient het door christenen gevierd te worden, aangezien het een herdenking is van een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Gods volk?
De apostel Paulus verklaarde in Kolossenzen 2:14-17: „[God heeft] het met de hand geschreven document dat . . . tegen ons was, uitgewist . . . door het aan de martelpaal te nagelen. . . . Laat niemand u daarom oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat, want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe.” Net zoals een schaduw van een naderend voorwerp iemand erop attent kan maken dat het eraan komt, kon het Wetsverbond mensen attent maken op de komst van de Messias of Christus. Maar toen dit met de hand geschreven document eenmaal zijn doel had gediend, werd het door God uitgewist. — Galaten 3:23-25.
Zo kwam er met Pinksteren 33 G.T. van Gods standpunt uit bezien een eind aan het Wetsverbond en alle daarmee verband houdende feesten. En dit werd al gauw onderstreept door de vernietiging van Jeruzalem en de tempel door de Romeinse legers in 70 G.T. (Lukas 19:41-44). Dus hoewel de herinwijding van de tempel een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Gods volk in de oudheid was, bestaat er voor christenen geen reden om Chanoeka te vieren.
[Voetnoten]
a Het Hebreeuwse zelfstandige naamwoord chanoek·kahʹ betekent „installatie of inwijding”. Een vorm van het woord komt voor in het opschrift van Psalm 30.
b Sinds de eerste eeuw v.G.T. ontsteken de joden op de eerste dag van het feest één licht in hun huis, op de tweede dag twee, en zo verder tot de achtste dag. Dit gebruik nemen de joden in deze tijd nog steeds in acht.
[Inzet op blz. 12]
In landen waar het kerstfeest een populair familiefeest is geworden, heeft Chanoeka vooral onder liberale joden een soortgelijke vorm aangenomen. — Encyclopædia Judaica
[Illustratieverantwoording op blz. 11]
Israëlisch Departement van Oudheden en Musea; Israel Museum/David Harris