De ijsberevacht — een staaltje van techniek
WAT de aanwending van zonneënergie betreft, zou de mensheid heel wat kunnen leren van de ijsbeer, zeggen enkele wetenschappers. De natuurkundige Richard E. Grojean raakte in het midden van de jaren ’70 geïntrigeerd door dit idee nadat er een interessante ontdekking was gedaan in verband met witte dieren uit het noordpoolgebied.
Tellers van de wildstand in Canada bemerkten dat zij niet eenvoudig de gebruikelijke luchtfoto’s van deze dieren konden maken omdat ze helemaal opgaan in het witte landschap. Met een infrarode film, meestal ideaal voor het fotograferen van warmbloedige dieren, lukte het ook niet. De dieren waren gewoon zo goed geïsoleerd dat ze niet voldoende warmte uitstraalden om door de film bespeurd te worden. Toen er echter een ultraviolette film werd gebruikt, staken witte zeehonden en ijsberen sterk af als zwarte voorwerpen tegen de witte achtergrond. „Terwijl de sneeuw ultraviolette stralen weerkaatste, absorbeerden de dieren ze”, werd in The Toronto Star bericht.
Hoe komt dat? Volgens de natuurkundige Grojean en Gregory Kowalski, lector werktuigbouwkunde, schuilt het antwoord in de vacht van de beer. Aan het onzichtbare, ultraviolette uiteinde van het spectrum houden de haren van de vacht 90 procent van het ultraviolette licht gevangen en geven het door aan de zwarte huid eronder, waardoor de beer wordt verwarmd. In het noordpoolgebied, waar de temperatuur vaak daalt tot -29 °C, is het vermogen van de vacht om zijn eigenaar warm te houden opmerkelijk. Daarentegen zijn de gebruikelijke zonnecollectoren op daken heel wat minder efficiënt. In feite schat Kowalski dat de zonnepanelen van menselijke makelij 50 procent efficiënter gemaakt zouden kunnen worden door de principes van de ijsberevacht toe te passen.
In het zichtbare deel van het spectrum gedragen de haren op de vacht zich precies omgekeerd; ze weerkaatsen 90 procent van het licht. Dat geeft de beer zijn verblindend witte uiterlijk, ondanks het feit dat de afzonderlijke haren op zich niet echt wit zijn maar doorzichtig en pigmentloos. Het witte van de vacht stelt de beer in staat ongezien in het sneeuwlandschap van de noordpool op jacht te gaan. Enkele waarnemers hebben ijsberen zelfs hun zwarte neus zien bedekken bij het besluipen van hun prooi, alsof ze zich bewust waren van de noodzaak helemaal in de sneeuw op te gaan.
De vacht van de ijsbeer voldoet dan ook volmaakt aan twee van de essentiële behoeften van het dier: wit lijken en warm blijven. Het is dus geen wonder dat de natuurkundige Grojean de vacht prees als een „fantastisch staaltje van techniek”. Al met al getuigt dit unieke en indrukwekkende dier van de wijsheid van zijn Schepper.