De jezuïeten — ’Alles voor alle soorten van mensen’?
Door Ontwaakt!-correspondent in Spanje
DE JEZUÏETENORDE heeft nooit naar een reputatie van toegeeflijkheid gestreefd. De pauselijke bul waarmee in 1540 de Sociëteit van Jezus werd gesticht, droeg de titel: „Voor het bestuur van de Strijdende Kerk”.a Toentertijd scheen deze nieuwe strijdende orde geknipt voor het verdedigen van het katholicisme in de religieuze conflicten die er gaande waren.
Hoewel Ignatius van Loyola zijn volgelingen aanspoorde om „te strijden . . . onder de banier van het kruis”, gaf hij hun ook opdracht om ’alles voor alle soorten van mensen’ te zijn. De jezuïeten geloofden dat als zij zich aan dat laatste hielden, zij het eerste beter konden vervullen; plooibaarheid zou de sleutel zijn die vele deuren zou openen.
Al gauw waren inschikkelijke en geleerde jezuïeten in trek als onderwijzers en staatslieden, als hovelingen en biechtvaders. Misschien gingen zij verder dan Loyola had bedoeld. Succes op menig gebied — vooral politiek — bracht hun geld en macht, maar het zaaide ook de zaden van onheil.
In 1773 ontbond paus Clemens XIV, gezwicht voor de druk van Frankrijk, Portugal en Spanje, de jezuïetenorde „voor alle eeuwigheid”. De beweegreden? „Het grondvesten van werkelijke en blijvende vrede binnen de Kerk.” Wegens hun politieke invloed waren de jezuïeten een bron van problemen geworden. Hoewel dit pauselijke besluit 41 jaar later herroepen werd, hebben de jezuïeten nooit meer hun prominentie van vroeger herwonnen.
De jezuïetenorde, die thans wereldwijd zo’n 23.000 leden telt, is nog altijd het middelpunt van katholieke controversen, of het nu om de bevrijdingstheologie gaat, om priesters in de politiek of om geboortenregeling. Hun non-conformisme heeft tot pauselijk misnoegen geleid. In 1981 negeerde paus Johannes Paulus II de jezuïtische verkiezingsprocedure om een man van zijn eigen keus als hun generaal te kunnen installeren.
De afgelopen paar jaren heeft de paus zich steeds meer tot de aanhangers van Opus Deib gewend als het conservatieve bolwerk voor zijn Kerk. Maar de jezuïeten zijn niet een gewone katholieke orde. Waarom hebben zij altijd, zelfs onder de katholieken, tot zo veel controverse aanleiding gegeven? Hebben zij naar hun naam — de Sociëteit van Jezus — geleefd? Wat is precies hun opdracht?
Mannen met een opdracht
In aanvang was het Loyola’s bedoeling dat zijn kleine groep de bevolking van het Heilige Land zou bekeren. Maar door de gebeurtenissen in de zestiende eeuw werden zij in een andere richting gestuurd. Het protestantse schisma ondermijnde de roomse kerk en er werden nieuwe vaarroutes naar het Oosten en Amerika geopend. De jezuïeten kozen dus een tweeledige opdracht — het bestrijden van de „ketterij” binnen de christenheid en de leiding nemen bij het bekeren van de niet-katholieke wereld. De taak die zij zichzelf oplegden was immens en hun aantal klein, dus bepaalde Loyola dat iedere jezuïet goed onderlegd moest zijn.
Hij stelde de vier jezuïtische geloften in, werkte een reeks geestelijke oefeningen voor novicen uit en stelde de constituties, of de jezuïtische gedragscode, op. (Zie kader.) Absolute gehoorzaamheid aan de Kerk was hun wachtwoord. Francis Xavier, een van Loyola’s eerste volgelingen, zei: „Ik zou zelfs niet in de Evangeliën geloven als de Heilige Kerk het zou verbieden.” Niets mocht hen ervan weerhouden hun opdracht te vervullen. „Vecht voor de zielen waar jullie hen ook maar vinden en met alle middelen die tot jullie beschikking staan”, zei Loyola tegen zijn mannen. Wat waren de middelen waar zij over konden beschikken?
Het keren van het protestantse tij
Onderwijs en de biechtstoel waren de belangrijkste wapens van de jezuïeten om de toenemende macht van het protestantisme te bestrijden. Zij ontdekten bijna per toeval dat zij met hun pasopgerichte kwaliteitsscholen de koningen en edelen veel doeltreffender het katholicisme konden bijbrengen dan door predikingsveldtochten. En in de zestiende eeuw had de adel de macht om de religie van hun domein te bepalen.c
Loyola zelf merkte op dat „het goede dat de orde kan doen om de roomse zaak te bevorderen minder afhangt van prediken dan van onderwijzen op onze colleges”. Op de elitaire jezuïetenscholen werden veel van de toekomstige Europese heersers onderwezen en geïndoctrineerd die, toen zij eenmaal aan de macht kwamen, geneigd waren de protestanten te onderdrukken. Dit aanvankelijke succes werd versterkt door een nieuwe benadering van de biecht. De historicus Paul Johnson legt uit: „In de biechtstoel hadden de jezuïeten en hun machtige biechtelingen een advocaat-cliënt-relatie.” Het is niet verwonderlijk dat de nieuwe benadering populairder was. Weldra hadden veel Europese monarchen hun eigen jezuïetenbiechtvaders, die erin uitblonken alles te zijn voor alle soorten van invloedrijke mannen die zij van advies dienden.
Jezuïetenbiechtvaders waren toegeeflijk in zaken van moraliteit maar onverbiddelijk als zij met „ketters” te maken hadden. Een jezuïetenbiechtvader van de Franse koning Lodewijk XV raadde de koning „in het belang van het fatsoen” aan een verborgen trap tussen zijn slaapkamer en die van zijn maîtresse te installeren. Aan de andere kant werd zijn overgrootvader, Lodewijk XIV, door zijn jezuïetenbiechtvader overreed om het Edict van Nantes (een wet die Franse protestanten, de hugenoten, beperkte godsdienstvrijheid toestond) op te heffen. Deze stap ontketende een golf van terreur tegen de hugenoten, van wie vele werden afgeslacht.
Paul Johnson merkt in zijn boek A History of Christianity op: „De jezuïeten werden bovenal in brede kring vereenzelvigd met de zienswijze dat de morele code op de een of andere manier buiten werking gesteld kon worden als katholieke belangen in gevaar waren. . . . De jezuïeten waren een treffend voorbeeld van een zeer ontwikkelde en sterk gemotiveerde elite die toeliet dat de spanningen van een religieus conflict hun morele waarden vertroebelden.”
Ondanks — of misschien wegens — hun ambivalente morele scrupules hebben de jezuïeten een belangrijke rol in de Contrareformatie gespeeld. Slechts 41 jaar na de stichting van hun orde schreef paus Gregorius XIII: „Op dit moment is er geen enkel machtiger instrument dat door God werd gemaakt om de ketters uit te roeien, dan uw heilige orde.” Plooibaarheid en invloed in hoge kringen waren succesvol gebleken bij het bestrijden van „ketterij”. Zouden er ook bekeerlingen door worden gewonnen?
Het aanpassingsvermogen van de jezuïeten
In het Oosten probeerden de jezuïeten, net als zij in Europa gewoon waren, de heersers en via hen hun onderdanen te bekeren. Bij het streven naar dit doel gehoorzaamden zij Loyola’s gebod om alles voor alle soorten van mensen te worden tot het uiterste. Roberto de Nobili, een zeventiende-eeuwse jezuïetenmissionaris in India, leefde als een brahmaan van hoge kaste om tot de heersende klasse te prediken. Om te vermijden dat hij zijn mede-brahmanen zou ontstemmen, presenteerde hij de onaanraakbaren van lage kaste met behulp van een stok de eucharistie of gewijde hostie van de mis.
Matteo Ricci werd voornamelijk wegens zijn gaven als wiskundige en astronoom een invloedrijk lid van het Chinese hof. Hij hield zijn religieuze overtuiging voor zich. Zijn jezuïtische opvolger aan het Ming-hof, Johann Adam Schall von Bell, opende zelfs een kanonnengieterij en leerde Chinese troepen de kanonnen (die naar katholieke „heiligen” waren genoemd) te bedienen. Om bekeerlingen te winnen stonden de jezuïeten de Chinese katholieken toe om hun voorouders te blijven aanbidden, een controversiële beslissing die uiteindelijk door de paus werd afgekeurd. Ondanks zo’n aanpassing bleven de heersers in zowel India als China ongelovig.
In Zuid-Amerika werd een koloniale aanpak uitgeprobeerd. In de ongekoloniseerde gebieden in de binnenlanden richtten zij autonome nederzettingen op waarin Guaraní-Indianen min of meer geregeerd werden door jezuïetenmissionarissen. In ruil daarvoor kregen de Indianen onderricht in landbouw, muziek en godsdienst. Deze nederzettingen, die op hun hoogtepunt 100.000 inboorlingen huisvestten, vielen uiteindelijk uit elkaar toen ze in conflict kwamen met Portugese en Spaanse commerciële belangen. Hoewel de jezuïeten een leger van 30.000 Indianen opleidden, dat op zijn minst één veldslag tegen de Portugezen leverde, werden de nederzettingen in 1766 verwoest en werden de jezuïeten gedeporteerd.
Door de eeuwen heen hebben veel afzonderlijke jezuïeten heldhaftige offers gebracht om de katholieke boodschap wijd en zijd te verbreiden. Sommigen stierven op een afschuwelijke wijze de marteldood wegens hun inspanningen, vooral in Japan, waar zij enig succes hadden voordat de shôgoen hun activiteiten verbood.d
Hoewel de jezuïeten vurig waren en een geest van zelfopoffering hadden, werden hun krachtsinspanningen om de wereld te bekeren voornamelijk door hun eigen intrigerende plannen gedwarsboomd.
Een politiek evangelie
Ondanks de problemen in het verleden schijnen twintigste-eeuwse jezuïeten niet genegen te zijn de politiek aan de politici over te laten. Niettemin is één ommekeer merkbaar geweest. Na eeuwenlang conservatieve, rechtse regeringen gesteund te hebben, is de hedendaagse jezuïet veel meer geneigd een revolutionaire zaak te steunen, vooral als hij in een ontwikkelingsland woont. Nicaragua is daar een goed voorbeeld van.
Toen de sandinisten in Nicaragua aan de macht kwamen, konden zij rekenen op de steun van Fernando Cardenal en Álvaro Argüello, twee vooraanstaande jezuïetenpriesters die regeringsposten aanvaardden. Argüello verdedigde zijn politieke ambt door te stellen dat „als iemand in Nicaragua niet aan de revolutie mee wil doen, hij beslist geen christen is. Om vandaag de dag christen te zijn, moet men ook een revolutionair zijn.” Het is begrijpelijk dat zo’n politiek evangelie veel oprechte mensen tegen de borst stuit.
Reeds in de jaren ’30 bekritiseerde Miguel de Unamuno y Jugo, een bekend Spaans filosoof, de inmenging van de jezuïeten in de politiek als iets wat strijdig was met de leerstellingen van Jezus. Hij schreef: „De jezuïeten . . . komen met dit oude verhaal over het sociale koninkrijk van Jezus Christus aan, en met die politieke ideologie willen zij politieke, economische en sociale problemen aanpakken. . . . Christus heeft niets te maken met socialisme noch met privé-eigendom. . . . Hij zei dat zijn koninkrijk niet van deze wereld was.”
Ook op leerstellig gebied hebben de hedendaagse jezuïeten de neiging revolutionair te zijn. Michael Buckley, een vooraanstaande Amerikaanse jezuïet, heeft in het openbaar kritiek geuit op de bepalingen van het Vaticaan betreffende vrouwelijke priesters. In El Salvador verdedigt Jon Sobrino de bevrijdingstheologie en de „invloed van Marx op de vorming van theologisch inzicht”. In 1989 voelde de generaal van de jezuïeten zich verplicht om een brief naar alle jezuïeten te sturen waarin zij bevel kregen zich te onthouden van kritiek op de Vaticaanse bepalingen betreffende anticonceptie.
Kan er met het oog op de huidige en vroegere reputatie van de jezuïeten werkelijk gezegd worden dat zij een sociëteit of gemeenschap van Jezus zijn?
Een ware gemeenschap van Jezus?
Jezus zei: „Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied” (Johannes 15:14). Een ware vriend en volgeling van Jezus is aan God en aan Christus absolute gehoorzaamheid verplicht en aan niemand anders (Handelingen 5:29). Mensen meer te gehoorzamen dan God leidt onvermijdelijk tot misbruik en politisering van Christus’ boodschap.
Ongetwijfeld hebben de jezuïeten in hun strijd tegen het protestantisme enkele ronden gewonnen. Maar tegen welke prijs? Succes hing meer af van politieke intrige dan van naastenliefde. Met hun evangelisatie verbreidden zij een evangelieboodschap die bezoedeld was met politieke ideeën en ambities. Hoewel de jezuïeten zich ten doel hadden gesteld de wereld te bekeren, werden zij daar een deel van. Was dat wat Jezus verlangde?
Jezus zei over zijn ware discipelen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Het is waar dat de apostel Paulus „voor allen . . . van alles” is geworden (1 Korinthiërs 9:22, Petrus-Canisiusvertaling). Maar dit betekende dat hij zijn boodschap aan zijn toehoorders aanpaste, niet dat hij een compromis sloot ten aanzien van christelijke beginselen om bekeerlingen te maken of politieke invloed uit te oefenen.
Het was Loyola’s bedoeling dat de jezuïeten zich als navolgers van Jezus Christus aan de wereld zouden presenteren, maar dit beeld is door politiek en spitsvondigheid aangetast. Zij zijn ’alles voor alle soorten van mensen’ geworden, maar zij hebben niet „alle dingen tot Gods heerlijkheid” gedaan. — 1 Korinthiërs 10:31.
[Voetnoten]
a De Sociëteit van Jezus is de naam die Ignatius van Loyola, de Spaanse stichter ervan, aan de orde gaf. Het waren de protestanten die de term „jezuïeten” hebben bedacht, de naam waaronder deze orde algemeen bekend is.
b Letterlijk uit het Latijn voor „Gods Werk”. Het is een organisatie die voornamelijk uit invloedrijke katholieken bestaat en in 1928 door de katholieke priester José María Escrivá in Spanje werd opgericht.
c De Godsdienstvrede van Augsburg in 1555 stelde de regel in die in het Latijn wordt geformuleerd als cuius regio eius religio (wiens gebied, diens godsdienst).
d Als vergelding voor een Spaans dreigement dat conquistadores de missionarissen zouden volgen, executeerde de Japanse shôgoen Hidèjosji een aantal jezuïeten en franciscanen. Een plan van de jezuïeten om China met de hulp van Filippijnse en Japanse vrijwilligers te veroveren, heeft ongetwijfeld de achterdocht met betrekking tot de beweegredenen van de jezuïeten in Japan aangewakkerd. Het officiële verbod, dat in 1614 kwam, noemde in het bijzonder de vrees dat het doel van de katholieken was „de regering van het land te veranderen en het land in bezit te nemen”.
[Kader/Illustratie op blz. 12]
De vorming van een jezuïet
De vier geloften. Er zijn drie primaire geloften: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Na twaalf jaar legt de jezuïet zijn vierde gelofte af door plechtig te beloven „gehoorzaam te zijn aan elke opdracht van de paus van Rome”.
De Geestelijke Oefeningen is een handleiding die een programma uiteenzet voor vier weken meditatie die de novice een levenslange toewijding aan de jezuïtische zaak moeten bijbrengen.
Tijdens de eerste week maakt de deelnemer zich — met al zijn zintuigen — een voorstelling van de folteringen in de hel. In de tweede week moet hij beslissen of hij toetreedt als jezuïet. De derde week is gewijd aan uitvoerige meditatie over het lijden en de dood van Jezus, en de laatste week wordt gereserveerd voor „het beleven” van Christus’ opstanding.
Er worden stapsgewijze instructies verschaft. In de eerste week bijvoorbeeld krijgt de novice opdracht „de rook, de zwavel, de vieze stank en het bederf in de hel te ruiken” en „te voelen hoe de ziel een prooi van de vlammen wordt en erdoor wordt verteerd”.
De Constituties is een op de talmoed gelijkend boek met regels en voorschriften die opgesteld zijn door Ignatius van Loyola. De jezuïet wordt onder andere geleerd hoe hij zijn handen moet houden, hoe hij iemand die autoriteit heeft, moet aankijken en waarom hij het moet vermijden zijn neus op te trekken.
De Constituties legt bovenal de nadruk op de absolute gehoorzaamheid van de jezuïet aan zijn superieuren: „De ondergeschikte is als een kadaver in de handen van zijn superieur.”
[Kader/Illustratie op blz. 15]
Waarom een jezuïet een van Jehovah’s Getuigen werd
Tijdens mijn werk in de arme parochies van Bolivia begon ik twijfels te krijgen. In eerste instantie betroffen die niet de Kerk maar haar vertegenwoordigers. Zo moest ik elke maand de plaatselijke bisschop een bepaald percentage overhandigen van de collectes en ontvangen betalingen voor speciale missen, huwelijksvoltrekkingen, begrafenissen, enzovoort. Daar mijn parochie arm was, was het deel voor de bisschop nooit erg indrukwekkend. Ik was altijd pijnlijk getroffen als hij de envelop openmaakte en verachtelijk zei: „Is dit de miserabele bijdrage die je me brengt?” Klaarblijkelijk telden de ’twee penningen van de weduwe’ niet bij hem. — Lukas 21:1-4, PC.
Nog een factor die mij stoorde, was de bereidheid van de hiërarchie om plaatselijke heidense ideeën en gebruiken te accepteren en toe te laten bij de aanbidding van de Cristo de la Vera-Cruz (de Christus van het Ware Kruis), het beeld dat in mijn parochiekerk stond. In veel gevallen waren de praktijken een volslagen manifestatie van demonisch fanatisme. Bovendien gingen deze religieuze feesten vaak met dronkenschap gepaard, maar er werd geen officiële stem tegen dit heidense bacchanaal verheven.
Ik raakte ervan overtuigd dat de Katholieke Kerk in de loop der eeuwen van de bijbelse waarheid was afgeweken en die had vervangen door menselijke overleveringen en filosofie, en dat het niet alleen mensen waren, de personen op zich, die te kort schoten. Ik besefte dan ook dat ik in mijn hart geen katholiek meer was. — Verteld door Julio Iniesta García.e
[Voetnoot]
e Zie voor zijn volledige verhaal De Wachttoren van 15 februari 1983.
[Illustraties op blz. 11]
De stichter van de jezuïetenorde, Ignatius van Loyola, en zijn heiligdom in Spanje
[Illustratie op blz. 13]
Wegens hun reputatie van politieke intrige werden de jezuïeten in 1767 uit Spanje verdreven