Opgeleid om te doden, bied ik nu het leven aan
„Terroristen houden gijzelaars vast in huis in Noord-Israël.”
IK WAS met weekendverlof en kampeerde bij de Zee van Galilea toen ik het nieuws over de radio hoorde. Ik wist heel goed wat die woorden betekenden. Ik was officier bij een speciale eenheid van het Israëlische leger die getraind was om bij terreurdaden ingezet te worden. Ik wist ook dat ik een van degenen moest zijn die naar binnen zouden dringen, de terroristen zouden doden en de gijzelaars bevrijden. Zonder aarzeling sprong ik in mijn auto en haastte mij erheen.
Omdat officieren in het Israëlische leger altijd hun mannen voorgaan, wist ik dat ik bij de eersten zou zijn die tegenover de terroristen kwamen te staan, maar de gedachte aan gedood worden of gewond raken, kon mij niet tegenhouden. Ik arriveerde er net een paar minuten nadat mijn vrienden in onze eenheid de klus hadden geklaard, de vijf terroristen hadden gedood en de gijzelaars hadden bevrijd. Ik was danig teleurgesteld dat ik die actie had gemist.
Waarom had ik die instelling? Omdat ik erg nationalistisch was, en ik wilde mijn liefde voor mijn land bewijzen. Maar hoe was ik bij deze gespecialiseerde anti-terreureenheid terechtgekomen?
Ik ben in 1958 geboren in Tiberias, in Israël, en grootgebracht in een zeer nationalistisch gezin. Ik geloofde dat mijn land het altijd bij het rechte eind had. Toen ik in 1977 in het leger ging, gaf ik dan ook te kennen bij de meest professionele gevechtseenheid in het Israëlische leger te willen dienen. Slechts een zeer klein percentage van de aanvragers mag een begin maken met de uitermate zware training. Niet allen weten die te voltooien, en vervolgens worden er dan nog maar een paar uitgekozen om officier te worden. Ik was een van hen.
Mijn succes was werkelijk een weerspiegeling van mijn liefde voor mijn land. Ik had reden om trots op mijzelf te zijn. Per slot was ik officier bij een speciale gevechtseenheid die dingen deed die de man in de straat haast niet te zien krijgt, zelfs niet in de bioscoop. Het succes, de roem en de geheimzinnigheid gingen echter gepaard met een geestelijke leegte die steeds groter werd, totdat ik ging beseffen dat het leven meer te betekenen moest hebben. Na ruim vier behoorlijk zware jaren verliet ik dan ook het leger om te gaan reizen en de wereld te zien.
Waarom ik Israël verliet
Mijn reis door de wereld kwam tot een eind toen ik, in Thailand, Kunlaya ontmoette, mijn toekomstige vrouw, die toen kunst studeerde aan de Universiteit van Bangkok. Geen van ons had al aan trouwen gedacht, maar onze liefde was sterker dan wij beseften. Kunlaya zette dus een punt achter haar studie, ik maakte een eind aan mijn reis, en wij besloten ons leven met elkaar te gaan delen. Waar? In Israël natuurlijk. „Ik moet mijn land helpen verdedigen”, zei ik tegen haar.
In Israël kan een joodse man alleen met een jodin trouwen; ik besefte dus maar al te goed dat Kunlaya, die destijds boeddhiste was, tot het judaïsme moest overgaan, iets waar zij graag toe bereid was. Maar de religieuze joden die voor zo’n overgang verantwoordelijk waren, wilden haar niet accepteren. Tot wie wij ons ook wendden om hulp, wij kregen overal dezelfde negatieve reactie: „Iemand als jij moet een leuk joods meisje zoeken en niet met deze niet-joodse trouwen.” Kunlaya was niet alleen niet-joods maar ook nog van een ander ras.
Na zes maanden proberen werden wij tenslotte voor het religieuze hof genodigd om geïnterviewd te worden door drie rabbijnen, die zouden bepalen of Kunlaya tot het judaïsme zou kunnen overgaan of niet. Het bleek erop neer te komen dat ik berispt werd om mijn idee een niet-joodse te willen trouwen. Zij zeiden mij haar naar huis te sturen. „Waarom neem je haar niet als je slavin!”, opperde toen een rabbijn. Zij verwierpen onze aanvraag.
Ik had er genoeg van. Terwijl zij nog aan het woord waren, nam ik Kunlaya bij de hand en verliet de zaal, verklarend dat Kunlaya nooit joods zou worden ook al zou het mogen en dat ik het niet wilde blijven. ’Een religie die mensen op deze manier behandelt, is toch niets waard!’, dacht ik bij mijzelf. Nu ik mijn beslissing had genomen, werden er speciale pogingen in het werk gesteld om ons van elkaar te scheiden. Zelfs mijn lieve ouders werden in dit alles meegezogen door sterke religieuze gevoelens en door de druk die op ons werd uitgeoefend om elkaar te verlaten.
Ondertussen was de oorlog in Libanon tussen de Israëlische troepen en de Palestijnse guerrilla’s begonnen. Ik werd uiteraard opgeroepen om aan de strijd deel te nemen, en terwijl ik diep in vijandelijk gebied mijn nek waagde voor mijn land, werd Kunlaya’s paspoort ingenomen en werd haar gevraagd het land te verlaten. Dit maakte allemaal deel uit van de moeite die werd gedaan om ons uit elkaar te krijgen. Zodra ik vernam wat er gebeurd was, stierf mijn liefde voor mijn land. Voor het eerst ging ik mij realiseren wat nationalisme eigenlijk is. Ik was bereid geweest zo veel voor mijn land te geven, en nu mocht ik niet eens trouwen met de vrouw van wie ik hield! Ik voelde mij erg gekwetst en verraden. Wat mij betrof, als zij Kunlaya kwijt wilden, raakten zij mij ook kwijt. Ervoor vechten die zaak te winnen, betekende dus in feite vechten voor mijn eigen plaats in Israël, iets waartoe ik niet bereid was.
Wij hadden geen andere keus dan het vliegtuig te nemen en elders te trouwen en dan naar Israël terug te keren voor de laatste regelingen alvorens het land te verlaten. Wij verlieten Israël in november 1983, maar sloten eerst vrede met mijn ouders. Ik had altijd al de huichelachtigheid in religie als de voornaamste oorzaak van onze moeilijkheden beschouwd, maar ik was nooit eerder zo ver van religie af geraakt als toen.
De waarheid omtrent de Messias gevonden
Wij waren erg verrast te vernemen dat een bijzondere immigratiewet verhinderde dat wij in het land van mijn vrouw gingen wonen. Wij moesten in een derde land een bestaan zien te vinden! Onze eerste zoon werd in Australië geboren, maar daar konden wij ook niet blijven. Wij bleven van land naar land trekken. Er waren al twee jaar verstreken en geleidelijk begonnen wij de hoop te verliezen dat wij een plek zouden vinden waar wij ons blijvend zouden kunnen vestigen. In oktober 1985 belandden wij in Nieuw-Zeeland. ’Weer zo’n land dat wij straks weer achter ons hebben gelaten’, dachten wij terwijl wij met ons elf maanden oude zoontje noordwaarts liftten. Maar wij hadden het helemaal mis!
Op een avond werden wij te eten genodigd bij een sympathiek echtpaar. Na ons verhaal gehoord te hebben bood de vrouw aan ons te helpen bij het aanvragen van een permanente verblijfsvergunning voor Nieuw-Zeeland. De volgende dag, net voordat wij afscheid namen, gaf zij mij een klein boek getiteld Het Nieuwe Testament (de Griekse Geschriften). „Lees het”, zei ze. „Alle schrijvers ervan waren joden.” Terwijl ik het in mijn tas stopte, beloofde ik er aandacht aan te zullen besteden. Ik had geen idee wat er in dat boek stond — joden lezen gewoonlijk geen christelijke lectuur. Later kochten wij een oude auto en trokken naar het zuiden, waarbij de auto ons huis was.
Bij een van onze stops herinnerde ik mij wat ik beloofd had. Ik haalde het boek te voorschijn en begon het te lezen. Ik merkte dat ik dingen te weten kwam over de man aan wie ik, naar wat het joodse geloof mij had onderwezen, een hekel moest hebben, ja, die ik zelfs moest verafschuwen. Ik was verrast te lezen dat Jezus het grootste deel van zijn leven had doorgebracht waar ik mijn leven grotendeels had doorgebracht, rond de Zee van Galilea. Nog meer was ik verrast te ontdekken wat de dingen waren die hij had gezegd. Nooit had ik iemand zo horen spreken.
Ik probeerde redenen te vinden om kritiek op die man te hebben, maar dat kon ik niet. In plaats daarvan vond ik dat wat hij leerde gewoon schitterend, en hoe meer ik over hem las, hoe meer ik mij afvroeg waarom joden tegen mij over hem gelogen hadden. Ik begon in te zien dat ik, al was ik dan nooit religieus geweest, evenzeer door de godsdienst als door het nationalisme gehersenspoeld was geweest. Ik vroeg mij af: ’Waarom haten de joden hem zo?’
Mijn vraag werd ten dele beantwoord toen ik hoofdstuk 23 in Mattheüs las. Ik sprong letterlijk uit mijn stoel toen ik las hoe Jezus moedig de huichelachtigheid en het boosaardige gedrag van de joodse religieuze leiders van zijn dagen aan de kaak stelde. ’Er is niets veranderd’, dacht ik. ’Deze woorden van Jezus zijn volledig op de joodse religieuze leiders van nu van toepassing. Ik heb het zelf gezien en ondervonden!’ Ik kon niet anders dan diep respect hebben voor deze man die onbevreesd de waarheid sprak. Ik was niet op zoek naar een andere religie, maar ik kon de kracht van Jezus’ onderwijs niet negeren.
Het horen van de naam Jehovah
Ik had ongeveer de helft van de Griekse Geschriften uitgelezen toen wij bij Milford Sound, in het fjordengebied van Nieuw-Zeelands Zuideiland, arriveerden. Wij parkeerden onze auto naast een andere waar een Aziatische vrouw bij zat. Mijn vrouw begon met haar te praten. Toen haar Britse man kwam, vertelden wij hun kort ons relaas. Daarop begon de man ons te vertellen dat God in de nabije toekomst de huidige regeringen zal vernietigen en Zijn regering over een rechtvaardige wereld zal laten regeren. Hoewel het mij goed in de oren klonk, dacht ik: ’Deze man is een dromer.’
De man ging verder en vertelde ons van de religieuze huichelarij en de onjuiste leringen van de kerken van de christenheid. Toen zei zijn vrouw: „Wij zijn Jehovah’s Getuigen.” De gedachte schoot door me heen: ’Wat hebben deze niet-joden van doen met de God van de joden? En met die naam Jehovah!’ Ik kende de naam, maar dit was de eerste keer dat ik hem had horen uitspreken. Joden mogen die naam niet uitspreken. Het echtpaar gaf ons hun adres en wat bijbelse lectuur, en wij vertrokken. Wij hadden geen flauw idee dat deze ontmoeting ons leven zou veranderen.
Wij vinden de waarheid
Twee weken later waren wij in Christchurch. Er werden regelingen getroffen dat wij konden verblijven — en zouden meehelpen — op een schapenfarm die bezit was van leden van een pinksterkerk. Op de farm las ik de Griekse Geschriften uit en begon ik aan een tweede keer. Ik merkte op hoe vanzelfsprekend Gods bestaan voor Jezus was. Voor het eerst van mijn leven vroeg ik mij af: ’Bestaat God werkelijk?’ Ik begon naar het antwoord te zoeken. Ik kon een exemplaar van de hele bijbel in mijn eigen taal, het Hebreeuws, bemachtigen en begon die te lezen om meer te weten te komen over Jehovah, degene die er aanspraak op maakt de Almachtige God te zijn.
Mijn vrouw en ik kwamen al snel tot het besef dat de leringen die wij van de eigenaars van de farm leerden, niet in overeenstemming waren met wat wij in onze bijbel lazen. En hun gedrag evenmin. Ja, op een gegeven moment waren wij zo van streek vanwege de manier waarop wij op de farm werden behandeld, dat ik er een brief over schreef aan de vrouw die ons de Griekse Geschriften had gegeven. „Tot nu toe heeft God ons, denk ik, laten zien welk ’christendom’ niet het echte is, en als God werkelijk bestaat, zal hij ons nu het echte christendom laten zien.” Ik schreef dat zonder te beseffen hoe waar het was. Ik herinnerde mij toen wat die twee Getuigen ons hadden verteld over de huichelarij van de kerken. Wij besloten weer een ontmoeting met de Getuigen te hebben.
Dat echtpaar zorgde ervoor dat een paar dagen later twee andere getuigen van Jehovah die dichtbij woonden, ons kwamen opzoeken. Zij nodigden ons uit voor een maaltijd. Bij hen thuis spraken wij over de bijbel en wij genoten van wat wij hoorden. De volgende dag waren wij opnieuw uitgenodigd en hadden weer een lange discussie. Wat zij ons uit de bijbel lieten zien was zo logisch en begrijpelijk, dat zowel mijn vrouw als ik het gevoel hadden dat wij iets schitterends, ja, de waarheid hadden ontdekt!
Wij konden er die avond haast niet toe komen naar bed te gaan. Wij wisten dat het leven niet meer hetzelfde zou zijn. Ik begon aan U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, een boek dat is uitgegeven door de Getuigen, en terwijl ik het las, had ik het idee dat ik blind was geweest maar nu kon zien! Ik kon het doel van het leven begrijpen, waarom de mens op aarde is geplaatst, waarom wij sterven, waarom God zo veel lijden toelaat, en hoe wereldgebeurtenissen de vervulling vormen van bijbelprofetieën. Ik leende zo veel mogelijk boeken van Jehovah’s Getuigen en las er uren in. Het viel mij niet moeilijk de onjuistheid van de leerstellingen van de Drieëenheid, het hellevuur en de onsterfelijkheid van de ziel in te zien. Ik genoot van de logica en de krachtige bijbelse argumentatie in de publikaties.
Bijbels en gelovigen vergelijken
De eigenaars van de farm probeerden ons van het studeren met Jehovah’s Getuigen af te brengen. „Zij hebben een andere bijbel, een onjuiste vertaling”, vertelden zij ons. „Dat zal ik dan moeten uitzoeken”, zei ik. Ik leende een aantal bijbelvertalingen van de farmeigenaars en bemachtigde ook een exemplaar van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift en vergeleek ze allemaal met een exemplaar van de bijbel in het Hebreeuws. Ik was opgetogen toen ik ontdekte dat de Nieuwe-Wereldvertaling de nauwkeurigste en getrouwste vertaling was. Mijn vertrouwen in de publikaties van het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap nam toe.
De eerste keer dat wij een vergadering in de Koninkrijkszaal bijwoonden, begrepen wij niet alles wat er besproken werd, maar wij hadden geen moeite met de geweldige liefde die ons door de gemeente werd betoond. Wij waren ervan onder de indruk dat de naam Jehovah zo vaak werd genoemd. „Jehovah, Jehovah”, zei ik op de terugweg steeds weer. „Het is niet meer alleen maar ’God’, het is ’Jehovah God’”, zei ik tegen mijn vrouw.
Uiteindelijk verhuisden wij naar Christchurch om meer contact met Jehovah’s Getuigen te hebben en om alle vergaderingen te kunnen bijwonen. De publikatie Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? nam alle twijfel in mijn geest weg dat Jehovah God inderdaad bestaat en dat hij de Schepper is.
Wij komen in contact met Palestijnse broeders
Na contact te hebben gelegd met het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Israël, ontving ik enkele brieven van Getuigen daar. Een van de brieven kwam van een Palestijnse op de Westelijke Jordaanoever en haar beginwoorden waren: „Mijn broeder Rami”. Ik vond dat ongelofelijk, omdat Palestijnen mijn vijanden waren, en hier had je er een die mij „Mijn broeder” noemde. Ik begon te beseffen wat een unieke wereldomvattende liefde en eenheid er onder Jehovah’s Getuigen bestaat. Ik las dat gedurende de Tweede Wereldoorlog Jehovah’s Getuigen in Duitsland in concentratiekampen werden gestopt en daar lijden ondergingen en terechtgesteld werden omdat zij zich niet wilden laten opleiden om hun geestelijke broeders in andere landen te bevechten. Ja, dit is wat ik van ware volgelingen van Jezus verwachtte. — Johannes 13:34, 35; 1 Johannes 3:16.
Wij bleven vorderingen maken in onze studie. Ondertussen verleende het Nieuwzeelandse immigratiebureau ons toestemming om daar permanent te wonen, wat ons ook vreugde schonk. Nu konden wij ons gaan settelen en Jehovah aanbidden in een van de mooiste landen ter wereld.
Mijn ouders aanvaarden de waarheid
Natuurlijk begon ik zodra wij deze prachtige bijbelse waarheden leerden kennen, mijn ouders daarover te schrijven. Zij hadden al de wens te kennen gegeven ons te komen opzoeken. „Ik heb iets gevonden waarvan de waarde gewoon niet in geld uit te drukken is”, schreef ik, hun verwachting opbouwend. Zij kwamen eind 1987 in Nieuw-Zeeland aan en wij begonnen bijna onmiddellijk over de waarheid van de bijbel te praten. Mijn vader dacht dat ik mijn verstand had verloren omdat ik in Jezus geloofde, en hij deed erg zijn best om te bewijzen dat ik het mis had. Wij hadden haast elke dag heftige disputen. Mettertijd werden dat echter discussies, en de discussies werden een bijbelstudie. Daarbij kwam dan het effect van de oprechte liefde die de Getuigen hun betoonden, en mijn ouders zagen de schoonheid en de logica van de waarheid.
Wat was ik blij mijn ouders bevrijd te zien worden van de knechtschap aan valse religie en later eveneens van het nationalisme! Na een bezoek van vier maanden gingen zij met de waarheid terug naar hun woonplaats aan de Zee van Galilea. Daar zetten zij hun studie voort met twee Getuigen uit de dichtstbijzijnde gemeente, 65 kilometer daarvandaan. Zij begonnen al gauw anderen over Jehovah en zijn Woord te vertellen. Een paar dagen voor de Golfoorlog begon, symboliseerden zij hun opdracht aan Jehovah.
Intussen hadden mijn vrouw en ik ons bij de wereldwijde familie van Jehovah’s Getuigen aangesloten toen wij onze opdracht aan Jehovah God in juni 1988 in het openbaar symboliseerden. Ik wist heel goed dat er voor mij maar één manier was om Jehovah te dienen, en dat was als volle-tijdbedienaar, en ik greep dus de allereerste gelegenheid aan om in de volle-tijddienst te gaan. Nooit zal ik vergeten hoeveel ik voor mijn land overhad, dat ik zelfs bereid was mijn leven te riskeren. Hoeveel te meer zou ik dat dan niet voor Jehovah God moeten overhebben, van wie ik weet dat hij me nooit zal laten vallen! — Hebreeën 6:10.
Wij danken Jehovah voor de onvoorstelbare hoop die hij ons schenkt, de hoop dat spoedig de aarde een prachtige woonplaats zal zijn voor degenen die werkelijk rechtvaardigheid liefhebben — een woonplaats die vrij zal zijn van nationalisme en valse religie, en dus vrij van oorlog, lijden en onrecht (Psalm 46:8, 9). — Verteld door Rami Oved.
[Kaart op blz. 17]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
LIBANON
SYRIË
ISRAËL
Tiberias
Bezette gebieden
Jericho
Jeruzalem
Gazastrook
JORDANIË
[Illustratie op blz. 18]
Rami Oved met zijn gezin nu