De zienswijze van de bijbel
Kunnen ware christenen goddelijke bescherming verwachten?
VOOR het brengen van hulpgoederen naar medegelovigen reisden christenen, na gebeden te hebben, in konvooi door een door oorlog verscheurd gebied waar zij grote kans liepen gedood te worden. Zij kwamen er veilig doorheen, tot grote verbazing van de strijdende legers. Had Gods engel hen beschermd?
Een christelijk echtpaar dat jarenlang in Gods dienst had gestaan, kwam om het leven toen daar waar zij van huis tot huis predikten een vliegtuig neerstortte. Waarom heeft Gods engel op dat specifieke moment hen of het vliegtuig niet ergens anders heen gedirigeerd? — Vergelijk Handelingen 8:26.
Als wij deze gebeurtenissen vergelijken, zouden wij ons kunnen afvragen: Waarom sterven sommige christenen terwijl zij Gods wil aan het doen zijn, terwijl andere, vaak in zeer gevaarlijke omstandigheden, in leven blijven? Kunnen christenen goddelijke bescherming verwachten, vooral in deze kritieke „laatste dagen”? — 2 Timotheüs 3:1.
Het doel van goddelijke bescherming
Jehovah God heeft beloofd dat hij zijn volk zal zegenen en beschermen (Exodus 19:3-6; Jesaja 54:17). Dat deed hij in wel heel opmerkelijke mate in de eerste eeuw, toen de christelijke gemeente nog in de kinderschoenen stond. Er gebeurde een overvloed aan wonderen van allerlei aard. Jezus vermeerderde voedsel om duizenden mensen te voeden; hij en zijn volgelingen genazen allerlei ziekten en gebreken, dreven bij bezetenen bovenmenselijke geesten uit en wekten zelfs de doden op. Onder goddelijke leiding groeide de jonge gemeente en kreeg ze een stevige basis. Maar ondanks al Gods duidelijke steun stierven veel getrouwe christenen wat een voortijdige dood genoemd zou kunnen worden. — Vergelijk Psalm 90:10.
Neem nu eens het geval van Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij waren tot apostel gekozen en behoorden, samen met Petrus, tot Christus’ beste vrienden.a Maar Jakobus stierf in het jaar 44 G.T. de marteldood, terwijl zijn broer Johannes aan het einde van de eerste eeuw nog in leven was. Beiden deden duidelijk Gods wil. Waarom werd toegelaten dat Jakobus stierf, terwijl Johannes in leven bleef?
De Almachtige God was beslist bij machte Jakobus’ leven te redden. Ja, kort na Jakobus’ marteldood werd Petrus door Jehovah’s engel van de dood gered. Waarom had de engel Jakobus niet bevrijd? — Handelingen 12:1-11.
Gebruikt bij de verwezenlijking van Gods voornemen
Om te begrijpen waarom goddelijke bescherming wordt verleend, moeten wij begrijpen dat het niet simpelweg gebeurt om het personen mogelijk te maken langer te leven, maar om iets te beschermen wat veel belangrijker is, de verwezenlijking van Gods voornemen. Zo wordt de overleving van de christelijke gemeente als geheel gegarandeerd omdat ze nauw verband houdt met de vervulling van dat voornemen. Christus vertelde zijn discipelen echter onomwonden dat zij als individu wegens hun geloof misschien de dood onder de ogen zouden moeten zien. Na dit vermeld te hebben, beklemtoonde Jezus niet wonderbare bevrijding maar ’volharding tot het einde’ (Mattheüs 24:9, 13). Het feit dat sommige personen werden beschermd maar andere niet, wil niet zeggen dat God partijdig is. God heeft eenvoudig de persoon gebruikt die in de beste positie verkeerde om zijn voornemen, dat uiteindelijk de hele mensheid ten goede zal komen, te volbrengen.
Daar een voortijdige dood in Gods dienst een reële mogelijkheid is, moeten christenen dezelfde evenwichtige instelling hebben als de drie getrouwe Hebreeën die ter dood werden veroordeeld omdat zij God aanbaden. Zij zeiden tegen de koning van Babylon: „Als het moet, kan onze God die wij dienen, ons verlossen. Uit de brandende vuuroven en uit uw hand, o koning, zal hij ons verlossen. Maar zo niet, het worde u bekend, o koning, dat wij úw goden niet dienen, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden.” — Daniël 3:17, 18.
Jehovah spaarde Petrus en Johannes het leven wegens hun sleutelrol in de verwezenlijking van zijn voornemen. Petrus werd gebruikt om de gemeente te ’versterken’ door herderlijk werk te doen, waartoe het schrijven van twee geïnspireerde bijbelboeken behoorde (Lukas 22:32). Johannes schreef vijf bijbelboeken en was een ’pilaar’ in de vroege gemeente. — Galaten 2:9; Johannes 21:15-23.
Hoe Jehovah bepaalt wanneer en hoe precies hij tussenbeide zal komen in het leven van zijn dienstknechten is onmogelijk te voorspellen. Het enige wat met zekerheid te zeggen valt, is dat Christus heeft beloofd „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” met zijn volgelingen te zijn (Mattheüs 28:20). Hij zal in het bijzonder ’met ons’ zijn via de leiding door engelen over de prediking (Mattheüs 13:36-43; Openbaring 14:6). Afgezien van deze globale aanwijzingen kunnen wij niet precies voorzien hoe er goddelijke hulp verleend zal worden of wie misschien goddelijke bescherming zullen ontvangen. En als een christen nu van mening is dat hij Gods bescherming en leiding heeft genoten? Omdat dit niet onomstotelijk bewezen of weerlegd kan worden, mag niemand een oordeel vellen over de oprechte beweringen van zo iemand.
Is God harteloos?
Blijkt uit het feit dat God de dood van christenen toelaat dat hij in een bepaald opzicht toch harteloos is? Beslist niet (Prediker 9:11). Jehovah is aan het werk om ons leven niet slechts voor enkele jaren of zelfs decennia te redden maar voor eeuwig. Vanuit zijn superieure gunstige positie manoeuvreert hij gebeurtenissen tot eeuwig welzijn van elk individu dat hem liefheeft of tot hem komt. (Vergelijk Mattheüs 18:14.) De vervulling van zijn voornemen zal de complete verwijdering betekenen van alles waaronder wij in dit samenstel van dingen hebben geleden — zelfs de dood. Zo complex en volmaakt zijn Gods bemoeienissen dat de apostel Paulus ertoe kwam uit te roepen: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” — Romeinen 11:33.
Daar niets ons van Gods liefde kan scheiden, is de vraag die iedere christen moet stellen niet ’Zal ik goddelijke bescherming genieten?’, maar ’Geniet ik Jehovah’s zegen?’ Als dat zo is, zal hij ons eeuwig leven geven — ongeacht wat ons in dit samenstel van dingen overkomt. Vergeleken bij een eeuwigheid van volmaakt leven zal elk lijden — zelfs de dood — in dit samenstel „van korte duur en licht” lijken. — 2 Korinthiërs 4:17.
[Voetnoten]
a Petrus, Jakobus en Johannes waren getuige van Jezus’ transfiguratie (Markus 9:2) en de opwekking van het dochtertje van Jaïrus (Markus 5:22-24, 35-42); zij waren tijdens Jezus’ persoonlijke beproeving in de hof van Gethsemane dicht bij hem (Markus 14:32-42); en samen met Andreas informeerden zij bij Jezus naar Jeruzalems verwoesting, zijn toekomstige tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen. — Mattheüs 24:3; Markus 13:1-3.