Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g97 22/4 blz. 4-9
  • Godsdienstoorlogen in Frankrijk

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Godsdienstoorlogen in Frankrijk
  • Ontwaakt! 1997
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Historische achtergrond
  • Wreed onderdrukt
  • Het voorspel tot oorlog
  • De eerste drie oorlogen
  • De Bartholomeüsnacht
  • De godsdienstoorlogen gaan door
  • De gevolgen van de oorlogen
  • De vlucht naar vrijheid van de hugenoten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • De Kerk van Engeland — een „bedreigde soort”?
    Ontwaakt! 1981
  • Het Edict van Nantes — Een handvest voor verdraagzaamheid?
    Ontwaakt! 1998
  • Een gelukwens
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
Meer weergeven
Ontwaakt! 1997
g97 22/4 blz. 4-9

Godsdienstoorlogen in Frankrijk

OP ZONDAG 1 maart 1562 reden de hertog de Guise en zijn broer Charles, kardinaal van Lotharingen — twee belangrijke leiders van het Franse katholicisme — met hun gewapende lijfwacht naar Vassy, een dorp ten oosten van Parijs. Zij besloten bij de kerk in Vassy te stoppen om de mis bij te wonen.

Plotseling hoorden zij het geluid van gezangen. Het zingen kwam van enkele honderden protestanten die voor een godsdienstoefening bijeenwaren in een schuur. De soldaten drongen naar binnen. In de verwarring die volgde, klonken er over en weer beledigingen en toen begonnen er stenen door de lucht te vliegen. De soldaten openden het vuur, doodden tientallen protestanten en verwondden er nog eens honderd.

Welke gebeurtenissen waren aan dit bloedbad voorafgegaan? Hoe reageerden de protestanten erop?

Historische achtergrond

In de eerste helft van de zestiende eeuw was Frankrijk welvarend en goed bevolkt. Deze economische en demografische voorspoed ging gepaard met pogingen om tot een meer spirituele en broederlijke vorm van katholicisme te komen. De mensen wilden een kerk die minder rijk maar heiliger zou zijn. Zowel sommige leden van de geestelijkheid als geleerde humanisten eisten godsdiensthervormingen om het wangedrag van hooggeplaatste prelaten en de incompetentie van de lagere geestelijken tegen te gaan. Eén geestelijke die naar vernieuwing streefde, was de katholieke bisschop Guillaume Briçonnet.

In zijn diocees Meaux moedigde Briçonnet iedereen aan de Heilige Schrift te lezen. Hij financierde zelfs een nieuwe vertaling van de christelijke Griekse Geschriften in het Frans. Al gauw haalde hij zich de gramschap van de Sorbonne, de theologische universiteit van Parijs en behoedster van de katholieke rechtzinnigheid, op de hals, wat hem in zijn hervormingsprogramma remde. Maar de bisschop genoot de bescherming van Frans I, koning van Frankrijk van 1515 tot 1547. In die tijd stond de koning gunstig tegenover hervormingen.

Frans I tolereerde kritiek op de kerk echter slechts zolang de openbare orde en nationale eenheid er niet door in gevaar kwamen. In 1534 werden door protestantse extremisten pamfletten aangeplakt waarin de katholieke mis werd veroordeeld als afgoderij; zij nagelden zelfs een pamflet aan de deur van de koninklijke slaapkamer. Het gevolg was dat de houding van Frans I totaal omsloeg en hij een felle onderdrukkingscampagne op touw zette.

Wreed onderdrukt

Weldra werden er protestanten op de brandstapel gezet. Veel humanisten, hun sympathisanten, en aanhangers van het opkomende protestantisme vluchtten het land uit. De autoriteiten begonnen boeken te censureren en docenten, uitgevers en drukkers te controleren.

De Waldenzen kregen het bij de officiële tegenstand het zwaarst te verduren. Zij vormden een minderheidsgroep van zich naar de bijbel richtende mensen die in arme dorpen in het zuidoosten van het land woonden. Sommigen kwamen om op de brandstapel, honderden werden afgeslacht en zo’n twintig van hun dorpen werden met de grond gelijkgemaakt. — Zie het kader op blz. 6.

Zich bewust van de noodzaak van hervormingen binnen de kerk, kwam in december 1545 in het Italiaanse Trente een concilie van katholieke bisschoppen bijeen. Toen het concilie in 1563 werd afgesloten, was volgens The Cambridge Modern History „de uitkomst dat . . . de handen van degenen die vastbesloten waren het protestantisme uit te roeien, gesterkt moesten worden”.

Het voorspel tot oorlog

Het wachten op veranderingen moe, kozen veel leden van de hervormingsgezinde beweging binnen de Katholieke Kerk de kant van het protestantisme. Omstreeks 1560 sloten talrijke Franse aristocraten en hun medestanders zich aan bij de hugenoten, zoals men de protestanten was gaan noemen. De hugenoten lieten hun stem steeds luider horen. Hun openbare bijeenkomsten waren soms een bron van provocatie en vijandschap. Zo kwamen in 1558 duizenden van hen in Parijs bijeen om er vier dagen achtereen psalmen te zingen.

Dit alles wekte de woede van zowel de machtige vorsten van de Katholieke Kerk als de grote katholieke massa. Op instigatie van Charles kardinaal van Lotharingen kondigde koning Hendrik II, die zijn vader, Frans I, was opgevolgd, in juni 1559 het Edict van Écouen af. Het onverholen doel ervan was, het „infame lutherse gebroed” te verdelgen. Dit leidde in Parijs tot een campagne van terreur tegen de hugenoten.

Hendrik II stierf enkele weken later aan de verwondingen die hij bij een toernooi had opgelopen. Zijn zoon, koning Frans II, daartoe aangezet door de familie de Guise, hernieuwde het edict, dat de doodstraf eiste voor hardnekkige protestanten. Het jaar daarop stierf Frans II en trad zijn moeder, Catharina de’ Medici, als regentes op voor zijn tienjarige broertje, Karel IX. Catharina’s verzoeningspolitiek was niet naar de zin van de Guises, die vastbesloten waren het protestantisme uit te roeien.

In 1561 organiseerde Catharina een godsdienstgesprek in Poissy, bij Parijs, waar katholieke en protestantse theologen bijeenkwamen. In het edict dat in januari 1562 werd uitgevaardigd, verleende Catharina de protestanten de vrijheid om buiten de steden bijeen te komen voor godsdienstoefeningen. De katholieken waren woedend! Dat bereidde de weg voor wat er twee maanden later gebeurde — het eerder beschreven bloedbad onder de protestanten in de schuur in het dorp Vassy.

De eerste drie oorlogen

Het bloedbad in Vassy gaf de stoot tot de eerste in een reeks van acht godsdienstoorlogen die Frankrijk vanaf 1562 ruim dertig jaar in een gruwelijk wederzijds doden gedompeld hielden. Hoewel er ook politieke en maatschappelijke kwesties bij betrokken waren, was religie de voornaamste drijfveer tot de slachtingen.

Na de Slag bij Dreux in december 1562, die 6000 levens eiste, kwam er een eind aan die eerste godsdienstoorlog. De Vrede van Amboise, getekend in maart 1563, verleende hugenootse edelen een beperkte vrijheid om op bepaalde plaatsen godsdienstoefeningen te houden.

„De tweede oorlog werd verhaast door vrees bij de hugenoten voor een internationaal katholiek komplot”, zegt The New Encyclopædia Britannica. In die tijd was het gebruikelijk dat katholieke magistraten burgers ophingen louter omdat zij hugenoten waren. In 1567 deed een poging door hugenoten om koning Karel IX en zijn moeder, Catharina, gevangen te nemen, de tweede oorlog ontbranden.

Na melding gemaakt te hebben van een bijzonder bloedige slag bij Saint-Denis, even buiten Parijs, schreven de historici Will en Ariel Durant: „Frankrijk vroeg zich opnieuw af wat voor godsdienst dit was die mensen tot dergelijke slachtingen bracht.” Kort daarna, in maart 1568, werd de hugenoten bij de Vrede van Longjumeau de bescheiden tolerantie verleend die zij voorheen onder de Vrede van Amboise hadden genoten.

De katholieken waren echter buiten zichzelf van woede en weigerden zich aan de vredesvoorwaarden te houden. Zo brak er in september 1568 een derde godsdienstoorlog uit. Een daaropvolgend vredesverdrag verleende de hugenoten nog grotere concessies. Versterkte steden, waaronder de havenstad La Rochelle, werden aan hen overgedragen. Tevens werd een belangrijke protestantse edelman, admiraal de Coligny, tot raadsheer van de koning benoemd. Weer waren de katholieken woedend.

De Bartholomeüsnacht

Ongeveer een jaar later, op 22 augustus 1572, overleefde De Coligny een moordaanslag in Parijs, die gepleegd werd toen hij van het paleis het Louvre naar zijn huis liep. Woedend dreigden de protestanten harde maatregelen te nemen om zich te wreken als er niet snel recht werd gedaan. Op een besloten raadsvergadering namen de jonge koning Karel IX, zijn moeder, Catharina de’ Medici, en enkele edelen het besluit De Coligny uit de weg te ruimen. Om eventuele represailles te voorkomen, gaven zij ook opdracht alle protestanten te vermoorden die naar Parijs waren gekomen om het huwelijk bij te wonen van de protestantse Hendrik van Navarre en Catharina’s dochter Margaretha van Valois.

In de nacht van 24 augustus gaven de klokken van de kerk tegenover het Louvre, de Saint-Germain-​l’Auxerrois, het signaal voor het begin van het bloedbad. De hertog de Guise en zijn mannen snelden naar het gebouw waar De Coligny sliep. Daar werd De Coligny vermoord en uit het raam gegooid, waarna zijn lijk werd verminkt. De katholieke hertog liet het bevel verbreiden: „Dood ze allemaal. De koning heeft het bevolen.”

Van 24 tot 29 augustus speelden zich in de straten van Parijs gruwelijke tonelen af. Sommigen zeiden dat het water van de Seine rood kleurde van het bloed van duizenden vermoorde hugenoten. Andere steden waren getuige van hun eigen bloedbaden. Schattingen van het aantal doden variëren van 10.000 tot 100.000, maar de meesten zijn het eens over een cijfer van minstens 30.000.

„Eén feit, al net zo afschuwelijk als het bloedbad zelf,” schreef een historicus, „was de vreugde erover.” Toen paus Gregorius XIII hoorde van de slachting, gaf hij opdracht tot een dankplechtigheid en stuurde hij zijn felicitaties naar Catharina de’ Medici. Ook gaf hij bevel tot het slaan van een speciale medaille ter herinnering aan de moord op de hugenoten en liet hij het bloedbad vereeuwigen op een schildering met daarop de woorden: „De paus stemt in met de moord op De Coligny”.

Na het bloedbad had Karel IX naar verluidt visioenen van zijn slachtoffers en riep hij tegen zijn verzorgster: „Wat een snode raad heb ik opgevolgd! O mijn God, vergeef het me!” Hij stierf in 1574 op 23-jarige leeftijd en werd opgevolgd door zijn broer Hendrik III.

De godsdienstoorlogen gaan door

Ondertussen was de katholieke bevolking door haar leiders tegen de hugenoten opgezet. In Toulouse hitsten katholieke geestelijken hun volgelingen op met de woorden: „Dood ze allemaal, plunder ze uit; wij zijn jullie vaderen. Wij zullen jullie beschermen.” De koning, parlementen, gouverneurs en bevelhebbers gaven het voorbeeld met gewelddadige onderdrukking, en de katholieke massa volgde.

Maar de hugenoten vochten terug. Binnen twee maanden na de Bartholomeüsnacht begonnen zij de vierde godsdienstoorlog. Waar zij talrijker waren dan de katholieken, vernietigden zij beelden, crucifixen en altaren in katholieke kerken, en zij doodden zelfs. „God wil dat noch steden noch mensen gespaard worden”, verklaarde Johannes Calvijn, de leider van het Franse protestantisme, in zijn pamflet Déclaration pour maintenir la vraye foy.

Er volgden nog vier godsdienstoorlogen. De vijfde eindigde in 1576 toen koning Hendrik III een vrede tekende die de hugenoten overal in Frankrijk volledige vrijheid van aanbidding schonk. De ultrakatholieke stad Parijs kwam uiteindelijk in verzet en verdreef Hendrik III, die men te verzoeningsgezind tegenover de hugenoten vond. De katholieken installeerden een tegenregering, de katholieke „Sainte Ligue”, geleid door Hendrik de Guise.

Ten slotte sloot Hendrik III (katholiek) tijdens de achtste of Drie-Hendriken-Oorlog een verbond met zijn toekomstige opvolger, Hendrik van Navarre (protestant), tegen Hendrik de Guise (katholiek). Hendrik III slaagde erin Hendrik de Guise te laten ombrengen, maar in augustus 1589 werd Hendrik III zelf vermoord door een dominicaner monnik. Zo werd Hendrik van Navarre, die zeventien jaar daarvoor in de Bartholomeüsnacht aan de dood was ontkomen, koning Hendrik IV.

Daar Hendrik IV hugenoot was, weigerde Parijs zich aan hem te onderwerpen. De katholieke Sainte Ligue organiseerde in het hele land gewapend verzet tegen hem. Hendrik won verscheidene veldslagen, maar toen er een Spaans leger arriveerde om de katholieken bij te staan, besloot hij ten slotte het protestantisme vaarwel te zeggen en tot het katholieke geloof over te gaan. Hij werd op 27 februari 1594 gekroond en hield zijn intocht in Parijs, waar de bevolking, totaal uitgeput door de oorlogen, hem als koning verwelkomde.

Zo kwam er een eind aan de Franse godsdienstoorlogen, na ruim dertig jaar waarin katholieken en protestanten elkaar met tussenpozen hadden afgeslacht. Op 13 april 1598 vaardigde Hendrik IV het historische Edict van Nantes uit, dat de protestanten vrijheid van geweten en aanbidding verleende. Volgens de paus was het edict „het ergste wat men zich kon denken, omdat het iedereen vrijheid van geweten schonk, wat het meest verschrikkelijke ter wereld was”.

In heel Frankrijk vonden de katholieken dat Hendrik met het edict zijn belofte had geschonden om hun geloofsrichting te steunen. De kerk rustte niet voordat, bijna een eeuw later, Lodewijk XIV het Edict van Nantes herriep, wat een nog fellere vervolging van de hugenoten inluidde.

De gevolgen van de oorlogen

Tegen het einde van de zestiende eeuw was het met Frankrijks welvaart gedaan. De helft van het koninkrijk had belegeringen, plunderingen, brandschattingen of verwoestingen meegemaakt. De soldaten stelden buitensporige eisen aan het volk, wat tot boerenopstanden leidde. De protestantse bevolking, gedecimeerd door doodvonnissen, bloedbaden, emigratie en afzwering van het geloof, ging met kleinere aantallen de zeventiende eeuw binnen.

Naar het zich liet aanzien hadden de katholieken de Franse godsdienstoorlogen gewonnen. Maar zegende God hun overwinning? Kennelijk niet. Al dit doden in de naam van God moe, werden veel Fransen ongodsdienstig. Zij waren de voorlopers van wat wel de antichristelijke oriëntatie van de achttiende eeuw is genoemd.

[Inzet op blz. 9]

„God wil dat noch steden noch mensen gespaard worden.” — Dat verklaarde de leider van het Franse protestantisme

[Kader/Illustratie op blz. 6]

DE WALDENZEN STONDEN PAL — Met welk effect?

PIERRE VALDÈS ofte wel Petrus Waldus was een rijke koopman uit het twaalfde-eeuwse Frankrijk. In een tijd waarin de Rooms-Katholieke Kerk het volk opzettelijk onwetend hield omtrent de bijbel, financierde Waldus de vertaling van de Evangeliën en andere bijbelboeken in de landstaal van de bevolking van Zuidoost-Frankrijk. Vervolgens gaf hij zijn zaak op en wijdde zich aan de prediking van het evangelie. Weldra sloten velen zich bij hem aan en in 1184 werden hij en zijn medestanders door paus Lucius III geëxcommuniceerd.

Mettertijd kwamen deze zich naar de bijbel richtende groepen predikers bekend te staan als de Waldenzen. Zij waren voorstanders van een terugkeer tot de geloofsopvattingen en gebruiken van het vroege christendom. Zij verwierpen traditionele katholieke gebruiken en leerstellingen, zoals aflaten, gebeden voor de doden, het vagevuur, de Mariaverering, gebeden tot de „heiligen”, de kinderdoop, de verering van het kruis, en de transsubstantiatie. Het gevolg was dat de Waldenzen vaak bloedig vervolgd werden door de Katholieke Kerk. De historicus Will Durant beschrijft wat er gebeurde toen koning Frans I een veldtocht tegen niet-katholieken op touw zette:

„Kardinaal de Tournon beweerde dat de Waldenzen een verraderlijke samenzwering tegen de regering smeedden en haalde de ziekelijke, weifelende koning er op die manier toe over een decreet te tekenen (1 januari 1545) dat alle Waldenzen die schuldig werden bevonden aan ketterij, ter dood gebracht moesten worden. . . . Binnen een week (12–18 april) werden verscheidene dorpen platgebrand; in een ervan werden 800 mannen, vrouwen en kinderen afgeslacht; in twee maanden tijd werden 3000 mensen gedood, 22 dorpen met de grond gelijkgemaakt en 700 mannen naar de galeien gestuurd. Vijfentwintig doodsbenauwde vrouwen die hun toevlucht hadden gezocht in een grot, stierven de verstikkingsdood door het vuur dat bij de ingang ervan werd gestookt.”

Over dergelijke historische gebeurtenissen merkte Durant op: „Deze vervolgingen waren het grootste fiasco van Frans’ regering.” Maar wat was het effect op degenen die de standvastigheid zagen van de Waldenzen onder de door de koning goedgekeurde vervolging? Durant schreef: „De moed van de martelaars verleende waardigheid en luister aan hun zaak; duizenden toeschouwers moeten onder de indruk en verontrust zijn geweest en zouden, zonder deze spectaculaire terechtstellingen, misschien nooit de moeite hebben genomen van hun overgeërfde geloof af te stappen.”

[Illustratie op blz. 5]

Het bloedbad in Vassy gaf de stoot tot de godsdienstoorlogen

[Verantwoording]

Bibliothèque Nationale, Parijs

[Illustratie op blz. 7]

De Bartholomeüsnacht, waarin duizenden protestanten door katholieken werden vermoord

[Verantwoording]

Foto Musée cantonal des Beaux Arts, Lausanne

[Illustraties op blz. 8]

Protestanten doodden katholieken en verwoestten kerkelijke eigendommen (boven en onder)

[Verantwoording]

Bibliothèque Nationale, Parijs

Bibliothèque Nationale, Parijs

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen