Kerken zetten voet aan wal op Tahiti
DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER OP TAHITI
AAN het einde van de achttiende eeuw ontstond er overal in Europa belangstelling voor het verbreiden van het evangelie. In Groot-Brittannië raakte William Carey, die later zendeling zou worden, het hart van protestanten met zijn vurige oproepen om evangelisatiewerk te doen in gebieden die nog nooit met de boodschap waren bereikt, zoals Tahiti. Carey werd gemotiveerd door Jezus’ opdracht aan zijn volgelingen om discipelen te maken „van mensen uit alle natiën” (Mattheüs 28:19, 20). In 1802 zou de bestseller van de Franse auteur François-René de Chateaubriand (Schoonheden des christendoms) op een soortgelijke manier de katholieke zendingsdrang opwekken.
Katholieke en protestantse zendingsgenootschappen schoten als paddenstoelen uit de grond. In 1797 stuurde de London Missionary Society 29 zendelingen naar Tahiti. In 1841 arriveerde er een groep katholieken van een religieuze orde die de picpuspaters werd genoemd, drie jaar later gevolgd door leden van de mormoonse kerk. Maar het duurde niet lang of de vele nieuwkomers weken van hun oorspronkelijke geestelijke doel af en raakten betrokken bij de politiek en de handel. Hoe kwam dat?
Bondgenoten van de ariʽi
Aanvankelijk werden de leerstellingen van de protestantse zendelingen niet goed ontvangen. Volgens een antropoloog „ging hun boodschap meer over hel en verdoemenis dan over barmhartigheid en naastenliefde”. Bovendien kwamen de predikanten er al gauw achter dat niemand het aandurfde om zich eerder te laten dopen dan de ariʽi (stamhoofden), die ook religieuze autoriteit bezaten. Daarom besloten de zendelingen zich te richten op de stamhoofden.
Eén stamhoofd in het bijzonder zag de zendelingen als een aanwinst: Pomare II. Hij zag hen als potentiële economische en militaire bondgenoten. Zij op hun beurt zagen in hem iemand die hun belangen kon dienen. Vanaf het begin hadden de zendelingen bovendien een mate van invloed door als contactpersoon te fungeren tussen de Tahitianen en de zeelieden die regelmatig voorraden kwamen inslaan.
In de hoop dat de zendelingen hem zouden helpen zijn politieke ambities te verwezenlijken en aan de gewenste wapens te komen, toonde Pomare belangstelling voor hun boodschap en vroeg hij al in 1811 of hij gedoopt kon worden. Een jaar later stelde hij zijn wens op schrift. Acht jaar lang werd zijn verzoek echter afgewezen omdat de zendelingen het verstandig vonden eerst te zien of hij zich wel echt aan de normen van de Bijbel zou houden.
Ondertussen slaagde Pomare erin de onbetwiste koning te worden van het eiland Tahiti en de eilanden in de directe omgeving, die samen de Genootschapseilanden vormden. Weer vroeg hij of hij gedoopt kon worden. In 1819 stemden de zendelingen hier uiteindelijk mee in.
Het effect was meteen merkbaar. Binnen een jaar of vijf beleden vrijwel alle bewoners van de Genootschapseilanden, de westelijke Tuamotu-eilanden en de helft van de Tubuai-eilanden christelijk te zijn.
Het wetboek van Pomare
Vanwege de massale ’bekering’ van de eilandbewoners moesten oude waarden, gebruiken en wetten wijken voor nieuwe. Daarvoor rekende Pomare op de zendelingen. Die wilden toch al een tijdje de stamgebruiken hervormen en paal en perk stellen aan de macht van de koning. De zendelingen voldeden dus aan het verzoek van Pomare en stelden een wetsstelsel op dat volgens een naslagwerk „de algemene beginselen van de Britse grondwet, de verklaringen van de Bijbel en de gebruiken van christelijke natiën” combineerde. Heel wat herzieningen later aanvaardde de koning het eindproduct als het eerste geschreven wetboek van Tahiti, dat ten slotte het wetboek van Pomare werd genoemd.
Het wetboek van Pomare werd een voorbeeld voor omliggende eilanden en eilandengroepen waar soortgelijke wetsstelsels werden ingevoerd. Het wetboek dwong de strikte naleving van de sabbat af, bevatte straffen op overtredingen als overspel, bigamie, diefstal en opstand, en gelastte de doodstraf voor alle vormen van moord. Alle uitingen van wellustig amusement waren verboden.
Deelname aan politiek
De protestantse zendelingen waren „zeer betrokken bij de hoge politiek van het eiland”, zegt het boek Where the Waves Fall. „Naast de puur evangelische rol die ze vervulden, waren ze militaire strategen, economisch adviseurs, politieke wijzen en wetsontwerpers geworden.” De mormoonse zendelingen en de katholieke missionarissen namen in wezen eveneens de leiding in de burgerlijke en politieke zaken op de eilanden waar ze zich vestigden. Op het eiland Tubuai van de gelijknamige eilandengroep beweerde een mormoonse zendeling: „De kerk heeft de teugels van de regering in handen. . . . Ik ben de premier van het eiland.” Op de Gambiereilanden verwierven katholieken soortgelijke invloed. Zo bekleedde één geestelijke het ambt van minister.
De zendelingen en missionarissen beperkten zich niet tot het terrein van het geestelijke leven, maar „kozen voor een politieke evangelisatie”, merkt de historica Claire Laux op. Ze zagen het als een snellere manier om resultaten te boeken. Daarmee handelden ze in strijd met de instructies van de kerkautoriteiten. Niettemin zijn religie en politiek in Frans Polynesië tot op de dag van vandaag sterk met elkaar verweven.
De rol van de handel
Bij sommige zendelingen „hield politiek opportunisme nauw verband met de handelsgeest”, zegt professor Niel Gunson van de Universiteit van Canberra (Australië). Een aantal zendelingen werd koopman en ging zich bezighouden met de bevoorrading, bevrachting en zelfs de bouw van koopvaardijschepen. Sommige exploiteerden plantages waar arrowroot, koffie, katoen, suikerriet en tabak werden verbouwd.
De zendelingen zaten in commercieel opzicht zo vast in het zadel dat ze 25 jaar lang de handel tussen Australië en Tahiti beheersten, met name de handel in gepekeld varkensvlees en kokosolie. Enkelen onder hen waren echter verontrust over deze activiteiten en verzochten de London Missionary Society in te grijpen. Anderen vonden dat de handel essentieel was om hun religieuze doelen te bereiken. Hoe dat zo?
Sinds hun aankomst hadden de zendelingen zowel hun technische vaardigheden als hun fabrieksproducten gebruikt om indruk te maken op de eilandbewoners. In de overtuiging dat de mensen gelukkiger zouden worden als ze werden ’geciviliseerd’, promootten de zendelingen hard werk en materiële voorspoed, en wekten ze zelfs de suggestie dat dit laatste een blijk was van Gods zegen.
Een echte bekering?
Een historicus van de London Missionary Society schreef later dat bij de snelle massabekering in deze landen „morele motieven nauwelijks een rol speelden, en vroomheid en een verandering van hart al helemaal niet”. De bekering van Tahiti, merkte professor Gunson op, „was slechts een uiting van de wens van Pomare II, gebaseerd op de religieuze gebruiken (en niet de leerstellingen) van de Engelse zendelingen”.
Veel Tahitianen werden slechts in naam christen, en binnen enkele jaren maakte het heidendom een comeback door een religieuze beweging die Mamaia werd genoemd. Dat was een in moreel opzicht niet al te strikte vorm van aanbidding die zelfs door de troonopvolgster werd overgenomen en die kenmerken van het christendom vermengde met traditionele geloofsovertuigingen en gebruiken.
Onder de protestantse groepen (anglicanen, calvinisten en methodisten) werd veel geruzied, en tussen protestanten en katholieken bestonden haatgevoelens. „De eilandbewoners zagen geen leerstellige verschillen tussen de denominaties en konden de kwaadaardige wedijver tussen mensen die broederschap voorstonden niet begrijpen”, zegt het boek The Cambridge History of the Pacific Islanders. Toen er bijvoorbeeld twee katholieke missionarissen op Tahiti aankwamen, werden ze meteen op bevel van een prominente voormalige protestantse zendeling van het eiland verwijderd. Deze daad was aanleiding voor een diplomatiek incident tussen Groot-Brittannië en Frankrijk dat de landen op de rand van oorlog bracht. Ten slotte ging Groot-Brittannië akkoord met de eis dat Tahiti onder Franse ’bescherming’ zou gaan vallen.
Een positieve nalatenschap
Anderzijds waren er in het begin ook een aantal zendelingen die zich ijverig inspanden om mensen te leren lezen en schrijven en die ertoe bijdroegen dat er een eind kwam aan kindermoord, kannibalisme en mensenoffers. Hoewel sommige zendelingen misschien buitengewoon streng en onbuigzaam waren, deden ze wel moeite om de moraal van de eilandbewoners op een hoger peil te brengen.
Een bijzonder opmerkenswaardig geschenk van de zendelingen was de vertaling van de Bijbel in het Tahitiaans. Daardoor konden de mensen bovendien kennismaken met Gods naam, die op de eilanden nog steeds heel bekend is.a — Psalm 83:18.
[Voetnoot]
a Zie het artikel „Mannen van eenvoudige afkomst vertalen de bijbel” in De Wachttoren van 1 juli 2003.
[Kader op blz. 15]
’Gij zijt geen deel van de wereld’
Die woorden van Jezus Christus zijn een beginsel waardoor zijn ware volgelingen zich laten leiden (Johannes 15:19). Dat beginsel is zelfs zo belangrijk voor hen dat Jezus in een gebed tot God zei: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Om die reden bemoeide Jezus zich niet met politiek en gebruikte hij de politiek ook niet als middel om discipelen te maken. Ook verwierp hij het najagen van materiële rijkdom — nog zo’n uiting van de geest van de wereld. In plaats daarvan was hij een voorstander van een eenvoudig leven dat erop gericht was geestelijke rijkdom te verwerven (Mattheüs 6:22-24, 33, 34). Zijn ware volgelingen volgen zijn voorbeeld.
[Illustratie op blz. 13]
De ontvangst van de eerste zendelingen (1797)
[Verantwoording]
The Granger Collection, New York
[Illustratie op blz. 14]
Een zendeling met Tahitiaanse bekeerlingen (ca. 1845)
[Illustratie op blz. 14]
Koning Pomare II
[Illustratie op blz. 15]
Tahiti en de hoofdstad, Papeete
[Verantwoording]
Photo courtesy of Tahiti Tourisme
[Illustratieverantwoording op blz. 14]
Left: Photo by Henry Guttmann/Getty Images; right: Collection du Musée de Tahiti et de ses Îles, Punaauia, Tahiti