Muziekinstrumenten in het oude Israël
MUZIEK was een wezenlijk onderdeel van de cultuur van het oude Israël. Er werd op trompetten en hoorns geblazen om het volk voor de aanbidding op te roepen en om belangrijke evenementen aan te kondigen. Harpen en lieren werden bespeeld om koningen tot rust te brengen (1 Samuël 16:14-23). Trommels, cimbalen en ratels werden gebruikt bij feestelijke gelegenheden (2 Samuël 6:5; 1 Kronieken 13:8).
Over Jubal, een afstammeling van Kaïn, zegt de Bijbel dat hij ’de stamvader bleek te zijn van allen die de harp en de schalmei hanteren’ (Genesis 4:21). Het kan zijn dat hij de uitvinder was van zowel snaar- als blaasinstrumenten.
De Bijbel beschrijft heel wat gebeurtenissen waarbij muziek een rol speelde, maar zegt niet veel over de instrumenten zelf. Aan de hand van archeologische vondsten en oude geschriften hebben geleerden echter geprobeerd te achterhalen hoe oude muziekinstrumenten eruit hebben gezien en hebben geklonken. Sommige conclusies zijn gissingen, maar laten we eens kijken naar een paar voorbeelden die goed gedocumenteerd zijn.
Tamboerijnen, sistrums en cimbalen
Nadat God Mozes en de Israëlieten door middel van een wonder door de Rode Zee geleid had, nam Mozes’ zus, Mirjam, „een tamboerijn in haar hand, en alle vrouwen gingen toen achter haar aan met tamboerijnen en in reidansen” (Exodus 15:20). In Israël zijn geen tamboerijnen gevonden zoals we die nu kennen, maar in plaatsen als Achzib, Megiddo en Beth-Sean zijn wel aardewerken beeldjes uit Bijbelse tijden opgegraven van vrouwen die een kleine handtrom vasthielden. Dit instrument wordt in Bijbelvertalingen vaak een tamboerijn genoemd. Het was waarschijnlijk een eenvoudige houten hoepel die bespannen was met een dierenvel.
In de tijd van de patriarchen speelden vrouwen bij feestelijke gelegenheden op tamboerijnen en werd er ook gezongen en gedanst. De Bijbel zegt dat toen de Israëlitische leider Jefta terugkeerde na een grote overwinning in de strijd, zijn dochter hem tegemoetkwam „met tamboerijnspel en dans”. Bij een andere gelegenheid werd David na triomfen in de oorlog feestelijk ingehaald door de vrouwen „met gezang en reidansen” en „met tamboerijnen” (Rechters 11:34; 1 Samuël 18:6, 7).
Toen David als koning de ark van het verbond naar Jeruzalem bracht, ’bedreven David en heel het huis van Israël vreugde voor het aangezicht van Jehovah, met allerlei instrumenten van jeneverhout en met harpen en met snaarinstrumenten en met tamboerijnen en met sistrums en met cimbalen’ (2 Samuël 6:5). De tempel in Jeruzalem had later een eigen orkest met geoefende musici die cimbalen, trompetten en harpen en andere snaarinstrumenten bespeelden.
We hebben nu een idee hoe een tamboerijn eruitzag, maar wat was een sistrum? Blijkbaar was het een ratel met een klein ovaal metalen raam aan een handvat. Als ermee geschud werd, maakte het een schel, rinkelend geluid. In de Bijbel wordt maar één keer melding gemaakt van sistrums, namelijk toen de ark van het verbond naar Jeruzalem gebracht werd. Volgens de Joodse overlevering werd het sistrum echter ook bij droevige gebeurtenissen gebruikt.
Hoe zagen cimbalen eruit? Misschien denkt u daarbij aan een paar grote metalen schijven die tegen elkaar geslagen worden. Maar sommige cimbalen in het oude Israël waren niet meer dan tien centimeter in doorsnee, vergelijkbaar met castagnetten, en maakten een tinkelend geluid.
Harpen en snaarinstrumenten
De kinnor, vaak vertaald met harp of lier, was een veelgebruikt instrument in Israël. David speelde erop om koning Saul rustig te stemmen (1 Samuël 16:16, 23). Geleerden hebben op rotswanden, munten, mozaïeken, gedenkplaten en zegels minstens dertig oude afbeeldingen van dit instrument gevonden. De vorm ervan is in de loop van de eeuwen veranderd. De musicus hield het instrument in zijn armen en tokkelde erop met zijn vingers of met een plectrum.
De nevel leek op de kinnor. Het is niet zeker hoeveel snaren het instrument had, hoe groot het was en hoe het bespeeld werd. Maar de meeste geleerden zijn van mening dat zowel de nevel als de kinnor licht en draagbaar was.
Trompetten en hoorns
Mozes kreeg van God de opdracht twee trompetten te laten vervaardigen. Ze moesten gemaakt worden van gedreven of uitgeklopt zilver (Numeri 10:2). De priesters gebruikten ze om een aantal feesten en allerlei evenementen in verband met de tempel aan te kondigen. Afhankelijk van het doel werden er verschillende geluiden geproduceerd. Soms werd er hard en lang op de trompetten geblazen en andere keren korter. Het is niet bekend hoe ze er precies uitzagen, omdat er geen trompetten uit Bijbelse tijden gevonden zijn. We hebben alleen de weergave van kunstenaars, zoals de afbeelding op het bas-reliëf op de Titusboog in Rome.
De sjofar of de hoorn wordt in de Hebreeuwse Geschriften meer dan zeventig keer genoemd. Dit instrument werd gemaakt van de hoorn van een ram of geit. Volgens Joodse bronnen kon de sjofar twee vormen hebben: recht met een gouden mondstuk, of gebogen en met zilver versierd. De hoorn werd vaak als signaalinstrument gebruikt omdat hij een hol geluid van twee of drie tonen kon voortbrengen dat ver droeg.
In het oude Israël werd de hoorn gebruikt om bepaalde religieuze vieringen aan te kondigen, zoals het begin en het eind van de sabbat. Maar hij werd ook bij andere gelegenheden gebruikt, bijvoorbeeld in tijden van oorlog. We kunnen ons heel goed voorstellen hoe angstaanjagend het geluid van de driehonderd hoorns moet hebben geklonken vlak voor de nachtelijke verrassingsaanval van Gideons leger op de Midianieten (Rechters 7:15-22).
Allerlei muziekinstrumenten
In Bijbelse tijden werden ook instrumenten gebruikt als fluiten, bellen en luiten. Jehovah’s profeet Daniël, die als balling in Babylon zat, schreef over het orkest van koning Nebukadnezar. Daarin zaten onder anderen musici die de citer, de schalmei en de doedelzak bespeelden (Daniël 3:5, 7).
Uit dit korte overzicht van enkele instrumenten die in de Bijbel worden vermeld, blijkt dat muziek echt deel uitmaakte van het dagelijks leven in het oude Israël en waarschijnlijk ook in andere oude beschavingen. De klanken van muziek waren niet alleen te horen aan het koninklijk hof en in plaatsen van aanbidding, maar ook in de dorpen en bij de mensen thuis.
[Illustratie op blz. 15]
Een sistrum werd geschud als een ratel
[Illustratie op blz. 15]
Koning David was een geoefend harpspeler
[Illustratie op blz. 15]
De tamboerijn bestond al in de tijd van de patriarchen
[Illustratie op blz. 15]
De trompet werd gebruikt om allerlei evenementen aan te kondigen
[Illustratie op blz. 16]
Aardewerken beeldje van een vrouw met een handtrom (achtste eeuw v.G.T.)
[Illustratie op blz. 16]
Munt waarop een snaarinstrument is afgebeeld (tweede eeuw)
[Illustratie op blz. 16]
Een steen uit de tempelomheining in Jeruzalem met de inscriptie „naar de trompetplaats” (eerste eeuw v.G.T.)
[Illustratieverantwoording op blz. 16]
Pottery figurine: Z. Radovan/BPL/Lebrecht; coin: © 2007 by David Hendin. All rights reserved; temple stone: Photograph © Israel Museum, Jerusalem; courtesy of Israel Antiquities Authority