Hoofdstuk 9
Kan men met de doden spreken?
WIJ mensen voelen in het leven een sterke behoefte om met degenen van wie wij houden, te spreken. Wij willen weten of onze geliefden het goed maken en gelukkig zijn. Wanneer het hun goed gaat, zijn wij aangemoedigd. Maar wanneer wij vernemen dat zij ten gevolge van een natuurramp of andere catastrofe in ernstig gevaar zijn gekomen, beginnen wij ons bezorgd te maken. Wij wachten in angstige spanning op bericht van hen. Zodra wij bericht hebben ontvangen dat hun niets is overkomen, voelen wij ons opgelucht.
Het verlangen te weten hoe geliefden het maken, heeft velen ertoe aangezet met de doden te willen spreken. Zij willen weten of hun overleden geliefden ’in het hiernamaals’ gelukkig zijn. Maar is het mogelijk met de doden te spreken?
Sommigen beweren dat zij van tijd tot tijd de aanwezigheid van een gestorven familielid of vriend hebben gevoeld en zijn stem hebben gehoord. Anderen hebben met de hulp van geestenmediums soortgelijke ervaringen gehad. Zij geloven dat zij via deze mediums stemmen uit ’het hiernamaals’ hebben gehoord. Wat wordt hun door zulke stemmen verteld? Hoofdzakelijk dit: ’De doden zijn heel gelukkig en tevreden. Zij hebben nog steeds werkelijke belangstelling voor het leven van hun achtergebleven geliefden en kunnen alles zien en horen wat zij doen.’
Betreffende zulke boodschappen merkt F. Grégoire in zijn boek L’au-delà (Het hiernamaals) het volgende op: „Wat hebben deze Geesten ons te zeggen? ’Bovenal schijnen zij te willen bewijzen wie zij zijn en dat zij nog bestaan’ . . . maar hoe het in de andere wereld is, daarover wordt niets wezenlijks, nog niet het geringste, onthuld.”
Hoe denkt u over deze boodschappen? Gelooft u dat het werkelijk de doden zijn die spreken? Zouden deze stemmen werkelijk de stemmen van de doden kunnen zijn, als volgens de bijbel noch ziel noch geest de dood van het lichaam overleeft om als iets wat bewustzijn heeft, voort te bestaan?
HET GEVAL VAN KONING SAUL
Sommigen onder degenen die geloven dat de doden boodschappen aan de levenden kunnen overbrengen, wijzen ter bevestiging van hun zienswijze op de bijbel. Eén voorbeeld dat zij aanhalen, is een voorval waarbij koning Saul van het oude Israël betrokken was.
Wegens zijn ontrouw aan Jehovah God ontving koning Saul geen goddelijke leiding meer bij het vervullen van zijn taken. Toen de Filistijnen derhalve de strijd tegen hem aanbonden, zocht hij in wanhoop hulp bij een geestenmedium. Hij vroeg haar de gestorven profeet Samuël te laten opkomen. Over datgene wat er daarna gebeurde, vertelt de bijbel:
„Toen de vrouw [het medium] ’Samuël’ zag, ging zij luidkeels schreeuwen; vervolgens zei de vrouw tot Saul: ’Waarom hebt gij mij bedrogen, terwijl gij zelf Saul zijt?’ Maar de koning zei tot haar: ’Wees niet bevreesd, maar wat hebt gij gezien?’ Vervolgens zei de vrouw tot Saul: ’Een god zag ik uit de aarde opkomen.’ Terstond zei hij tot haar: ’Hoe is zijn gestalte?’ waarop zij zei: ’Een oude man komt op, en hij heeft zich in een schoudermantel gehuld.’ Toen herkende Saul daaraan dat het ’Samuël’ was, waarop hij zich diep boog, met zijn aangezicht ter aarde, en zich neerwierp. ’Samuël’ nu zei tot Saul: ’Waarom hebt gij mij gestoord door mij te laten opkomen?’” — 1 Samuël 28:12-15.
Werd Saul in dit geval werkelijk in contact gebracht met de gestorven profeet Samuël? Hoe zou dit kunnen, aangezien de bijbel stilte, niet spreken, met de dood in verband brengt? Wij lezen: „Het zijn niet de doden die Jah [Jehovah] loven, noch één van hen die in de stilte afdalen.” — Psalm 115:17.
Andere schriftplaatsen werpen licht op deze kwestie. In de eerste plaats is het duidelijk dat wat Saul deed door een geestenmedium te raadplegen, een overtreding was van Gods wet. Zowel geestenmediums als degenen die hen raadpleegden, werden ter dood veroordeeld (Leviticus 20:6, 27). Gods wet aan Israël luidde: „Wendt u niet tot de geestenmediums, en raadpleegt geen beroepsvoorzeggers van gebeurtenissen, zodat gij door hen onrein wordt” (Leviticus 19:31). „Wanneer gij in het land zijt gekomen dat Jehovah, uw God, u geeft, moogt gij niet leren doen naar de verfoeilijkheden van die natiën. Er dient onder u niemand te worden gevonden . . . die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt.” — Deuteronomium 18:9-11; Jesaja 8:19, 20.
Als geestenmediums werkelijk met de doden in contact konden treden, waarom stempelde Gods wet datgene wat zij deden, dan als iets wat „onrein” en ’verfoeilijk’ was en de dood verdiende? Als er bijvoorbeeld werkelijk sprake was van communicatie met overleden geliefden, waarom zou een God van liefde dit dan als een verschrikkelijke misdaad aanduiden? Waarom zou hij willen verhinderen dat de levenden enkele vertroostende boodschappen van de doden kregen? Wordt door Gods zienswijze niet te kennen gegeven dat mensen niet werkelijk met de doden spreken maar dat er sprake moet zijn van een verschrikkelijk bedrog? Het getuigenis van de Schrift toont aan dat dit zo is.
Beschouw tegen deze achtergrond eens het geval van Saul. Over de goddelijke communicatie met hem erkende Saul: „God zelf is van mij geweken en heeft mij niet meer geantwoord, noch door bemiddeling van de profeten noch door dromen, zodat ik u [Samuël] roep om mij te laten weten wat ik zal doen” (1 Samuël 28:15). Het ligt voor de hand dat God, die de communicatie met Saul had verbroken, niet zou toelaten dat een geestenmedium deze verbroken communicatie zou herstellen door in contact te treden met een gestorven profeet en hem een boodschap van God aan Saul te laten overbrengen. Bovendien had Samuël zelf, een getrouwe profeet van God, gedurende het laatste gedeelte van zijn leven elk contact met Saul verbroken. Zou het derhalve niet onredelijk zijn te concluderen dat Samuël bereid was door middel van een door God veroordeelde regeling, via een geestenmedium, met Saul te spreken?
Het is duidelijk dat er bedrog in het spel geweest moet zijn, iets zo onreins dat geestenmediums en degenen die hen raadpleegden, het doodvonnis verdienden. Dat zelfde bedrog moet in deze tijd achter de vermeende communicatie met de doden schuilen.
Dit blijkt wel uit het feit dat veel mensen onder de invloed van zogenaamde „stemmen” uit het hiernamaals zelfmoord hebben gepleegd. Zij hebben hun kostbaarste bezit — hun leven — opgeofferd om met hun overleden geliefden verenigd te worden. Anderen zijn mettertijd bevreesd geworden voor zulke stemmen, daar de boodschappen steeds onheilsboodschappen waren, doordat hun bijvoorbeeld werd gezegd dat hun een verschrikkelijk ongeluk of de dood te wachten stond. Hoe zouden zulke stemmen ooit uit een goede bron afkomstig kunnen zijn? Wie of wat zou er achter deze stemmen kunnen schuilen?
[Illustratie op blz. 77]
Wie sprak in Endor door bemiddeling van het geestenmedium tot Saul?