Hoofdstuk 16
De „grote schare” neemt nu de „hoofdweg” naar Gods organisatie
1, 2. Wanneer gaat Jesaja hoofdstuk 35 in geestelijk opzicht in vervulling, en wat wordt in de eerste twee verzen beschreven?
TIJDENS de duizendjarige regering van de „Vredevorst” zullen vele onderdelen van Jesaja hoofdstuk 35 die thans vóór de vernietiging van Babylon de Grote in vervulling gaan, in letterlijk opzicht hun weerspiegeling op de mensheid hebben. Datgene immers wat in geestelijk opzicht is bereikt, zal beslist ook in letterlijk opzicht tot stand worden gebracht. De voornaamste geestelijke vervulling van deze profetie vindt op dit moment plaats, met het herstel van Gods volk uit gevangenschap aan Babylon de Grote. De profeet Jesaja beschreef het in de volgende lieflijke bewoordingen:
2 „De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdegeroep. De heerlijkheid van de Libanon zelf moet haar gegeven worden, de pracht van de Karmel en van Saron. Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien.” — Jesaja 35:1, 2.
3. Waar bevond zich in de zesde eeuw v.G.T. het dorre land, en hoe zou het zich uitbundig kunnen verheugen?
3 Waar bevonden de wildernis en de waterloze streek en de woestijnvlakte zich? In de zesde eeuw v.G.T. lagen ze in het gebied van het koninkrijk Juda. In 537 v.G.T. had dat land zeventig jaar woest gelegen, zonder inwoners. Maar hoe zou een wildernis zich uitbundig kunnen verheugen? Daarvoor zouden de vroegere bewoners erin moeten worden teruggebracht. Ze moest uit haar vernederde toestand opgeheven worden en bekleed worden met de waardigheid van de hoge bergen van de indrukwekkende Libanon.
Een figuurlijke tuin van Eden voortbrengen
4, 5. (a) Wanneer heeft zich in deze tijd een soortgelijke gedaanteverwisseling van zo’n verlaten land voorgedaan, en waarom? (b) Wat hadden de herstelactiviteiten van het gezalfde overblijfsel tot resultaat? (c) Hoe werd in Jesaja 35:5-7 hun vernieuwde geestelijke toestand beschreven?
4 Het hedendaagse tegenbeeld, maar dan in geestelijk opzicht, van deze gedaanteverwisseling waarin een land van een godverlaten aanblik in een toestand kwam waarin het Jehovah’s gunst weer bleek te bezitten, begon in 1919 plaats te vinden. Jehovah’s herstelde volk was vastbesloten om ten volle te profiteren van de vredesperiode die toen was aangebroken. De Grotere Cyrus, Jezus Christus, en zijn Vader, Jehovah God, gaven het bevrijde overblijfsel van geestelijke Israëlieten een schitterend werk te doen dat overeenkwam met de door het gerepatrieerde overblijfsel van het oude Israël verrichte herbouw van de tempel van Jehovah na 537 v.G.T. De herstelactiviteiten na 1919 hadden tot resultaat dat er een figuurlijke tuin van Eden tot bestaan kwam.
5 Dit was voorzegd in deze woorden van Jesaja 35: „In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen. Want in de wildernis zullen bruisende wateren zijn opgeweld, en stromen in de woestijnvlakte. En de door de hitte verschroeide bodem zal als een rietpoel zijn geworden, en de dorstige bodem als waterbronnen. In de verblijfplaats van jakhalzen, een rustplaats voor ze, zal groen gras zijn met riet en papyrusplanten.” — Jesaja 35:5-7.
6. Wat kon niet verhinderd worden ondanks het feit dat er een tegenbeeldig, hedendaags Edom bestaat, en wie heffen thans te zamen met het herstelde overblijfsel een vreugdegeroep aan?
6 Dat er een tegenbeeldig, hedendaags Edom bestaat, heeft niet kunnen verhinderen dat het geestelijke Israël, als vervulling van Jesaja hoofdstuk 35, in een paradijselijke toestand werd hersteld. De hedendaagse Edomieten hebben dus geen reden om zich te verheugen zoals het herstelde overblijfsel van het geestelijke Israël, te zamen met de toenemende „grote schare”, zich verheugt. De „grote schare” heeft een groot aandeel aan het in stand houden van het geestelijke paradijs van Jehovah’s hedendaagse getuigen.
7. Wat had het overblijfsel vóór 1914 nog niet met hun ogen des verstands gezien, maar werden hun ’blinde’ ogen geopend?
7 Vóór het einde van de tijden der heidenen waren de ogen des verstands van de geestelijke Israëlieten er nog niet voor geopend te zien dat er aan het einde van de wereldberoering die in 1914 zou uitbreken, nog een overblijfsel van hen hier op aarde zou zijn. Ook zagen zij niet dat zij en de „grote schare” „andere schapen” begunstigd zouden worden met het voorrecht een wereldomvattend getuigenis te geven over het opgerichte Messiaanse koninkrijk van God. Zo gebeurde het dat in 1919 de geestelijk blinde ogen van het overblijfsel werden geopend, en wat een visioen van de nabije toekomst zagen die geopende ogen!
8. Welke uitwerking hadden de twee congressen te Cedar Point, Ohio, op de geestelijke oren en tongen van het herstelde overblijfsel?
8 Op hun in 1919 en 1922 gehouden congressen te Cedar Point, Ohio, kregen zij enig idee van het werk dat vóór hen lag. Zij stonden te springen om de vóór hen liggende taak op zich te nemen. Hun geestelijke oren werden ontsloten, zodat zij de bezielende boodschap van Gods koninkrijk hoorden en de noodzaak tot hen doordrong het te verkondigen. Als een hert sprongen zij gewoon voorwaarts om te getuigen van dat Koninkrijk waar al zo lang om gebeden was. Hun tong, die tot dan toe stom was geweest, hief een vreugdegeroep aan over het Messiaanse koninkrijk dat in de hemel regeerde. — Openbaring 14:1-6.
9. Hoe waren er in geestelijk opzicht bruisende wateren in de wildernis opgeweld?
9 Ja, het was alsof er bruisende wateren waren opgeweld in een geestelijk land dat voorheen droog en woest had gelegen, zodat alles er nu groen en welig tierend uitzag — gereed om heel veel opbrengst te geven. Geen wonder dat het herstelde volk van Jehovah zich uitbundig verheugde en zich versterkt voelde als een hert dat energiek naar boven klimt! Inderdaad, de wateren van waarheid omtrent Gods koninkrijk, dat in 1914 in handen van Jezus Christus was geïnstalleerd, braken met toenemende kracht los, hetgeen een geweldige verkwikking tot resultaat had. — Jesaja 44:1-4.
De „hoofdweg” der heiligheid
10, 11. (a) Waarop duidde deze verkwikkende verandering? (b) Langs wat voor een weg kwam het overblijfsel in hun geestelijke paradijs, en hoe wordt dit in Jesaja 35:8, 9 beschreven?
10 Waarop duidt het voorgaande? Het geeft te kennen dat eerst het overblijfsel en later de „grote schare” „andere schapen” uit Babylon de Grote zijn weggegaan en tot Gods Koninkrijksgetuigen zijn gemaakt. Maar langs wat voor een weg moesten zij in de goddelijke gunst terugkomen en dit geestelijke paradijs worden binnengeleid? Het zou zijn alsof er een brede, ruime weg voor hen werd geopend ten einde menigten met de pioniersgeest bezielde Israëlieten in eenheid te zamen naar hun door God gegeven land te laten trekken. Jesaja’s meeslepende profetie geeft dit te kennen:
11 „En daar zal stellig een hoofdweg komen, ja, een weg, en de Weg der Heiligheid zal die worden genoemd. De onreine zal er niet langs trekken. En hij zal zijn voor degene die op de weg wandelt, en geen dwazen zullen erop ronddolen. Geen leeuw zal daar blijken te zijn, en het roofdierachtige wild gedierte zal er niet op komen.” — Jesaja 35:8, 9.
12. Opende het einde van de Eerste Wereldoorlog automatisch de „hoofdweg” voor het overblijfsel, en wat vond er op de vierde dag van het jaar 1919 plaats?
12 Het einde van de Eerste Wereldoorlog opende niet automatisch een hedendaagse „hoofdweg”. Acht leden van de staf van het hoofdbureau van de Watch Tower Society zaten nog gevangen en het getuigeniswerk was ernstig vertraagd. Op 4 januari 1919, op de jaarvergadering van de Watch Tower Society in Pittsburgh, Pennsylvania, werd J. F. Rutherford, de president van het Genootschap, ondanks zijn gevangenschap in zijn functie herkozen, in de vaste overtuiging dat hij een onschuldige dienstknecht van de Allerhoogste God was.
13, 14. Welke gebeurtenissen in 1919 wezen erop dat er een figuurlijke hoofdweg voor het overblijfsel was geopend, en wie wandelden op die „hoofdweg”?
13 Op 25 maart 1919 werden hij en zijn zeven medegevangenen vrijgelaten en later volledig gerehabiliteerd. The Watch Tower van 15 september 1919 bevatte op bladzijde 283 het aanmoedigende nieuws dat de kantoren van het Genootschap per 1 oktober 1919 weer terug zouden gaan naar Brooklyn Bethel aan Columbia Heights 124. Vervolgens werd in The Watch Tower van 15 december 1919 aangekondigd dat deze halfmaandelijkse publikatie weer in Brooklyn, New York, werd uitgegeven.
14 Zo gebeurde het dat er in 1919 een figuurlijke hoofdweg voor de vreugdevolle dienstknechten van God werd geopend. Degenen die in Jehovah’s ogen heilig wilden zijn, wandelden op die „hoofdweg”, „de Weg der Heiligheid”. Iedereen die niet de juiste doelstelling, een reine beweegreden, bezat, sloeg die figuurlijke „Weg der Heiligheid” niet in en werd niet in Gods gunst hersteld.
15. Wat vormt er een zichtbaar bewijs van dat de „grote schare” de figuurlijke hoofdweg is opgegaan?
15 Op 1 juni 1935, op het congres in Washington, D.C., werden 840 leden van de „grote schare” in water gedoopt, hetgeen er een zichtbaar bewijs van vormde dat zij waren begonnen de „hoofdweg” op te gaan. Nu zijn toenemende miljoenen van hen op die hoofdweg gaan wandelen, en zij vergezellen het in aantal afnemende gezalfde overblijfsel. Vredig en in vreugdevolle omgang wandelen zij nu te zamen op de „hoofdweg”, vastbesloten dat, met de hulp van de Almachtige God in de hemel, niets hun eenheid zal verbreken.
16. Hoe is er, figuurlijk gesproken, geen leeuw of ander roofzuchtig dier op deze hoofdweg?
16 Figuurlijk gesproken zou er geen leeuw of enig ander roofzuchtig dier op deze hoofdweg worden aangetroffen. Dat wil zeggen, er zou niets zijn waardoor het gezalfde overblijfsel en de „grote schare” zouden worden afgeschrikt of bang gemaakt. Zij begaven zich vol vertrouwen op de weg die hun Bevrijder, de Grotere Cyrus, nu voor hen opende, met Sion als hun bestemming.
17. (a) Is de „hoofdweg” nog steeds open, ook al bevinden wij ons ver in „het besluit van het samenstel van dingen”? (b) Wie slaan „de Weg der Heiligheid” in, en hoe hebben zij dat gedaan?
17 Thans, zo ver in „het besluit van het samenstel van dingen”, is die door God verschafte „hoofdweg” nog steeds open. Menigten van met waardering vervulde mensen reageren gunstig op de informatie dat Babylon de Grote voor de Grotere Cyrus, Jezus Christus, gevallen is. En zij vluchten eruit weg en slaan de weg in naar het geestelijke paradijs, „de Weg der Heiligheid”. — Jeremia 50:8.
18. Hoe beschrijft het laatste vers van Jesaja 35 de huidige situatie van Jehovah’s getrouwe getuigen, en naar wie gaat alle dank uit voor de vervulling van deze profetie?
18 Zij worden met een onbeschrijfelijke vreugde en blijdschap vervuld, zoals in het laatste vers van Jesaja hoofdstuk 35 wordt beschreven: „En het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren en stellig naar Sion zullen komen met vreugdegeroep, en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn. Tot uitbundige vreugde en verheuging zullen zij geraken, en droefheid en zuchten moeten wegvlieden.” Hun droefheid en zuchten over het feit dat zij eens niet in een goede verstandhouding tot Jehovah God stonden, zijn sinds 1919 ’weggevloden’. En droefheid en zuchten zijn niet opnieuw over Jehovah’s getrouwe, vreugdevolle getuigen gekomen. Alle dank gaat uit naar de God die waarheid spreekt, Jehovah, die deze hartverwarmende profetie uit Jesaja hoofdstuk 35 zo prijzenswaardig heeft vervuld!