Bijbelboek nummer 64 — 3 Johannes
Schrijver: De apostel Johannes
Waar geschreven: In of bij Efeze
Geschrift voltooid: ca. 98 G.T.
1. Aan wie was Drie Johannes gericht, en wat weten wij van deze persoon?
DEZE brief is geschreven aan Gajus, een getrouwe christen van wie Johannes werkelijk veel hield. De naam Gajus was in de tijd van de vroege gemeente een algemene naam. Hij komt viermaal in andere gedeelten van de christelijke Griekse Geschriften voor en heeft betrekking op ten minste drie en vermoedelijk vier verschillende mannen (Hand. 19:29; 20:4; Rom. 16:23; 1 Kor. 1:14). Er zijn geen gegevens beschikbaar waardoor de Gajus aan wie Johannes schreef definitief met een van deze anderen vereenzelvigd zou kunnen worden. Alles wat wij van Gajus weten, is dat hij een lid was van een christelijke gemeente, dat hij een speciale vriend van Johannes was en dat de brief aan hem persoonlijk was gericht, om welke reden het woordje „gij” altijd in het enkelvoud staat.
2. Waaruit blijkt wie de schrijver is en wanneer en waar Drie Johannes werd geschreven?
2 Aangezien de stijl van de openings- en de slotgroet dezelfde is als die van Twee Johannes en de schrijver zich wederom identificeert als „de oudere man”, kan er geen twijfel over bestaan dat de apostel Johannes ook deze brief heeft geschreven (2 Joh. 1). De overeenkomst van inhoud en taalgebruik duidt er eveneens op dat de brief net als in het geval van de andere twee brieven omstreeks 98 G.T. in of bij Efeze werd geschreven. Doordat deze brief zo kort is, werd hij door vroege schrijvers zelden geciteerd, maar hij wordt samen met Twee Johannes aangetroffen in vroege catalogussen van de geïnspireerde Schrift.a
3. Wat brengt Johannes in zijn derde brief tot uitdrukking, en welke interessante blik wordt ons vergund in de broederschap onder de eerste christenen?
3 In zijn brief brengt Johannes waardering tot uitdrukking voor de door Gajus betoonde gastvrijheid aan reizende broeders, en hij maakt melding van enige moeilijkheden met een zekere eerzuchtige Diotrefes. De Demetrius over wie Johannes het heeft, schijnt deze brief aan Gajus bezorgd te hebben, zodat het mogelijk is dat hij door Johannes was uitgezonden en op zijn reis Gajus’ gastvrijheid nodig had, waarvoor de brief dan moest zorgen. Net als in het geval van Gajus weten wij buiten hetgeen wij hier lezen, niets over Diotrefes en Demetrius. De brief vergunt ons echter een interessante blik in de nauwe internationale broederschap onder de eerste christenen. Hiertoe behoorde onder meer de gewoonte om personen die ’ten behoeve van de naam’ reisden gastvrij te ontvangen, hoewel de gastheren hen wellicht niet persoonlijk kenden. — Vs. 7.
DE INHOUD VAN DRIE JOHANNES
4. Waarvoor prijst Johannes Gajus, welk onordelijk gedrag veroordeelt hij, en welke gezonde raad geeft hij?
4 De apostel beveelt gastvrijheid en goede werken aan (vs. 1-14). Johannes verheugt zich erover te horen dat Gajus nog steeds ’in de waarheid wandelt’. Hij prijst hem om het getrouwe werk dat hij doet door zich op liefdevolle wijze zorgzaam te betonen voor bezoekende broeders. „Wij zijn . . . verplicht”, zegt Johannes, „zulke personen gastvrij te ontvangen, opdat wij medewerkers in de waarheid mogen worden.” Johannes heeft al eerder aan de gemeente geschreven, maar de zichzelf verheffende Diotrefes ontvangt niets van Johannes of andere verantwoordelijke personen met achting. Johannes zal hem, als hij komt, rekenschap vragen voor zijn ’gesnater met boosaardige woorden’. De geliefde Gajus krijgt de raad niet ’het slechte na te volgen, maar het goede’. Demetrius wordt als een prijzenswaardig voorbeeld genoemd. Johannes spreekt de hoop uit Gajus spoedig van aangezicht tot aangezicht te zien, zodat hij hem niet over vele dingen hoeft te schrijven. — Vs. 4, 8, 10, 11.
WAAROM NUTTIG
5. (a) Hoe betoonde Johannes zich een voorbeeldige opziener, en welke geest moest vooral behouden worden? (b) Waarom veroordeelde Johannes Diotrefes zo onomwonden? (c) Waarnaar dienen wij in deze tijd ijverig te streven, in overeenstemming met welk door Johannes vermelde beginsel?
5 De apostel Johannes betoont zich een voorbeeldige opziener wat betreft zijn ijver om de gemeente te behoeden voor verderfelijke invloeden. De allesoverheersende geest van liefde en gastvrijheid in de gemeente was prijzenswaardig, en het was beslist hun plicht ervoor te zorgen dat deze gelukkige toestand gehandhaafd werd, opdat de plaatselijke broeders en „vreemden” (personen die voorheen onbekend waren aan hun christelijke gastheren) die in hun midden kwamen, samen dienst zouden verrichten als „medewerkers in de waarheid” (vs. 5, 8). Diotrefes had echter hovaardige ogen, iets wat Jehovah haat, en hij had geen respect voor theocratische autoriteit, ja, hij snaterde boosaardig over de apostel Johannes (Spr. 6:16, 17). Hij belemmerde de christelijke gastvrijheid van de gemeente. Geen wonder dat Johannes dit kwaad zo onomwonden veroordeelde en zo krachtig pleitte voor oprechte christelijke liefde in de gemeente. Wij dienen er in deze tijd net zo ijverig naar te streven nederig te blijven, in de waarheid te wandelen en godvruchtige liefde en edelmoedigheid te beoefenen, in overeenstemming met het door Johannes vermelde beginsel: „Wie het goede doet, spruit uit God voort. Wie het slechte doet, heeft God niet gezien.” — 3 Joh. 11.
[Voetnoten]
a Zie de tabel „Belangrijke vroege catalogussen van de christelijke Griekse Geschriften”, blz. 303.