Hoofdstuk negen
Een groot onderwijzer geeft ons een duidelijker beeld van de Schepper
DE MENSEN in het eerste-eeuwse Palestina waren „vol verwachting”. Waar zagen zij naar uit? Naar de „Christus” of „Messias”, die eeuwen voordien door Gods profeten was voorzegd. De mensen waren ervan overtuigd dat de bijbel onder Gods leiding was geschreven en onthullingen omtrent de toekomst bevatte. Een zo’n profetie, in het boek Daniël, wees vooruit naar de komst van de Messias in het begin van hun eeuw. — Lukas 3:15; Daniël 9:24-26.
Zij moesten echter op hun hoede zijn, want er zouden personen opstaan die zichzelf als messias zouden opwerpen (Mattheüs 24:5). De joodse geschiedschrijver Josephus noemt er enkelen: Theudas, die zijn volgelingen naar de Jordaan leidde en beweerde dat de wateren van de rivier gescheiden zouden worden; een man uit Egypte die mensen naar de Olijfberg voerde en verklaarde dat de muur van Jeruzalem op zijn bevel zou instorten; en een bedrieger in de tijd van stadhouder Festus die verlossing van ellende beloofde. — Vergelijk Handelingen 5:36; 21:38.
In tegenstelling tot zulke misleide volgelingen herkende een groep mensen die mettertijd „christenen” werden genoemd, Jezus van Nazareth als een groot onderwijzer en de ware Messias (Handelingen 11:26; Markus 10:47). Jezus was niet iemand die zich voor messias uitgaf; hij beschikte over deugdelijke geloofsbrieven, zoals ruimschoots wordt bevestigd in de vier historische boeken die de Evangeliën worden genoemd.a De joden wisten bijvoorbeeld dat de Messias in Bethlehem geboren zou worden, uit het geslacht van David zou zijn en wonderbare werken zou verrichten. Jezus vervulde dat alles, zoals zelfs door het getuigenis van tegenstanders wordt bevestigd. Ja, Jezus voldeed aan de kwalificaties van de bijbelse Messias. — Mattheüs 2:3-6; 22:41-45; Johannes 7:31, 42.
Grote scharen mensen die Jezus meemaakten, zijn voortreffelijke werken gadesloegen, zijn unieke woorden van wijsheid hoorden en zijn vooruitziendheid beseften, raakten ervan overtuigd dat hij de Messias was. In de loop van zijn bediening (29–33 G.T.) stapelden de bewijzen ter ondersteuning van zijn messianiteit zich op. Hij bewees zelfs meer dan de Messias te zijn. Een discipel die bekend was met de feiten, kwam tot de slotsom dat „Jezus de Christus is, de Zoon van God”.b — Johannes 20:31.
Dat Jezus zo’n nauwe band met God had, stelde hem in staat te verklaren en onthullen wat voor iemand onze Schepper is (Lukas 10:22; Johannes 1:18). Jezus getuigde dat zijn nauwe band met zijn Vader was begonnen in de hemel, waar hij met God samenwerkte om alle andere, zowel bezielde als onbezielde, dingen tot bestaan te brengen. — Johannes 3:13; 6:38; 8:23, 42; 13:3; Kolossenzen 1:15, 16.
De bijbel bericht dat de Zoon werd overgebracht uit het geestenrijk en „aan de mensen gelijk [is] geworden” (Filippenzen 2:5-8). Normaal is zo’n gebeurtenis niet, maar is het mogelijk? Wetenschappers bevestigen dat een element als uranium omgezet kan worden in een ander element; zij berekenen zelfs de resultaten wanneer massa wordt omgezet in energie (E=mc2). Dus waarom dienen wij te twijfelen als de bijbel zegt dat een geestelijk schepsel een transformatie onderging om als mens te kunnen leven?
Om het nog anders te illustreren: Denk eens aan wat sommige artsen tot stand brengen met in-vitrobevruchting. Een leven dat begint in een „reageerbuisje” wordt overgebracht in een vrouw en wordt later als baby geboren. In het geval van Jezus verzekert de bijbel ons dat zijn leven door de „kracht van de Allerhoogste” werd overgebracht in een maagd genaamd Maria. Zij was uit het geslacht van David, dus kon Jezus de blijvende erfgenaam van het aan David beloofde Messiaanse koninkrijk zijn. — Lukas 1:26-38; 3:23-38; Mattheüs 1:23.
Op grond van zijn nauwe band en zijn gelijkenis met de Schepper zei Jezus: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien” (Johannes 14:9). Hij zei ook: „Niemand weet wie de Vader is, dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon hem wil openbaren” (Lukas 10:22). Wanneer wij dus te weten komen wat Jezus op aarde onderwees en deed, kunnen wij een duidelijker beeld van de persoonlijkheid van de Schepper krijgen. Laten wij dit eens beschouwen aan de hand van de ervaringen van mannen en vrouwen die met Jezus te maken hadden.
Een Samaritaanse vrouw
„Zou dit niet misschien de Christus zijn?”, vroeg een Samaritaanse vrouw zich af na een poosje met Jezus te hebben gesproken (Johannes 4:29). Zij drong er zelfs bij anderen uit de nabijgelegen stad Sichar op aan Jezus te ontmoeten. Wat bewoog haar ertoe Jezus als de Messias te aanvaarden?
Deze vrouw ontmoette Jezus terwijl hij rustte na de hele ochtend over stoffige wegen in de heuvels van Samaria te hebben gelopen. Hoewel Jezus vermoeid was, sprak hij met haar. Daar Jezus haar intense geestelijke belangstelling waarnam, vertelde hij diepe waarheden die gericht waren op de noodzaak „de Vader met geest en waarheid [te] aanbidden”. Na verloop van tijd onthulde hij dat hij werkelijk de Christus was, een feit dat hij nog niet in het openbaar had beleden. — Johannes 4:3-26.
Deze Samaritaanse vrouw vond haar ontmoeting met Jezus heel zinvol. Haar vroegere religieuze activiteiten draaiden om de aanbidding op de berg Gerizim en waren gebaseerd op slechts de eerste vijf boeken van de bijbel. De joden meden Samaritanen, van wie velen afstamden van gemengde huwelijken tussen de tien stammen van Israël en andere volken. Hoe anders was Jezus! Hij was bereid deze Samaritaanse te onderwijzen, ook al had hij de opdracht om naar „de verloren schapen van het huis van Israël” te gaan (Mattheüs 15:24). Hier weerspiegelde Jezus Jehovah’s bereidheid om oprechte mensen uit alle natiën te aanvaarden (1 Koningen 8:41-43). Ja, zowel Jezus als Jehovah staat boven de bekrompen religieuze vijandigheid waarvan de huidige wereld doortrokken is. Dit te weten, dient ons tot de Schepper en zijn Zoon te trekken.
Er is nog een les die wij kunnen leren uit Jezus’ bereidheid om deze vrouw te onderwijzen. Zij leefde toen met een man die niet haar echtgenoot was (Johannes 4:16-19). Toch weerhield dit Jezus er niet van tot haar te spreken. U kunt begrijpen dat zij het gewaardeerd moet hebben met waardigheid bejegend te worden. En haar ervaring was niet uniek. Toen sommige joodse leiders (Farizeeën) Jezus bekritiseerden omdat hij met berouwvolle zondaars at, zei hij: „De gezonden hebben geen geneesheer nodig, maar zij die iets mankeren wel. Gaat dan heen en leert wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer.’ Want ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Mattheüs 9:10-13). Jezus verleende hulp aan mensen die gebukt gingen onder de last van hun zonden — hun overtredingen van Gods wetten of maatstaven. Wat is het hartverwarmend te leren dat God en zijn Zoon degenen zullen helpen die problemen hebben als gevolg van hun gedrag in het verleden! — Mattheüs 11:28-30.c
Laten wij niet over het hoofd zien dat Jezus bij deze gelegenheid in Samaria vriendelijk en behulpzaam sprak tot een vrouw. Waarom is dit veelzeggend? Destijds werd joodse mannen geleerd dat zij het dienden te vermijden op straat met vrouwen te spreken, zelfs met hun eigen vrouw. Joodse rabbi’s achtten vrouwen niet in staat om diep geestelijk onderricht in zich op te nemen maar beschouwden hen als personen met „weinig verstand”. Sommigen zeiden: „Het is beter dat de woorden van de wet worden verbrand dan dat ze aan vrouwen worden doorgegeven.” Jezus’ discipelen waren in zo’n atmosfeer opgegroeid; dus toen zij terugkwamen, „gingen [zij] zich verwonderen omdat hij met een vrouw sprak” (Johannes 4:27). Dit verslag — een van de vele — illustreert dat Jezus het beeld van zijn Vader weerspiegelde, die zowel man als vrouw schiep en eer toekende. — Genesis 2:18.
Naderhand overreedde de Samaritaanse vrouw de medebewoners van haar stad ertoe naar Jezus te luisteren. Velen onderzochten de feiten, werden gelovigen en zeiden: „Wij weten dat deze man stellig de redder der wereld is” (Johannes 4:39-42). Aangezien wij deel uitmaken van de mensen-„wereld”, is Jezus ook voor onze toekomst uitermate belangrijk.
De zienswijze van een visser
Laten wij Jezus nu eens bekijken door de ogen van twee intieme metgezellen — Petrus en vervolgens Johannes. Deze gewone vissers behoorden tot zijn eerste volgelingen (Mattheüs 4:13-22; Johannes 1:35-42). De Farizeeën beschouwden hen als „ongeletterde en gewone mensen”, die deel uitmaakten van het volk van het land (ʽam-ha·ʼaʹrets), op wie werd neergezien omdat zij niet als rabbi’s waren opgeleid (Handelingen 4:13; Johannes 7:49). Veel van zulke mensen, die ’zwoegden en zwaar gebukt gingen’ onder het juk van religieuze traditionalisten, verlangden naar geestelijke verlichting. Professor Charles Guignebert, verbonden aan de Sorbonne, zei dat „hun hart Jahweh [Jehovah] volledig toebehoorde”. Jezus wees die nederige mensen niet af ten gunste van de rijke of invloedrijke personen. In plaats daarvan onthulde hij door zijn leringen en handelingen de Vader aan hen. — Mattheüs 11:25-28.
Petrus ondervond Jezus’ zorgzame houding uit de eerste hand. Kort nadat hij zich in de bediening bij Jezus had gevoegd, werd Petrus’ schoonmoeder ziek en had koorts. Jezus ging naar Petrus’ huis, pakte haar bij de hand en de koorts verdween! Wij mogen dan niet precies weten hoe dit gebeurde, net zoals artsen in deze tijd niet volledig kunnen verklaren hoe sommige genezingen tot stand komen, maar de koorts verliet deze vrouw. Belangrijker dan zijn methode van genezing te weten, is te beseffen dat Jezus door de zieken en gekwelden te genezen, bewees dat hij medelijden met hen had. Hij wilde mensen werkelijk helpen, en zijn Vader wil dit eveneens (Markus 1:29-31, 40-43; 6:34). Uit zijn ervaring met Jezus kon Petrus zien dat de Schepper elke persoon zorg waardig acht. — 1 Petrus 5:7.
Op een later tijdstip bevond Jezus zich in het Voorhof der vrouwen in de tempel van Jeruzalem. Hij sloeg mensen gade die bijdragen in de schatkisten wierpen. Rijke mensen wierpen er veel geldstukken in. Nauwlettend toekijkend, zag Jezus een arme weduwe die er twee geldstukken van zeer weinig waarde inwierp. Jezus zei tot Petrus, Johannes en de anderen: „Voorwaar, ik zeg u dat deze arme weduwe er meer in heeft geworpen dan allen die geld in de schatkisten hebben geworpen; want zij hebben er allen van wat zij over hadden, in geworpen, maar zij heeft er van haar gebrek alles in geworpen wat zij had.” — Markus 12:41-44.
U kunt zien dat Jezus naar het goede in mensen keek en dat hij ieders inspanningen waardeerde. Welke uitwerking had dit, denkt u, op Petrus en de andere apostelen? Uit Jezus’ voorbeeld bemerkend wat voor iemand Jehovah is, citeerde Petrus later een psalm: „De ogen van Jehovah zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking” (1 Petrus 3:12; Psalm 34:15, 16). Voelt u zich niet aangetrokken tot een Schepper en zijn Zoon die naar het goede in u willen zoeken en naar uw smeekbeden zullen luisteren?
Na zo’n twee jaar met Jezus te zijn omgegaan, was Petrus er zeker van dat Jezus de Messias was. Bij één gelegenheid vroeg Jezus aan zijn discipelen: „Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Hij kreeg diverse antwoorden. Vervolgens vroeg hij hun: „Wie zegt gij echter dat ik ben?” Petrus antwoordde vol vertrouwen: „Gij zijt de Christus.” Wellicht vindt u het vreemd wat Jezus vervolgens deed. Hij ’gelastte hun streng er met niemand over te spreken’ (Markus 8:27-30; 9:30; Mattheüs 12:16). Waarom zou hij dat zeggen? Jezus bevond zich in hun midden, dus wilde hij niet dat mensen louter op grond van horen zeggen conclusies zouden trekken. Dat is logisch, nietwaar? (Johannes 10:24-26) Waar het om gaat, is dat onze Schepper eveneens wil dat wij hem door ons eigen onderzoek van deugdelijk bewijsmateriaal leren kennen. Hij verwacht dat wij overtuigingen bezitten die gebaseerd zijn op feiten. — Handelingen 17:27.
Zoals u zich wellicht kunt indenken, aanvaardden sommige van Jezus’ landgenoten hem niet, ondanks de overvloedige bewijzen dat hij de steun van de Schepper genoot. Bij velen die zich geheel in beslag lieten nemen door hun positie of door politieke doeleinden, viel deze oprechte maar nederige Messias niet in de smaak. Toen zijn bediening ten einde liep, zei Jezus: „Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen . . . Maar gij hebt het niet gewild. Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten” (Mattheüs 23:37, 38). Deze veranderde situatie voor die natie markeerde een belangrijke stap in de verwezenlijking van Gods voornemen om alle natiën te zegenen.
Kort daarna hoorden Petrus en drie andere apostelen Jezus een uitvoerige profetie uitspreken over „het besluit van het samenstel van dingen”.d Wat Jezus voorzei, had een eerste vervulling tijdens de Romeinse aanval op en verwoesting van Jeruzalem in 66–70 G.T. De geschiedenis bevestigt dat wat Jezus voorzei, werkelijk uitkwam. Petrus was getuige van veel van de dingen die Jezus voorzei, en dit wordt weerspiegeld in 1 en 2 Petrus, twee door Petrus geschreven boeken. — 1 Petrus 1:13; 4:7; 5:7, 8; 2 Petrus 3:1-3, 11, 12.
Tijdens zijn bediening had Jezus de joden rondom hem geduldig goedheid betoond. Maar hij deinsde er niet voor terug om goddeloosheid te veroordelen. Dit hielp Petrus, en het dient ook ons te helpen, onze Schepper vollediger te begrijpen. Terwijl hij andere dingen zag die een vervulling vormden van Jezus’ profetie, schreef Petrus dat christenen ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte moesten houden’. Petrus zei ook: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken.” Vervolgens sprak Petrus aanmoedigende woorden over ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’ (2 Petrus 3:3-13). Hebben wij, net als Petrus, waardering voor Gods hoedanigheden die worden weerspiegeld in Jezus, en tonen wij vertrouwen in zijn beloften voor de toekomst?
Waarom stierf Jezus?
Op zijn laatste avond met de apostelen nuttigde Jezus een speciale maaltijd met hen. Bij zo’n maaltijd gaf een joodse gastheer gewoonlijk blijk van gastvrijheid door de voeten van de gasten te wassen, die wellicht in sandalen over stoffige wegen hadden gelopen. Niemand bood echter aan dit voor Jezus te doen. Dus stond hij nederig op, nam een handdoek en een kom en begon de voeten van de apostelen te wassen. Toen Petrus aan de beurt kwam, schaamde hij zich om deze dienst van Jezus te aanvaarden. Petrus zei: „Gij zult mijn voeten stellig nooit wassen.” „Indien ik u niet was,” antwoordde Jezus, „hebt gij geen deel met mij.” Hij wist dat hij weldra zou sterven, dus voegde Jezus eraan toe: „Indien ik . . ., ofschoon ik Heer en Leraar ben, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaars voeten te wassen. Want ik heb u het voorbeeld gegeven, opdat ook gij zoudt doen zoals ik u heb gedaan.” — Johannes 13:5-17.
Tientallen jaren later drukte Petrus christenen op het hart Jezus na te volgen, niet in een voetwassingsritueel, maar door anderen nederig te dienen in plaats van over hen te „heersen”. Petrus realiseerde zich ook dat Jezus’ voorbeeld bewees dat ’God de hoogmoedigen weerstaat, maar onverdiende goedheid geeft aan de nederigen’. Wat een les over de Schepper! (1 Petrus 5:1-5; Psalm 18:35) Maar Petrus leerde nog meer.
Na die laatste maaltijd voerde Judas Iskariot, die een apostel was maar een dief werd, een bende gewapende mannen aan om Jezus te arresteren. Terwijl zij dit deden, reageerde Petrus. Hij trok een zwaard en verwondde een man in het gepeupel. Jezus wees Petrus terecht: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan.” Vervolgens raakte Jezus, terwijl Petrus toekeek, de man aan en genas hem (Mattheüs 26:47-52; Lukas 22:49-51). Het is duidelijk dat Jezus leefde overeenkomstig zijn leer om — in navolging van zijn Vader, die „zijn zon [laat] opgaan over goddelozen en goeden en [het laat] regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” — ’onze vijanden te blijven liefhebben’. — Mattheüs 5:44, 45.
In de loop van die nacht vol stress werd Jezus door het joodse hooggerechtshof een haastig verhoor afgenomen. Hij werd valselijk beschuldigd van godslastering, naar de Romeinse stadhouder gevoerd en vervolgens ten onrechte overgeleverd om terechtgesteld te worden. Joden en Romeinen bespotten hem. Hij werd wreed mishandeld en werd ten slotte aan een paal gehangen. Veel van die mishandeling vormde een vervulling van profetieën die eeuwen voordien waren opgetekend. Zelfs soldaten die Jezus aan de martelpaal gadesloegen, erkenden: „Waarlijk, dit was Gods Zoon.” — Mattheüs 26:57–27:54; Johannes 18:12–19:37.
Die ontwikkelingen moeten Petrus en anderen ertoe bewogen hebben zich af te vragen: ’Waarom moest de Christus sterven?’ Pas later begrepen zij dit. Onder meer waren die gebeurtenissen een vervulling van de profetie uit Jesaja hoofdstuk 53, die liet zien dat de Christus niet enkel voor de joden maar voor de gehele mensheid bevrijding mogelijk zou maken. Petrus schreef: „Hijzelf heeft in zijn eigen lichaam onze zonden gedragen aan de paal, opdat het voor ons met de zonden afgedaan zou zijn en wij voor rechtvaardigheid zouden leven. En ’door zijn striemen zijt gij gezond gemaakt’” (1 Petrus 2:21-25). Petrus begreep de betekenis van een waarheid die Jezus had bekendgemaakt: „De Zoon des mensen [is] niet gekomen . . . om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:28). Ja, Jezus moest zijn recht op leven als een volmaakt mens opgeven om de mensheid van de van Adam overgeërfde zondige toestand te verlossen. Dat is een fundamentele bijbelse leer — de losprijs.
Wat houdt de losprijs in? U zou het zo kunnen zien: Stel dat u een computer had maar dat een van de elektronische bestanden was beschadigd door een fout (of besmet door een virus) die iemand in een overigens perfect programma had aangebracht. Dat illustreert het effect van wat Adam deed toen hij opzettelijk God ongehoorzaam was, of zondigde. Laten wij de illustratie voortzetten. Elke kopie die u van het beschadigde elektronische bestand zou maken, zou aangetast zijn. Maar niet alles hoeft verloren te zijn. Met een speciaal programma zou u de aangebrachte fout kunnen ontdekken en uit uw bestanden en computer kunnen verwijderen. Op vergelijkbare wijze heeft de mensheid een „virus”, zonde, van Adam en Eva ontvangen, en wij hebben hulp van buitenaf nodig om het uit te bannen (Romeinen 5:12). Volgens de bijbel heeft God door Jezus’ dood in deze reiniging voorzien. Het is een liefdevolle voorziening waar wij voordeel van kunnen trekken. — 1 Korinthiërs 15:22.
Waardering voor wat Jezus had gedaan, bewoog Petrus ertoe „de rest van zijn tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil”. Zowel voor Petrus als voor ons zou dit betekenen ontaarde gewoonten en immorele levensstijlen te vermijden. Anderen trachten het de persoon die ernaar streeft „Gods wil” te doen, misschien moeilijk te maken. Niettemin zal hij bemerken dat zijn leven rijker, zinvoller, wordt (1 Petrus 4:1-3, 7-10, 15, 16). Dat was met Petrus zo, en het kan met ons het geval zijn als wij ’onze ziel, of ons leven, toevertrouwen aan een getrouwe Schepper, terwijl wij voortgaan het goede te doen’. — 1 Petrus 4:19.
Een discipel die liefde herkende
De apostel Johannes was nog een discipel die nauwe omgang met Jezus had en die ons daarom kan helpen de Schepper vollediger te begrijpen. Johannes schreef een evangelie en ook drie brieven (1, 2 en 3 Johannes). In één brief gaf hij ons het volgende inzicht: „Wij weten . . . dat de Zoon van God is gekomen, en hij heeft ons het verstandelijke vermogen gegeven om de kennis van de waarachtige [de Schepper] te verwerven. En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” — 1 Johannes 5:20.
Om kennis van „de waarachtige” te verwerven, moest Johannes gebruik maken van zijn „verstandelijke vermogen”. Wat onderscheidde Johannes omtrent de hoedanigheden van de Schepper? „God is liefde,” schreef Johannes, „en wie in de liefde blijft, blijft in eendracht met God.” Waarom kon Johannes daar zo zeker van zijn? „De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden” om het loskoopoffer voor ons te brengen (1 Johannes 4:10, 16). Net als Petrus werd ook Johannes geroerd door de liefde die God had getoond door zijn Zoon te zenden om ten behoeve van ons te sterven.
Johannes, die een heel nauwe band met Jezus had gehad, kon Jezus’ emoties begrijpen. Een voorval in Bethanië, bij Jeruzalem, maakte diepe indruk op Johannes. Na bericht te hebben ontvangen dat zijn vriend Lazarus erg ziek was, reisde Jezus naar Bethanië. Tegen de tijd dat hij en de apostelen arriveerden, was Lazarus al ten minste vier dagen dood. Johannes wist dat de Schepper, de Bron van menselijk leven, Jezus steunde. Kon Jezus Lazarus dus opwekken? (Lukas 7:11-17; 8:41, 42, 49-56) Jezus zei tot Lazarus’ zuster Martha: „Uw broer zal opstaan.” — Johannes 11:1-23.
Vervolgens zag Johannes hoe nog een zuster van Lazarus, Maria, Jezus tegemoet kwam. Hoe reageerde Jezus? Hij ’zuchtte in de geest en werd verontrust’. Om Jezus’ reactie te beschrijven, gebruikte Johannes een Grieks woord (in het Nederlands weergegeven met „zuchtte”) dat de betekenis had van diepe, uit het hart opwellende emoties. Johannes kon zien dat Jezus „verontrust” was of innerlijke beroering, groot verdriet, had. Jezus was niet koel of onverschillig. Hij „liet zijn tranen de vrije loop” (Johannes 11:30-37). Het is duidelijk dat Jezus diepe en tedere gevoelens had, hetgeen Johannes hielp de gevoelens van de Schepper te begrijpen, en het dient ons eveneens te helpen.
Johannes wist dat Jezus’ emoties gepaard gingen met positieve daden, want hij hoorde Jezus uitroepen: „Lazarus, kom naar buiten!” En het gebeurde. Lazarus kwam tot leven en kwam uit het graf. Wat een vreugde moet dat voor zijn zusters en de andere toeschouwers zijn geweest! Velen stelden toen geloof in Jezus. Zijn vijanden konden niet ontkennen dat hij deze opstanding had verricht, maar toen het nieuws daarover zich verbreidde, ’beraadslaagden zij om zowel Jezus als Lazarus te doden’. — Johannes 11:43; 12:9-11.
De bijbel beschrijft Jezus als ’de nauwkeurige afdruk van het wezen van de Schepper’ (Hebreeën 1:3). Bijgevolg verschaft Jezus’ bediening overvloedige bewijzen van het intense verlangen van hemzelf en zijn Vader om de verwoestende uitwerking van ziekte en de dood ongedaan te maken. En dit reikt verder dan de paar in de bijbel opgetekende opstandingen. In feite hoorde Johannes zelf Jezus zeggen: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, [de] stem [van de Zoon] zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Johannes 5:28, 29). Merk op dat Johannes hier in plaats van het gewone woord voor graf een woord gebruikte dat met „herinneringsgraven” is weergegeven. Waarom?
Gods herinnering is erbij betrokken. De Schepper van het uitgestrekte universum kan zich stellig elk detail van ieder van onze gestorven geliefden herinneren, met inbegrip van zowel inherente als verworven eigenschappen. (Vergelijk Jesaja 40:26.) En het is niet slechts zo dat hij ze zich kan herinneren. Zowel hij als zijn Zoon wil het ook. Betreffende het wonderbare vooruitzicht van de opstanding zei de getrouwe Job over God: „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven? . . . Gij [Jehovah] zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden. Naar het werk van uw handen zult gij een vurig verlangen hebben” (Job 14:14, 15; Markus 1:40-42). Wat een geweldige Schepper hebben wij, die onze aanbidding waard is!
De opgestane Jezus — De sleutel tot een zinvol leven
De geliefde discipel Johannes sloeg Jezus tot aan Zijn dood nauwlettend gade. Meer dan dat, Johannes tekende een bericht op over de grootste opstanding die ooit heeft plaatsgevonden, een gebeurtenis die een hecht fundament vormt op grond waarvan wij een duurzaam en zinvol leven kunnen hebben.
Vijanden van Jezus lieten hem terechtstellen, als een gewone misdadiger aan een paal nagelen. Toeschouwers — met inbegrip van religieuze leiders — bespotten hem terwijl hij urenlang leed. Ondanks het feit dat Jezus aan de paal folterende pijn leed, zag hij zijn moeder en zei tot haar over Johannes: „Vrouw, zie, uw zoon!” Maria moet tegen die tijd weduwe zijn geweest, en haar andere kinderen waren nog geen discipelen.e Bijgevolg vertrouwde Jezus de zorg voor zijn al wat oudere moeder aan zijn discipel Johannes toe. Dit weerspiegelde weer de denkwijze van de Schepper, die ertoe aanmoedigde voor weduwen en wezen te zorgen. — Johannes 7:5; 19:12-30; Markus 15:16-39; Jakobus 1:27.
Maar hoe kon Jezus, toen hij eenmaal dood was, zijn rol als het „zaad” vervullen door bemiddeling van wie „alle natiën der aarde zich stellig [zullen] zegenen”? (Genesis 22:18) Met zijn dood, op die namiddag in april 33 G.T., legde Jezus zijn leven af als de basis voor de losprijs. De foltering die zijn onschuldige Zoon doormaakte, moet zijn gevoelige Vader pijn hebben gedaan. Toch werd op deze manier in de losprijs voorzien die nodig was om de mensheid van knechtschap aan zonde en de dood te bevrijden (Johannes 3:16; 1 Johannes 1:7). Het toneel was in gereedheid gebracht voor een grootse finale.
Omdat Jezus Christus een centrale rol vervult in de verwezenlijking van Gods voornemens, moest hij weer tot leven komen. Dat gebeurde ook, en Johannes was er getuige van. Vroeg op de derde dag na Jezus’ dood en begrafenis gingen enkele discipelen naar het graf. Het was leeg. Dat verbijsterde hen, totdat Jezus aan verscheidene personen verscheen. Maria Magdalena berichtte: „Ik heb de Heer gezien!” De discipelen aanvaardden haar getuigenis niet. Later kwamen de discipelen bijeen in een gesloten vertrek en verscheen Jezus weer, terwijl hij zelfs met hen sprak. Binnen enkele dagen werden meer dan 500 mannen en vrouwen ooggetuigen van het feit dat Jezus werkelijk leefde. Mensen in die tijd die misschien sceptisch waren, konden deze geloofwaardige getuigen interviewen en hun getuigenis verifiëren. De christenen konden er zeker van zijn dat Jezus was opgewekt en leefde als een geestelijk schepsel, net als de Schepper. De bewijzen hiervoor waren zo overvloedig en betrouwbaar dat velen eerder de dood onder ogen zagen dan dat zij loochenden dat Jezus was opgewekt. — Johannes 20:1-29; Lukas 24:46-48; 1 Korinthiërs 15:3-8.f
De apostel Johannes onderging ook vervolging wegens het getuigenis afleggen omtrent Jezus’ opstanding (Openbaring 1:9). Maar toen hij naar een strafeiland was verbannen, ontving hij een ongewone beloning. Jezus gaf hem een reeks visioenen die ons een duidelijker beeld van de Schepper geven en onthullen wat de toekomst zal brengen. U zult dit vinden in het boek Openbaring, waarin veel symbolieken worden gebruikt. Jezus Christus wordt daar afgeschilderd als een zegevierende Koning die binnenkort de overwinning op zijn vijanden zal voltooien. Die vijanden omvatten de dood (een vijand van ons allen) en het verdorven geestelijke schepsel genaamd Satan. — Openbaring 6:1, 2; 12:7-9; 19:19–20:3, 13, 14.
Tegen het einde van zijn apocalyptische boodschap had Johannes een visioen van de tijd waarin de aarde een paradijs zal worden. Een stem beschreef de toestanden die dan zullen heersen: „God zelf zal bij [de mensheid] zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:3, 4). In de verwezenlijking van Gods voornemen zal de door God aan Abraham gedane belofte worden vervuld. — Genesis 12:3; 18:18.
Het leven zal dan „het werkelijke leven” zijn, te vergelijken met het vooruitzicht dat Adam had toen hij werd geschapen (1 Timotheüs 6:19). Niet langer zullen de mensen op zoek zijn naar hun Schepper en trachten hun verhouding tot hem te begrijpen. Maar u zou heel goed kunnen vragen: ’Wanneer zal dat gebeuren? En waarom laat onze zorgzame Schepper kwaad en lijden tot op deze tijd toe?’ Laten wij nu die vragen beschouwen.
[Voetnoten]
a Mattheüs, Markus en Johannes waren ooggetuigen. Lukas maakte een wetenschappelijke studie van documenten en getuigenissen uit de eerste hand. De Evangeliën vertonen de kenmerken van eerlijke, nauwkeurige en betrouwbare verslagen. — Zie Een boek voor alle mensen, blz. 16, 17, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
b De koran zegt: „Zijn naam zal zijn: de Messias, Jezus, zoon van Maria, geëerd in deze wereld en in de volgende” (soera 3:46). Als mens was Jezus de zoon van Maria. Maar welke vader was verantwoordelijk? De koran merkt op: „Het geval van Jezus is bij Allah hetzelfde als dat van Adam” (soera 3:60). De Heilige Schrift spreekt over Adam als een „zoon van God” (Lukas 3:23, 38). Noch Adam noch Jezus had een menselijke vader; geen van beiden was voortgesproten uit seksuele betrekkingen met een vrouw. Bijgevolg was Jezus, net als Adam, een zoon van God.
c Jezus’ houding komt overeen met Jehovah’s houding, zoals die wordt beschreven in Psalm 103 en in Jesaja 1:18-20.
d Wij kunnen die profetie lezen in Mattheüs hoofdstuk 24, Markus hoofdstuk 13 en Lukas hoofdstuk 21.
e Ten minste twee van hen werden later discipelen en schreven aanmoedigende brieven die in de bijbel staan, Jakobus en Judas.
f Een hoge Romeinse officier hoorde Petrus’ ooggetuigenverslag: „Gij weet welk onderwerp in heel Judea werd besproken . . . God heeft hem op de derde dag opgewekt en heeft gegeven dat hij openbaar werd . . . Hij [heeft] ons bevolen tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven dat deze Degene is die door God is verordend tot rechter van de levenden en de doden.” — Handelingen 2:32; 3:15; 10:34-42.
[Kader op blz. 150]
U zult het interessant vinden de parallelle verslagen van Jezus’ genezing van Petrus’ schoonmoeder met elkaar te vergelijken (Mattheüs 8:14-17; Markus 1:29-31; Lukas 4:38, 39). De geneesheer Lukas voegde er het medische detail aan toe dat zij „hoge koorts” had. Waardoor kon Jezus haar en anderen genezen? Lukas erkende dat ’Jehovah’s kracht daar was, zodat Jezus gezond kon maken’. — Lukas 5:17; 6:19; 9:43.
[Kader op blz. 152]
De grootste rede die ooit is gehouden
De hindoeleider Mohandas Gandhi heeft naar verluidt gezegd dat door de daarin vervatte leringen op te volgen, „de problemen van de gehele wereld opgelost [zouden] zijn”. De beroemde antropoloog Ashley Montagu schreef dat de huidige bevindingen omtrent de psychologische belangrijkheid van liefde slechts „een bevestiging” van deze rede vormen.
Deze mannen verwezen naar Jezus’ Bergrede. Gandhi zei ook dat ’de Bergrede voor ieder van ons bedoeld was’. Professor Hans Dieter Betz zei onlangs: „De invloed van de Bergrede strekt zich in het algemeen tot ver buiten de grenzen van het judaïsme en het christendom, of zelfs de westerse cultuur, uit.” Hij voegde eraan toe dat deze rede „een unieke universalistische aantrekkingskracht” heeft.
Waarom zou u deze betrekkelijk korte maar fascinerende toespraak niet eens lezen? Ze staat in Mattheüs hoofdstuk 5 tot en met 7 en in Lukas 6:20-49. Hier volgen enkele hoofdpunten uit deze grootste rede:
Hoe men gelukkig kan zijn — Mattheüs 5:3-12; Lukas 6:20-23.
Hoe men zijn zelfrespect kan bewaren — Mattheüs 5:14-16, 37; 6:2-4, 16-18; Lukas 6:43-45.
Hoe men de betrekkingen met anderen kan verbeteren — Mattheüs 5:22-26, 38-48; 7:1-5, 12; Lukas 6:27-38, 41, 42.
Hoe men huwelijksproblemen kan beperken — Mattheüs 5:27-32.
Hoe men het hoofd kan bieden aan bezorgdheid — Mattheüs 6:25-34.
Hoe men religieus bedrog kan herkennen — Mattheüs 6:5-8, 16-18; 7:15-23.
Hoe men de zin van het leven kan ontdekken — Mattheüs 6:9-13, 19-24, 33; 7:7-11, 13, 14, 24-27; Lukas 6:46-49.
[Kader op blz. 159]
Een man van actie
Jezus Christus was geen passieve kluizenaar. Hij was een resolute man van actie. Hij trok „in een kring de dorpen rond en onderwees”, terwijl hij mensen hielp die „gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Markus 6:6; Mattheüs 9:36; Lukas 8:1). In tegenstelling tot veel rijke religieuze leiders in deze tijd vergaarde Jezus geen rijkdom; hij had „geen plaats om zijn hoofd neer te leggen”. — Mattheüs 8:20.
Hoewel Jezus zijn inspanningen op geestelijk gezond maken en voeden richtte, negeerde hij niet de fysieke behoeften van de mensen. Hij genas de zieken, de gehandicapten en de door demonen bezetenen (Markus 1:32-34). Bij twee gelegenheden spijzigde hij duizenden van zijn gretige toehoorders omdat hij medelijden met hen had (Markus 6:35-44; 8:1-8). Zijn motief voor het verrichten van wonderen was zijn belangstelling voor mensen. — Markus 1:40-42.
Jezus trad resoluut op door hebzuchtige kooplieden uit de tempel te verwijderen. Degenen die hem gadesloegen, herinnerden zich de woorden van een psalmist: „De ijver voor uw huis zal mij verteren” (Johannes 2:14-17). Hij was niet zuinig met zijn woorden toen hij huichelachtige religieuze leiders veroordeelde (Mattheüs 23:1-39). Ook zwichtte hij niet onder druk van politiek belangrijke mensen. — Mattheüs 26:59-64; Johannes 18:33-37.
U zult enthousiast zijn wanneer u over Jezus’ dynamische bediening leest. Velen die dit voor het eerst doen, beginnen met Markus’ korte maar levendige verslag over deze man van actie.
[Kader op blz. 164]
Jezus bewoog hen tot actie
In het boek Handelingen kunnen wij een historisch bericht vinden van de wijze waarop Petrus, Johannes en anderen getuigenis aflegden omtrent Jezus’ opstanding. Een groot deel van het boek verhaalt gebeurtenissen betreffende een scherpzinnig rechtsgeleerde genaamd Saulus, of Paulus, die het christendom hevig had tegengestaan. De opgestane Jezus verscheen aan hem (Handelingen 9:1-16). Daar Paulus het onbetwistbare bewijs had dat Jezus levend was in de hemel, legde hij daarna ijverig getuigenis van dit feit af aan joden en niet-joden, met inbegrip van filosofen en heersers. Het is indrukwekkend te lezen wat hij tot zulke ontwikkelde, invloedrijke mannen zei. — Handelingen 17:1-3, 16-34; 26:1-29.
In de loop van enkele tientallen jaren schreef Paulus veel boeken van het zogenoemde Nieuwe Testament of de christelijke Griekse Geschriften. De meeste bijbels bevatten een inhoudsopgave of lijst van boeken. Paulus schreef veertien van die boeken, van Romeinen tot en met Hebreeën. Deze verschaften diepe waarheden en wijze leiding voor christenen destijds. Ze zijn nog waardevoller voor ons, die geen rechtstreekse toegang hebben tot de apostelen en andere getuigen van Jezus’ leringen, werken en opstanding. U zult bemerken dat Paulus’ geschriften u kunnen helpen in uw gezinsleven, in uw omgang met collega’s en buren, en bij het inrichten van uw leven zodat het werkelijk zinvol is en u voldoening schenkt.
[Illustratie op blz. 146]
Geleerden verrichten in-vitrobevruchting. De Schepper bracht het leven van zijn Zoon over opdat deze een mens kon worden
[Illustratie op blz. 148]
Velen die Jezus hoorden en zagen hoe hij met mensen omging, leerden zijn Vader beter kennen
[Illustratie op blz. 154]
Jezus waste de voeten van de apostelen, waardoor hij een voorbeeld in nederigheid gaf dat door de Schepper wordt gewaardeerd
[Illustratie op blz. 157]
Een computerfout (of -virus) kan uit het systeem verwijderd worden; de mensheid heeft Jezus’ losprijs nodig om van overgeërfde onvolmaaktheid te worden verlost
[Illustratie op blz. 163]
Ooggetuigen zagen dat Jezus in een graf (zoals dit) werd gelegd en op de derde dag tot leven was opgewekt