HOOFDSTUK NEGEN
Zoek geen „grote dingen” voor jezelf
1, 2. (a) Met welk probleem kreeg Baruch in het vierde regeringsjaar van Jojakim te maken? (b) Hoe hielp Jehovah Baruch?
BARUCH, de getrouwe secretaris van Jeremia, voelde zich uitgeput. Het was het vierde jaar van de regering van de slechte koning Jojakim, rond 625 v.G.T. Jeremia zei tegen zijn secretaris dat hij in een boekrol alle woorden op moest schrijven die Jehovah via de profeet over Jeruzalem en Juda had gesproken. Het ging dus om uitspraken van Jehovah in de 23 jaar van Jeremia’s loopbaan tot op dat moment (Jer. 25:1-3; 36:1, 2). Baruch las de inhoud van de boekrol niet meteen aan de Joden voor. Hij zou dat pas in het jaar daarna doen (Jer. 36:9, 10). Maar was er iets waar Baruch over inzat?
2 „Wee mij toch,” klaagde Baruch, „want Jehovah heeft droefheid aan mijn smart toegevoegd! Ik ben afgemat wegens mijn zuchten.” Je bent vast ook weleens uitgeput geweest, of je dat nu hoorbaar hebt geuit of alleen in je hart. Op welke manier Baruch er ook uiting aan gaf, Jehovah luisterde. De Onderzoeker van menselijke harten wist waar Baruch zo over piekerde, en via Jeremia corrigeerde Hij Baruch op een vriendelijke manier. (Lees Jeremia 45:1-5.) Maar je vraagt je misschien af waarom Baruch zich zo uitgeput voelde. Kwam het door de opdracht die hij had gekregen of door de omstandigheden waaronder hij die moest uitvoeren? Nee, het probleem lag bij hemzelf. Hij was namelijk ’grote dingen aan het zoeken’. Wat voor dingen? Welke belofte gaf Jehovah hem als hij Zijn raad en leiding zou aanvaarden? En wat kunnen wij hiervan leren?
WAT WAREN DE „GROTE DINGEN”?
3. Wat lag ten grondslag aan Baruchs geestelijke probleem?
3 Baruch moet geweten hebben wat de „grote dingen” waren. Hij besefte dat Gods ogen ’op ’s mensen wegen gericht zijn, en hij al zijn schreden ziet’ (Job 34:21). Dat Baruch het gevoel had dat hij ’geen rustplaats’ had terwijl hij Jeremia’s profetische uitspraken opschreef, kwam niet door de taak op zich. Het kwam door zijn eigen kijk op wat groot of belangrijk leek — wat er in zijn hart leefde. Doordat hij in beslag genomen werd door het zoeken naar „grote dingen” voor zichzelf, verloor hij de belangrijker dingen uit het oog, dingen die te maken hadden met het doen van Gods wil (Fil. 1:10). De Nieuwe-Wereldvertaling laat de betekenis van het gebruikte werkwoord uitkomen door het weer te geven met ’blijven zoeken’. Het ging dus niet om een vluchtige, voorbijgaande gedachte. Baruch was al „grote dingen” aan het zoeken toen Jehovah hem waarschuwde ermee te stoppen. Hoewel Jeremia’s trouwe secretaris bezig was met het doen van Gods wil, verlangde hij tegelijkertijd naar „grote dingen” voor zichzelf.
4, 5. Waarom kunnen de „grote dingen” die Baruch zocht te maken hebben gehad met roem en aanzien, en waarom was Jehovah’s waarschuwing terecht?
4 Wat Baruch zo bezighield, had mogelijk te maken met roem en aanzien. Hoewel Baruch als schrijver voor Jeremia werkte, was hij misschien niet alleen een persoonlijke secretaris van Jeremia. In Jeremia 36:32 wordt hij „de secretaris” genoemd. Uit archeologisch bewijsmateriaal kan opgemaakt worden dat hij een hooggeplaatste ambtenaar aan het hof was. Dezelfde titel wordt gebruikt voor „de secretaris Elisama”, die een van Juda’s vorsten wordt genoemd. Daaruit kunnen we concluderen dat ook Baruch, als een van Elisama’s collega’s, toegang had tot „het eetvertrek van de secretaris” in „het huis van de koning” (Jer. 36:11, 12, 14). Baruch moet dus een ontwikkelde hofbeambte zijn geweest. Zijn broer Seraja was kwartiermeester van koning Zedekia en vergezelde de koning op een belangrijke missie naar Babylon. (Lees Jeremia 51:59.) Als kwartiermeester hield Seraja waarschijnlijk toezicht op de voorraden en het nachtkwartier van de koning wanneer die op reis was, en hij had dus een hoge positie.
5 Het zou te begrijpen zijn dat iemand die gewend was aan een voorname status het moe werd om de ene na de andere oordeelsboodschap tegen Juda op te schrijven. Baruchs positie en carrière kunnen zelfs in gevaar zijn gekomen doordat hij Gods profeet hielp. En denk eens aan wat er zou gebeuren als Jehovah omver zou halen wat hij had opgebouwd, zoals in Jeremia 45:4 te lezen is. Van de „grote dingen” waar Baruch aan dacht — of dat nu meer aanzien aan het hof of materiële voorspoed was — zou dan niets terechtkomen. Als Baruch een zekere positie in het ten ondergang gedoemde Joodse stelsel zocht, had God een goede reden om hem daarvan te weerhouden.
6, 7. Als Baruchs „grote dingen” te maken hadden met materiële bezittingen, met wie was hij dan te vergelijken?
6 Baruchs „grote dingen” kunnen zeker ook materiële bezittingen hebben omvat. De volken om Juda heen vertrouwden sterk op bezittingen en welvaart. Moab verliet zich op zijn ’werken en schatten’. Dat gold ook voor Ammon. En Jehovah liet Babylon door Jeremia beschrijven als „overvloedig in schatten” (Jer. 48:1, 7; 49:1, 4; 51:1, 13). Maar die naties werden door God veroordeeld.
7 Als Baruch voorspoed en rijkdom zocht, is het dus goed te begrijpen dat Jehovah hem daarvoor waarschuwde. Als God ’zijn hand uitstrekte’ tegen de Joden, zouden hun huizen en velden in handen van hun vijanden vallen (Jer. 6:12; 20:5). Stel dat je in dezelfde tijd als Baruch in Jeruzalem woonde. De meesten van je landgenoten, ook vorsten, priesters en de koning zelf, vinden dat ze tegen de binnenvallende Babyloniërs moeten vechten. Maar je hebt Jeremia’s boodschap gehoord: „Dient de koning van Babylon en blijft in leven” (Jer. 27:12, 17). Zou het makkelijker zijn om die richtlijn van God op te volgen als je veel bezittingen in de stad had? Zou je door je gehechtheid aan die bezittingen geneigd zijn om Jeremia’s waarschuwing op te volgen of om hetzelfde te doen als de meerderheid? Echt alles van waarde in Juda en Jeruzalem, ook in de tempel, werd geplunderd en meegenomen naar Babylon. Het zou dus geen zin hebben gehad om materiële bezittingen te vergaren (Jer. 27:21, 22). Kunnen wij daar iets van leren?
Hoe corrigeerde Jehovah op een vriendelijke manier Baruchs neiging om „grote dingen” te zoeken? Waarom is het volgens jou verstandig correctie die God geeft te aanvaarden?
„IK WIL U UW ZIEL TEN BUIT GEVEN”
8, 9. Waarom kun je zeggen dat het bijzonder was dat Baruch zijn ziel als buit kreeg?
8 Denk nu eens na over het volgende: hoe zou Baruch beloond worden voor zijn gehoorzaamheid aan Gods raad? Met zijn ziel! Die zou hij „ten buit” krijgen. (Lees Jeremia 45:5.) Er werden relatief weinig mensen gespaard. Wie waren dat? Personen die gehoorzaam waren aan Gods instructie om over te lopen naar de Chaldeeën, dat wil zeggen dat ze zich aan hen overgaven (Jer. 21:9; 38:2). Sommigen vragen zich misschien af: was dat alles wat ze kregen als beloning voor hun gehoorzaamheid?
9 Maar probeer je eens voor te stellen hoe het in Jeruzalem was tijdens de Babylonische belegering. De toestand werd steeds ondraaglijker. In tegenstelling daarmee werd Sodom als het ware in een ogenblik omvergeworpen. In zekere zin zou dus van Sodoms vernietiging gezegd kunnen worden dat die makkelijker te dragen was (Klaagl. 4:6). Baruch schreef de profetie op dat de inwoners van Jeruzalem zouden sterven door het zwaard, door honger of door epidemieën. Daarna moet hij dat in vervulling hebben zien gaan. De voedselvoorraden in Jeruzalem raakten uitgeput. Wat moet het schokkend zijn geweest in een stad te zijn waar moeders, die van nature meedogend zijn, hun eigen kinderen kookten en opaten! (Klaagl. 2:20; 4:10; Jer. 19:9) Maar Baruch overleefde het. In zo’n tijd van beroering was het leven zelf inderdaad een buit, te vergelijken met een beloning voor overwinnaars na een veldslag. Het is duidelijk dat Baruch de raad van God om geen „grote dingen” te zoeken, moet hebben aanvaard en opgevolgd. En hij kreeg Jehovah’s goedkeuring, wat blijkt uit het feit dat hij het overleefde (Jer. 43:5-7).
ZOEK JIJ „GROTE DINGEN”?
10, 11. Hoe kan het verslag over Baruch op deze tijd en op onszelf van toepassing worden gebracht?
10 Hoewel Baruch druk bezig was met het doen van Gods wil, worstelde hij een tijdlang met een verlangen naar „grote dingen”. Jehovah waarschuwde hem voor het gevaar, en hij werd voor een geestelijke ramp en voor een letterlijke dood behoed. Zouden wij net als Baruch verleid en misschien overweldigd kunnen worden door verlangens die diep in ons hart zitten, ook al zijn we actief in het dienen van Jehovah?
11 Voor Baruch kan het echt verleidelijk zijn geweest naam te maken. Hij zou zich heel goed afgevraagd kunnen hebben: ’Zal ik mijn baan als „de secretaris” wel houden? Zou ik een nog hogere positie kunnen bereiken?’ Hoe zit het met ons? Vraag je eens af: heb ik ambities, misschien diep in mijn hart, om nu of in de nabije toekomst carrière te maken in de wereld? Sommige jonge christenen moeten misschien over de volgende vraag nadenken: zou het vooruitzicht van aanzien en financiële zekerheid door een hogere opleiding mij ertoe kunnen verlokken „grote dingen” voor mezelf te zoeken?
12. Hoe zocht een broeder grote dingen voor Jehovah, en wat vind je van zijn keus?
12 Een broeder die nu op het hoofdkantoor dient, was vijftien toen hem een studiebeurs werd aangeboden. Tot ongenoegen van zijn leraren nam hij dat aanbod niet aan en ging hij liever in de pioniersdienst. Maar hij bleef van leren houden. Hij werd zendeling op een afgelegen eiland. Daar moest hij een taal leren die door iets meer dan tienduizend mensen werd gesproken. Er was geen woordenboek in die taal, dus maakte hij een eigen woordenlijst. Hij kreeg de taal uiteindelijk onder de knie en kreeg de toewijzing een aantal van onze publicaties te vertalen. Later werd zijn woordenlijst gebruikt als basis voor het eerste woordenboek in die taal. Hij zei eens op een districtscongres tegen een groot gehoor: „Als ik naar de universiteit was gegaan, zouden al mijn academische prestaties tot eer van mezelf zijn geweest. Nu heb ik werelds gezien geen kwalificaties, dus komt mij niet de eer toe voor wat ik heb gedaan. Alle eer gaat naar Jehovah” (Spr. 25:27). Wat vind je van de keus die hij maakte toen hij vijftien was? Door de jaren heen heeft hij veel voorrechten onder Gods volk gehad. Hoe wil jij je talenten gebruiken? Ben je vastbesloten om, in plaats van je eigen heerlijkheid te zoeken, Jehovah ermee te loven?
13. Waarom moeten sommige ouders misschien nadenken over het probleem waar Baruch mee zat?
13 Er is nog een verwant gevaar: „grote dingen” zoeken voor of via personen van wie we houden en op wie we invloed hebben. Je hebt vast weleens gezien dat wereldse ouders ervoor proberen te zorgen dat hun kind meer in het leven bereikt dan zij, of iemand wordt over wie ze kunnen opscheppen. Misschien heb je ouders wel horen zeggen: „Ik wil niet dat hij (of zij) net zo hard moet werken als ik” of „Ik wil dat mijn kind naar de universiteit gaat zodat hij een makkelijk leven zal hebben.” Christelijke ouders zouden er ook zo over kunnen denken. Iemand zegt dan misschien: „Ik zoek geen grote dingen voor mezelf.” Maar zou hij dat wel indirect kunnen doen, bijvoorbeeld via een zoon of dochter? Zoals Baruch misschien in de verleiding kwam naar aanzien te streven via zijn positie of carrière, zou een ouder in zijn hart aanzien kunnen zoeken via de prestaties van zijn kinderen. Maar zou „de onderzoeker van harten” dat niet weten, zoals hij dat ook van Baruch wist? (Spr. 17:3) Net als David zouden we God moeten vragen om onze diepste gedachten te onderzoeken. (Lees Psalm 26:2; Jeremia 17:9, 10.) Jehovah kan verschillende manieren gebruiken, zoals deze bespreking over Baruch, om ons erop te wijzen hoe gevaarlijk het is „grote dingen” te zoeken.
Wat kan één manier zijn geweest waarop Baruch „grote dingen” zocht? Welke les kun je hieruit trekken?
DE VALSTRIK VAN „WAARDEVOLLE DINGEN”
14, 15. Hoe zouden rijkdommen voor ons „grote dingen” kunnen worden?
14 Kijk nog eens naar de mogelijkheid dat de „grote dingen” die Baruch zocht materiële bezittingen waren. Zoals al is gezegd, zou het voor Baruch waarschijnlijk erg moeilijk zijn geweest om Gods gebod op te volgen zich aan de Chaldeeën over te geven als hij sterk gehecht was geweest aan zijn bezittingen in Juda. Iemand die rijk is, vertrouwt vaak op zijn „waardevolle dingen”, maar de Bijbel bevestigt dat zulke dingen alleen „in zijn verbeelding” bescherming bieden (Spr. 18:11). Het zou voor al Jehovah’s aanbidders goed zijn zich de evenwichtige kijk op materiële dingen te binnen te brengen die in Gods Woord naar voren komt. (Lees Spreuken 11:4.) Toch denken sommigen misschien: waarom zou ik niet een beetje genieten van wat de wereld te bieden heeft?
15 Door gehechtheid aan bezittingen kan een christen gaan verlangen naar dingen die horen bij een stelsel dat voorbijgaat. Dat bleek met Jeremia en Baruch niet het geval te zijn. Eeuwen later gaf Jezus de mensen die zouden leven in de tijd dat „de Zoon des mensen geopenbaard zal worden” de waarschuwing: „Denkt aan de vrouw van Lot.” Christenen zouden evengoed de waarschuwing kunnen krijgen: denk aan Jeremia en Baruch (Luk. 17:30-33). Als we sterk gehecht zouden raken aan materiële dingen, zou het moeilijk voor ons kunnen zijn Jezus’ woorden toe te passen. Maar vergeet niet dat Baruch Gods waarschuwing ter harte nam en daardoor in leven bleef.
16. Vertel over een situatie waarin Gods aanbidders materiële dingen op de juiste plaats stelden.
16 Neem de situatie van de broeders en zusters in Roemenië tijdens het communistische regime. Wanneer vertegenwoordigers van de regering de huizen van Getuigen binnenvielen, namen ze soms persoonlijke bezittingen in beslag, vooral spullen die ze konden verkopen (Klaagl. 5:2). Veel broeders en zusters onder dat regime waren bereid hun bezittingen op te geven. Sommige moesten alles wat ze hadden, achterlaten als ze gedwongen werden te verhuizen. Toch bleven ze Jehovah trouw. Stel dat jij voor zo’n beproeving komt te staan. Zou je gehechtheid aan materiële dingen je dan verhinderen loyaal aan God te blijven? — 2 Tim. 3:11.
17. Hoe kunnen tijdgenoten van Jeremia en Baruch een hulp voor hen zijn geweest?
17 Het is interessant dat Jeremia en Baruch steun kregen van enkele tijdgenoten. Zefanja profeteerde tijdens de regering van Josia, toen Jeremia ook als profeet diende. Wat zou Jeremia hebben gevonden van de woorden in Zefanja 1:18? (Lees.) Je kunt je misschien voorstellen dat Jeremia het met Baruch over die geïnspireerde woorden heeft gehad. Een andere tijdgenoot was Ezechiël, die in 617 v.G.T. als gevangene naar Babylon werd gevoerd. Zijn daden en boodschappen hadden soms rechtstreeks te maken met de Joden die nog in hun vaderland waren, dus waarschijnlijk kreeg Jeremia te horen wat Ezechiël zei en deed, en andersom. Dan heeft hij ook de woorden in Ezechiël 7:19 gehoord. (Lees.) Wij kunnen net als Jeremia en Baruch ons voordeel doen met die geïnspireerde woorden. Mensen zullen op Jehovah’s dag hun goden vragen om hen te redden. Maar noch hun goden, noch hun rijkdommen zullen hen redden (Jer. 2:28).
ZUL JIJ ’JE ZIEL ALS BUIT’ KRIJGEN?
18. Wiens „ziel” moeten we als buit willen krijgen, en hoe kunnen we daarvoor zorgen?
18 We mogen niet vergeten dat Jehovah ons beloofd heeft dat we onze „ziel” als buit krijgen. Het kan zijn dat enkelen van zijn aanbidders zullen omkomen tijdens de vervolging die misschien uitbreekt wanneer de politieke hoorns van het wilde beest zich in „de grote verdrukking” tegen religie keren. Dat betekent niet dat die getrouwen hun beloning niet zullen krijgen. Hun „ziel” zal gegarandeerd weer leven, en ze zullen genieten van „het werkelijke leven” in de nieuwe wereld (Openb. 7:14, 15; 1 Tim. 6:19). Maar we kunnen erop vertrouwen dat de meeste aanbidders van God die in die tijd getrouw blijven, uit de grote verdrukking zullen komen. We kunnen er zeker van zijn dat wanneer God rampspoed over de naties brengt, er onder hen „die door Jehovah zijn neergeveld” geen enkele getrouwe zal zijn (Jer. 25:32, 33).
19. Hoe heeft de bespreking van het voorbeeld van Jeremia en Baruch je gesterkt in je besluit om geen „grote dingen” voor jezelf te zoeken?
19 Sommigen zouden het ontnuchterend kunnen vinden te bedenken dat ze misschien alleen maar hun „ziel” overhouden, maar dat moet eigenlijk helemaal geen teleurstelling zijn. Bedenk dat Jehovah Jeremia in leven hield terwijl de inwoners van Jeruzalem de hongerdood stierven. Hoe deed hij dat? Koning Zedekia zette Jeremia gevangen in het Voorhof van de Wacht en zorgde ervoor dat hem „dagelijks een rond brood uit de straat van de bakkers [werd] gegeven, totdat al het brood in de stad op was” (Jer. 37:21). En Jeremia bleef in leven! Jehovah kan zijn aanbidders steunen op elke manier die hij maar wil. Maar steunen zal hij hen, want hun vooruitzicht op eeuwig leven is gegarandeerd. Baruch overleefde de vernietiging van Jeruzalem door geen „grote dingen” te zoeken. Zo kunnen ook wij ernaar uitzien Armageddon te overleven, en Jehovah te loven met onze „ziel” als een buit waar we eeuwig van kunnen genieten.
Waarom is het verstandig in deze tijd geen „grote dingen” te zoeken, maar ernaar uit te zien onze „ziel” als buit te krijgen?