Januari
zaterdag 1 januari
Je kent van jongs af aan de heilige geschriften, die je wijs kunnen maken voor redding door geloof in Christus Jezus. — 2 Tim. 3:15.
Timotheüs’ geloof was gebaseerd op feiten die hem dichter bij Jehovah brachten. Ook jij moet logisch redeneren over wat je uit de Bijbel over Jehovah hebt geleerd. Om te beginnen moet je voor jezelf minstens drie basiswaarheden bewijzen. Ten eerste moet je ervan overtuigd zijn dat Jehovah alles heeft geschapen (Ex. 3:14, 15; Hebr. 3:4; Openb. 4:11). Ten tweede moet je voor jezelf bewijzen dat de Bijbel Gods geïnspireerde boodschap aan de mensheid is (2 Tim. 3:16, 17). En ten derde moet je er zeker van zijn dat er een georganiseerde groep mensen is die Jehovah aanbidt onder leiding van Christus en dat Jehovah’s Getuigen die groep zijn (Jes. 43:10-12; Joh. 14:6; Hand. 15:14). Je hoeft geen wandelende encyclopedie van Bijbelkennis te zijn. Het moet je doel zijn je ‘denkvermogen’ te gebruiken om ervan overtuigd te raken dat je de waarheid hebt (Rom. 12:1). w20.07 10 ¶8-9
zondag 2 januari
Het werd de sprinkhanen niet toegestaan om hen te doden, maar wel om hen vijf maanden lang te pijnigen. — Openb. 9:5.
Die profetie beschrijft een zwerm sprinkhanen met een mensengezicht en ‘iets dat leek op een gouden kroon’ op hun kop (Openb. 9:7). Gedurende ‘vijf maanden’, de gemiddelde levensduur van een sprinkhaan, pijnigen ze ‘de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben’ — vijanden van God (Openb. 9:4). Dat lijkt inderdaad een beschrijving te zijn van Jehovah’s gezalfde aanbidders. Zij maken moedig Gods oordelen tegen deze slechte wereld bekend en geven degenen die de kant van deze wereld kiezen een heel ongemakkelijk gevoel. De sprinkhanen uit Joël 2:7-9 zijn niet dezelfde als de sprinkhanen uit Openbaring. In de Bijbel is het niet ongebruikelijk dat een symbool in de ene setting iets anders betekent dan in de andere. Zo wordt in Openbaring 5:5 Jezus ‘de Leeuw uit de stam Juda’ genoemd, terwijl in 1 Petrus 5:8 de Duivel wordt beschreven ‘als een brullende leeuw’. w20.04 3 ¶8; 5 ¶10
maandag 3 januari
De ogen van Jehovah zijn overal, hij let op de goeden en de slechten. — Spr. 15:3.
Hagar, de slavin van Sarai, ging zich misdragen toen ze de vrouw van Abram werd. Ze werd zwanger en begon op Sarai neer te kijken omdat die zelf geen kinderen had. De situatie liep uit de hand en Sarai pestte Hagar weg (Gen. 16:4-6). Met onze onvolmaakte kijk denken we misschien over Hagar: dat gemene mens krijgt gewoon wat ze verdient. Maar Jehovah zag meer in haar. Hij stuurde een engel naar haar toe. Toen die engel haar vond, hielp hij haar om haar houding te veranderen en zegende hij haar. Hagar voelde dat Jehovah haar had gezien en alles van haar situatie wist. Ze was zo onder de indruk dat ze Jehovah ‘een God die ziet’ en ‘degene die mij ziet’ noemde (Gen. 16:7-13). Wat zag Jehovah in Hagar? Hij kende haar achtergrond heel goed en wist wat ze allemaal had meegemaakt. Hoewel Jehovah het niet goedvond dat Hagar Sarai zo respectloos had behandeld, kunnen we er zeker van zijn dat hij rekening hield met Hagars achtergrond en omstandigheden. w20.04 16 ¶8-9
dinsdag 4 januari
Ik heb de wedstrijd tot de finish gelopen. — 2 Tim. 4:7.
Paulus zei dat alle ware christenen meedoen aan een wedstrijd (Hebr. 12:1). Wij allemaal, jong of oud, vol energie of uitgeput, moeten tot het einde volharden om de prijs te winnen die Jehovah belooft (Matth. 24:13). Paulus kon zelf zeggen dat hij ‘de wedstrijd tot de finish gelopen’ had (2 Tim. 4:7, 8). Maar wat voor wedstrijd bedoelde Paulus eigenlijk? Hij gebruikte soms elementen uit de spelen in het oude Griekenland om belangrijke lessen over te brengen (1 Kor. 9:25-27; 2 Tim. 2:5). Een aantal keer vergeleek hij het leven van een christen met een hardloopwedstrijd (1 Kor. 9:24; Gal. 2:2; Fil. 2:16). Iemand begint aan die race als hij zich aan Jehovah opdraagt en zich laat dopen (1 Petr. 3:21). Hij passeert de eindstreep als Jehovah hem de prijs van eeuwig leven geeft (Matth. 25:31-34, 46; 2 Tim. 4:8). w20.04 26 ¶1-3
woensdag 5 januari
Doe de complete wapenrusting van God aan. — Ef. 6:13.
‘De Heer is trouw, en hij zal jullie sterk maken en jullie beschermen tegen de goddeloze’ (2 Thess. 3:3). Hoe beschermt Jehovah ons? Jehovah heeft ons een wapenrusting gegeven die ons kan beschermen tegen aanvallen van Satan (Ef. 6:13-17). Die geestelijke wapenrusting is sterk en doeltreffend. Maar je hebt er alleen iets aan als je elk onderdeel aandoet — en niet meer uitdoet. De gordel staat bijvoorbeeld symbool voor de waarheden in Gods Woord, de Bijbel. Waarom moet je die gordel om hebben? Omdat Satan ‘de vader van de leugen’ is (Joh. 8:44). Hij liegt al duizenden jaren en heeft ‘de hele bewoonde aarde’ misleid (Openb. 12:9). Maar de waarheden in de Bijbel beschermen ons tegen bedrog. Hoe draag je de symbolische gordel? Door de waarheid over Jehovah te leren kennen, door hem ‘met geest en waarheid’ te aanbidden en door je in alle dingen eerlijk te gedragen (Joh. 4:24; Ef. 4:25; Hebr. 13:18). w21.03 26-27 ¶3-5
donderdag 6 januari
Hij zal ook het Sieraadland binnentrekken. — Dan. 11:41.
Dat land was vooral mooi omdat daar de ware aanbidding plaatsvond. Sinds Pinksteren 33 is het ‘land’ geen specifieke locatie op aarde. Dat kan ook niet, want Jehovah’s volk is over de hele aarde verspreid. Het Sieraadland is in deze tijd het figuurlijke domein van Jehovah’s volk: activiteiten zoals hun aanbidding van Jehovah op de vergaderingen en de velddienst. In de laatste dagen is de koning van het noorden meerdere keren het Sieraadland binnengetrokken. Nazi-Duitsland trok bijvoorbeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog het Sieraadland binnen door Gods aanbidders te vervolgen en te doden. En toen na de Tweede Wereldoorlog de Sovjet-Unie koning van het noorden werd, trok die koning het Sieraadland binnen door Gods volk te vervolgen en te verbannen. w20.05 13 ¶7-8
vrijdag 7 januari
Wie ontzag hebben voor Jehovah krijgen een hechte vriendschap met hem en hij maakt ze vertrouwd met zijn verbond. — Ps. 25:14.
Wie waren in de tijd voor Christus vrienden van God? Een van hen was Abraham, een man met een opvallend groot geloof. Meer dan 1000 jaar na zijn dood noemde Jehovah hem ‘mijn vriend’ (Jes. 41:8). Dus zelfs de dood kan niet tussen Jehovah en zijn goede vrienden komen. In Jehovah’s herinnering leeft Abraham nog (Luk. 20:37, 38). Nog een voorbeeld is Job. Toen de engelen in de hemel vergaderd waren, sprak Jehovah vol vertrouwen over hem. Hij noemde Job ‘een oprecht en getrouw man, die ontzag heeft voor God en vermijdt wat slecht is’ (Job 1:6-8). En hoe dacht Jehovah over Daniël, die hem zo’n 80 jaar trouw diende in een heidens land? Tot drie keer toe zei een engel tegen die oude man dat hij bij God heel ‘geliefd’ was (Dan. 9:23; 10:11, 19). We kunnen er zeker van zijn dat Jehovah verlangt naar de dag waarop hij zijn dierbare vrienden uit de dood zal opwekken (Job 14:15). w20.05 26-27 ¶3-4
zaterdag 8 januari
Leer mij uw voorschriften. — Ps. 119:68.
Als je iemand Bijbelstudie geeft, leer je hem iets over Gods wetten en krijgt hij daar zelfs respect voor. Maar zal hij Jehovah dan gaan gehoorzamen uit liefde voor hem als persoon? Bedenk dat Eva en ook Adam Gods wet kenden maar niet echt liefde hadden voor de Wetgever (Gen. 3:1-6). Je moet dus meer doen dan anderen leren wat Gods rechtvaardige vereisten en normen zijn. Jehovah’s vereisten en normen zijn aantrekkelijk en mooi (Ps. 119:97, 111, 112). Maar mensen gaan dat misschien pas zien als ze ook Jehovah’s liefde achter die wetten zien. Als je met iemand studeert, is het goed hem te vragen: ‘Waarom denk je dat God zijn aanbidders vraagt om dit te doen of niet te doen? Wat vertelt dat je over hem als persoon?’ Als je hem helpt over Jehovah na te denken en echte liefde voor zijn verheven naam te ontwikkelen, zul je eerder zijn hart bereiken. Hij zal dan niet alleen van de wetten gaan houden maar ook van de Wetgever. Hij zal groeien in geloof en voorbereid worden op vurige beproevingen die nog gaan komen (1 Kor. 3:12-15). w20.06 10 ¶10-11
zondag 9 januari
Wees snel om te luisteren, langzaam om te praten. — Jak. 1:19.
We moeten geduldig zijn, want het kost tijd om geestelijk te herstellen. Velen die inactief zijn geweest geven toe dat ze pas goed reageerden na meerdere bezoeken van de ouderlingen en anderen in de gemeente. Nancy, een zuster uit Zuidoost-Azië, schrijft: ‘Een goede vriendin in de gemeente hielp me enorm. Ze hield van me als een oudere zus. Ze herinnerde me aan onze mooie tijd samen. Ze luisterde altijd geduldig als ik vertelde wat ik voelde en ze aarzelde niet om me advies te geven. Ze was een echte vriendin die altijd voor me klaarstond.’ Medegevoel is als sterke zalf die pijn kan verlichten. Sommige inactieven zijn al jaren kwaad op iemand in de gemeente die ze heeft gekwetst. Zulke gevoelens staan hun terugkeer in de weg. Ze vinden misschien dat ze onrechtvaardig zijn behandeld. Misschien hebben ze iemand nodig die wil luisteren en hun gevoelens begrijpt. w20.06 26 ¶10-11
maandag 10 januari
Jullie hebben de goddeloze overwonnen. — 1 Joh. 2:14.
Elke keer dat je verleiding weerstaat, wordt het makkelijker het juiste te doen. Bedenk ook dat de kromme kijk op seks in deze wereld bij Satan vandaan komt. Je kunt ‘de goddeloze overwinnen’ door geen concessies te doen. We erkennen dat Jehovah het recht heeft te bepalen wat zondig gedrag is. En we doen ons best geen zonde te begaan. Maar als we zondigen, bekennen we onze zonden in gebed aan Jehovah (1 Joh. 1:9). Als het een ernstige zonde is, zoeken we hulp bij de ouderlingen, die Jehovah heeft aangesteld om voor ons te zorgen (Jak. 5:14-16). Maar we moeten ons niet laten overweldigen door schuldgevoelens over fouten uit het verleden. Onze liefdevolle Vader heeft namelijk zijn Zoon gegeven als loskoopoffer zodat onze zonden kunnen worden vergeven. En Jehovah meent het wanneer hij zegt dat hij zondaars vergeeft als ze berouw hebben. Niets kan ons er dus van weerhouden Jehovah met een rein geweten te dienen (1 Joh. 2:1, 2, 12; 3:19, 20). w20.07 22-23 ¶9-10
dinsdag 11 januari
Bij u is de bron van het leven. — Ps. 36:9.
Er is een tijd geweest dat Jehovah alleen was. Alleen maar niet eenzaam. Hij was in elk opzicht compleet en had dus niemand nodig. Maar hij wilde ook anderen van het leven laten genieten. Uit liefde begon Jehovah dus met scheppen (1 Joh. 4:19). Om te beginnen schiep Jehovah iemand om mee samen te werken, zijn eerste Zoon. Samen met hem schiep hij vervolgens ‘alle andere dingen’, zoals miljoenen engelen (Kol. 1:16). Jezus genoot ervan met zijn Vader samen te werken (Spr. 8:30). En ook de engelen hadden reden om blij te zijn. Ze zaten als het ware op de eerste rij toen Jehovah met zijn meesterwerker de hemel en de aarde maakte. Hoe reageerden ze? Ze ‘juichten van vreugde’ toen de aarde werd gemaakt, en ongetwijfeld ook bij alle andere scheppingswerken, met als laatste meesterwerk de mens (Job 38:7; Spr. 8:31). Al die scheppingen zijn een bewijs van Jehovah’s liefde en wijsheid (Ps. 104:24; Rom. 1:20). w20.08 14 ¶1-2
woensdag 12 januari
Jullie zullen vanwege mijn naam door alle volken worden gehaat. — Matth. 24:9.
Jehovah heeft ons geschapen om liefde te geven en te ontvangen. Dus als iemand je haat, doet dat pijn en kun je zelfs bang zijn. Een broeder schrijft: ‘Toen ik door soldaten werd geslagen, beledigd en bedreigd omdat ik een van Jehovah’s Getuigen ben, was ik bang en voelde ik me vernederd.’ Het doet pijn zo’n haat te ervaren, maar het verrast ons niet. Jezus voorspelde dat we zouden worden gehaat. Waarom haat de wereld de volgelingen van Jezus? Omdat we net als Jezus ‘geen deel van de wereld’ zijn (Joh. 15:17-19). Dus hoewel we de regeringen respecteren, blijven we neutraal en zullen we niet de vlag groeten of het volkslied zingen. We aanbidden alleen Jehovah. We verdedigen zijn recht om de mensheid te regeren, een recht dat Satan en zijn ‘nageslacht’ aanvechten (Gen. 3:1-5, 15). We prediken dat Gods Koninkrijk de enige hoop is voor de mensheid en dat het binnenkort alle tegenstanders zal verbrijzelen (Dan. 2:44; Openb. 19:19-21). Die boodschap is goed nieuws voor de zachtmoedigen maar slecht nieuws voor de slechte mensen. w21.03 20 ¶1-2
donderdag 13 januari
Wij weten dat we uit God voortkomen. — 1 Joh. 5:19.
Jehovah geeft zusters een waardige plaats in de gemeente. Het zijn mooie voorbeelden van wijsheid, geloof, ijver, moed, vrijgevigheid en goede daden (Luk. 8:2, 3; Hand. 16:14, 15; Rom. 16:3, 6; Fil. 4:3; Hebr. 11:11, 31, 35). We zijn ook blij met alle oudere broeders en zusters. Ze hebben vaak allerlei ouderdomskwalen. Toch doen ze wat ze kunnen in de velddienst en gebruiken ze al hun energie om anderen aan te moedigen en op te leiden. Hun ervaring is voor ons heel waardevol. Ze zijn echt prachtig in Jehovah’s ogen en voor ons (Spr. 16:31). Denk ook aan de jongeren. Ze krijgen met heel wat uitdagingen te maken in deze wereld, die in de greep is van Satan de Duivel en zijn slechte denkbeelden. Maar we worden allemaal opgebouwd als onze jongeren commentaar geven op de vergaderingen, meegaan in de dienst en moedig hun geloof verdedigen. Als je jong bent, heb je dus echt een belangrijke plek in Jehovah’s gemeente (Ps. 8:2). w20.08 21-22 ¶9-11
vrijdag 14 januari
Ik stuur jullie als schapen onder de wolven. — Matth. 10:16.
Als je begint met prediken en zegt dat je een van Jehovah’s Getuigen bent, krijg je misschien te maken met tegenstand van familie, spot van kennissen en weerstand tegen onze boodschap. Hoe kun je moediger worden? Om te beginnen moet je ervan overtuigd zijn dat Jezus vanuit de hemel nog steeds leiding geeft aan dit werk (Joh. 16:33; Openb. 14:14-16). Versterk vervolgens je geloof in Jehovah’s belofte dat hij voor je zal zorgen (Matth. 6:32-34). Hoe sterker je geloof wordt, hoe moediger je zult zijn. Je hebt laten zien dat je een sterk geloof hebt toen je familieleden en kennissen vertelde dat je met Jehovah’s Getuigen de Bijbel bestudeerde en naar hun bijeenkomsten ging. Ongetwijfeld heb je in je gedrag en je leven grote veranderingen aangebracht om te kunnen leven naar Jehovah’s rechtvaardige normen. Ook daarvoor waren geloof en moed nodig. Blijf je moed versterken, want je kunt er zeker van zijn dat ‘Jehovah, je God, met je is, waar je ook gaat’ (Joz. 1:7-9). w20.09 5 ¶11-12
zaterdag 15 januari
Jehovah gaf hem rust. — 2 Kron. 14:6.
Koning Asa gaf een mooi voorbeeld door verstandig te zijn en volledig op Jehovah te vertrouwen. Hij diende Jehovah in moeilijke tijden maar ook in vredestijd. ‘Het hart van Asa was zijn hele leven volledig toegewijd aan Jehovah’ (1 Kon. 15:14, vtn.). Die toewijding bleek onder meer toen hij Juda vrijmaakte van valse aanbidding. De Bijbel zegt: ‘Hij verwijderde de altaren van andere goden en de offerhoogten, sloeg de heilige zuilen kapot en hakte de heilige palen om’ (2 Kron. 14:3, 5). Ook ontnam hij Maächa, zijn grootmoeder, haar belangrijke positie als koningin-moeder. Waarom? Omdat ze de aanbidding van een afgodsbeeld bevorderde (1 Kon. 15:11-13). Asa deed meer dan alleen een eind maken aan valse aanbidding. Hij bevorderde zuivere aanbidding en hielp het koninkrijk om terug te keren naar Jehovah. Jehovah zegende Asa en de Israëlieten met een tijd van vrede. Tijdens de regering van Asa ‘had het land tien jaar lang rust’ (2 Kron. 14:1, 4, 6). w20.09 14 ¶2-3
zondag 16 januari
Timotheüs, bescherm wat je is toevertrouwd. — 1 Tim. 6:20.
Misschien vertrouw je je waardevolle spullen weleens aan anderen toe. Denk bijvoorbeeld maar aan het geld dat je op de bank zet. Je gaat er dan van uit dat het veilig is en niet verdwijnt of gestolen wordt. Paulus herinnerde Timotheüs eraan dat hij iets waardevols had gekregen: nauwkeurige kennis van Gods voornemen voor de mens. Daarnaast was Timotheüs het voorrecht toevertrouwd ‘het woord te prediken’ en ‘het werk van een evangelieprediker te doen’ (2 Tim. 4:2, 5). Paulus drong er bij hem op aan te beschermen wat hem was toevertrouwd. Ook ons is net als Timotheüs iets waardevols toevertrouwd. Jehovah heeft ons nauwkeurige kennis gegeven van de kostbare waarheden in zijn Woord, de Bijbel. Die waarheden zijn kostbaar omdat ze je leren hoe je een goede band met Jehovah kunt hebben en wat je in het leven echt gelukkig maakt. Als je ze accepteert en ernaar leeft, word je bevrijd van slavernij aan valsreligieuze leringen en immorele praktijken (1 Kor. 6:9-11). w20.09 26 ¶1-3
maandag 17 januari
Jullie weten wat voor mensen wij voor jullie zijn geworden toen we bij jullie waren. — 1 Thess. 1:5.
Je leerling moet aan je merken dat je overtuigd bent van de waarheden uit de Bijbel, hij moet je enthousiasme zien. Dan is de kans groter dat hij zelf enthousiast wordt over wat hij leert. Vertel hem zo mogelijk wat je er persoonlijk aan hebt gehad naar Bijbelse principes te leven. Dan gaat hij inzien dat er in de Bijbel praktische dingen staan waar hij zelf iets aan heeft. Gebruik praktijkvoorbeelden door je leerling te vertellen over personen die dezelfde problemen als hij hebben meegemaakt en ze hebben overwonnen. Je kunt iemand uit de gemeente meenemen aan wie de leerling een voorbeeld kan nemen. Help je leerling in te zien hoe verstandig het is Bijbelse principes in zijn leven toe te passen. Als je leerling een partner heeft, zou je kunnen vragen of die wil meedoen met de studie. Moedig je leerling aan om wat hij leert te delen met familieleden en vrienden (Joh. 1:40-45). w20.10 16 ¶7-9
dinsdag 18 januari
Je moet ze je zonen inprenten. — Deut. 6:7.
Jezus kon opgroeien tot een volwassene die Gods gunst had dankzij Jehovah’s richtlijnen voor ouders die Jozef en Maria konden opvolgen (Deut. 6:6, 7). Jozef en Maria hadden veel liefde voor Jehovah, en dus zullen ze het belangrijk hebben gevonden hun kinderen te helpen dezelfde liefde te ontwikkelen. Jozef en Maria wilden als gezin vasthouden aan een goede geestelijke routine. Ongetwijfeld gingen ze elke week naar de synagoge in Nazareth en elk jaar naar Jeruzalem voor het Pascha (Luk. 2:41; 4:16). Misschien hebben ze de reis naar Jeruzalem gebruikt om Jezus en zijn broertjes en zusjes de geschiedenis van Jehovah’s volk te leren. Mogelijk hebben ze op de route locaties bezocht die in Gods Woord worden genoemd. Het moet voor Jozef en Maria een uitdaging zijn geweest aan een goede routine vast te houden toen het gezin groter werd. Maar het was de moeite waard. Omdat hun aanbidding van Jehovah op de eerste plaats kwam, ging het geestelijk goed met het gezin. w20.10 28 ¶8-9
woensdag 19 januari
Ezra had zijn hart voorbereid om de wet van Jehovah te raadplegen en om de voorschriften ervan te onderwijzen. — Ezra 7:10.
Als je wordt gevraagd met een Bijbelstudie mee te doen, zou het goed zijn het materiaal voor te bereiden. Dorin, een speciale pionier, zegt: ‘Ik vind het fijn als m’n partner zich op de studie voorbereidt. Dan kan hij een zinvolle bijdrage leveren.’ Bovendien zal de leerling waarschijnlijk zien dat jullie je allebei goed hebben voorbereid, en dat zal een mooi voorbeeld voor hem zijn. Als je het materiaal niet grondig kunt voorbereiden, neem dan op zijn minst wat tijd om de hoofdpunten van de les in je op te nemen. Het gebed is een belangrijk onderdeel van de Bijbelstudie. Denk er dus van tevoren goed over na wat je gaat zeggen als je mag bidden. Dan zal je gebed waarschijnlijk meer betekenis hebben (Ps. 141:2). Hanae, die in Japan woont, kan zich de gebeden herinneren van een zuster die met haar Bijbelleraar meekwam. Ze vertelt: ‘Ik voelde wat een sterke vriendschap ze met Jehovah had en ik wilde net zo zijn als zij. Ook voelde ik me geliefd als ze mijn naam noemde in haar gebeden.’ w21.03 9-10 ¶7-8
donderdag 20 januari
Houd moed! Je moet ook in Rome getuigenis geven. — Hand. 23:11.
Jezus heeft Paulus ervan verzekerd dat hij Rome zal bereiken. Maar een aantal Joden in Jeruzalem wil Paulus in een hinderlaag lokken en doden. Het complot wordt onder de aandacht gebracht van de Romeinse commandant Claudius Lysias, die Paulus meteen te hulp komt. Hij stuurt hem onder begeleiding van heel wat soldaten naar Cesarea. Daar geeft gouverneur Felix bevel ‘om hem in het paleis van Herodes gevangen te houden’. Hij is buiten het bereik van degenen die hem willen vermoorden (Hand. 23:12-35). Maar gouverneur Felix wordt opgevolgd door Festus, die ‘bij de Joden in de gunst wil komen’. Hij vraagt Paulus: ‘Wilt u naar Jeruzalem gaan om daar in mijn aanwezigheid voor deze dingen terecht te staan?’ Paulus weet dat hij in Jeruzalem waarschijnlijk gedood zal worden. Hij zegt: ‘Ik beroep me op caesar!’ Festus zegt: ‘U hebt u op caesar beroepen, naar caesar zult u gaan.’ Paulus gaat naar Rome, ver buiten het bereik van de Joden die hem willen doden (Hand. 25:6-12). w20.11 13 ¶4; 14 ¶8-10
vrijdag 21 januari
Ons hart veroordeelt ons misschien. — 1 Joh. 3:20.
Iedereen voelt zich weleens schuldig. Sommigen hebben er last van door wat ze hebben gedaan voordat ze de waarheid leerden kennen. En anderen door fouten die ze hebben gemaakt na hun doop (Rom. 3:23). Natuurlijk willen we het juiste doen. Maar ‘we struikelen allemaal heel vaak’ (Jak. 3:2; Rom. 7:21-23). Hoewel het niet leuk is je schuldig te voelen, kan het wel goed voor je zijn. Waarom? Schuldgevoelens kunnen je ertoe bewegen je koers te corrigeren en je voor te nemen je fouten niet te herhalen (Hebr. 12:12, 13). Het kan ook zijn dat je last hebt van overmatig schuldgevoel, dat je je schuldig blijft voelen ook al heb je berouw gehad en heeft Jehovah laten blijken dat hij je heeft vergeven. In dat geval kan schuldgevoel schadelijk zijn (Ps. 31:10; 38:3, 4). Het is belangrijk dat we niet zwelgen in schuldgevoelens. Bedenk maar hoe blij Satan zou zijn als je jezelf zou afschrijven — ook al heeft Jehovah je helemaal niet afgeschreven! (Vergelijk 2 Korinthiërs 2:5-7, 11.) w20.11 27 ¶12-13
zaterdag 22 januari
Tevergeefs heb ik mijn hart zuiver gehouden en mijn handen in onschuld gewassen! — Ps. 73:13.
De psalmist werd jaloers op de slechte, arrogante mensen, niet omdat hij ook slechte dingen wilde doen maar omdat ze een beter leven leken te hebben (Ps. 73:2-9, 11-14). Ze leken het helemaal voor elkaar te hebben: rijkdom, een goed leven en geen zorgen. Hij moest de dingen vanuit Jehovah’s standpunt bezien. Toen hij dat deed, kreeg hij weer innerlijke rust en was hij gelukkig. Hij zei tegen Jehovah: ‘Buiten u wens ik verder niets op aarde’ (Ps. 73:25). Word dus nooit jaloers op slechte mensen met wie het goed lijkt te gaan. Hun geluk is oppervlakkig en tijdelijk (Pred. 8:12, 13). Het leidt alleen maar tot ontmoediging en geestelijke schade als je jaloers op ze bent. Dus als je merkt dat je jaloers wordt op het schijnbare succes van slechte mensen, doe dan wat de Leviet deed. Luister naar Gods liefdevolle advies en ga om met anderen die Jehovah’s wil doen. Als je meer van Jehovah houdt dan van wat maar ook, zul je waar geluk vinden. En je zult op het pad naar ‘het echte leven’ blijven (1 Tim. 6:19). w20.12 19 ¶14-16
zondag 23 januari
Soms weten we niet waar we om moeten bidden, maar bij onuitgesproken verzuchtingen pleit de geest zelf voor ons. — Rom. 8:26.
Als je je zorgen in gebed bij Jehovah neerlegt, vergeet dan niet hem ook te bedanken. Het is goed om je zegeningen te tellen, zelfs als je het heel moeilijk hebt. En als je niet de juiste woorden kunt vinden om je diepste gevoelens te uiten, bedenk dan dat Jehovah zelfs een simpel gebed als ‘Help me alstublieft!’ kan verhoren (2 Kron. 18:31). Vertrouw op de wijsheid van Jehovah en niet die van jezelf. In de tijd van de profeet Jesaja was de natie Juda bang dat ze zouden worden aangevallen door de Assyriërs. In een wanhopige poging overheersing door de Assyriërs te voorkomen, vroegen ze het heidense Egypte om hulp (Jes. 30:1, 2). Jehovah waarschuwde dat hun opstandige koers op een ramp zou uitlopen (Jes. 30:7, 12, 13). Via Jesaja zei Jehovah tegen ze wat ze een gevoel van veiligheid kon geven. ‘Jullie kracht zal liggen in kalmte en vertrouwen’ in Jehovah (Jes. 30:15b). w21.01 3-4 ¶8-9
maandag 24 januari
Ik hoorde het aantal van hen die verzegeld werden: 144.000. — Openb. 7:4.
De gezalfde broeders van Christus worden als beloning voor hun trouw samen met hem koningen en priesters in de hemel (Openb. 20:6). Iedereen die tot het hemelse deel van Gods gezin behoort, zal heel blij zijn als de 144.000 gezalfden hun hemelse beloning krijgen. Nadat Johannes de 144.000 koningen en priesters heeft genoemd, ziet hij iets boeiends: ‘een grote menigte’ die Armageddon overleeft. Anders dan de eerste groep bestaat deze veel grotere menigte niet uit een specifiek aantal personen (Openb. 7:9, 10). Ze zijn ‘gekleed in witte gewaden’, een teken dat ze zich niet hebben ‘laten besmeuren’ door Satans wereld en loyaal zijn gebleven aan God en Christus (Jak. 1:27). Ze roepen dat ze gered zijn door wat Jehovah en Jezus, het Lam van God, hebben gedaan. En ze hebben palmtakken in hun handen, waaruit blijkt dat ze vreugdevol erkennen dat Jezus Jehovah’s aangestelde Koning is. (Vergelijk Johannes 12:12, 13.) w21.01 15-16 ¶6-7
dinsdag 25 januari
Uw nederigheid maakt mij groot. — 2 Sam. 22:36.
Een man kan een goed gezinshoofd worden door Jehovah en Jezus na te volgen in de manier waarop ze hun gezag gebruiken. Neem de eigenschap nederigheid. Jehovah is wijzer dan wie maar ook. Toch luistert hij naar de mening van zijn aanbidders (Gen. 18:23, 24, 32). Hoewel Jehovah zelf volmaakt is, verwacht hij op dit moment geen volmaaktheid van ons. In plaats daarvan komt hij onvolmaakte mensen die hem aanbidden te hulp (Ps. 113:6, 7). De Bijbel noemt Jehovah zelfs een ‘helper’ (Ps. 27:9; Hebr. 13:6). Koning David erkende dat hij alles wat hij had bereikt alleen aan Jehovah’s nederigheid te danken had. Neem ook het voorbeeld van Jezus. Hoewel hij voor zijn discipelen Heer en Meester was, waste hij hun voeten. Jezus zei zelf: ‘Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen’ (Joh. 13:12-17). Hoewel hij veel gezag had, verwachtte hij niet te worden gediend. In plaats daarvan was hij degene die diende (Matth. 20:28). w21.02 3-4 ¶8-10
woensdag 26 januari
De pracht van jonge mensen is hun kracht. — Spr. 20:29.
Als je een jonge broeder bent, heb je heel wat te bieden. Waarschijnlijk ben je sterk en heb je veel energie. Je bent echt een aanwinst voor je gemeente. Ongetwijfeld zou je wel dienaar in de bediening willen worden. Alleen denk je misschien dat anderen je te jong of te onervaren vinden om zulk belangrijk werk te krijgen. Maar ook al ben je jong, je kunt nu al bepaalde dingen doen om het vertrouwen en respect te winnen van anderen in je gemeente. Heb jij een vaardigheid waarmee je anderen in de gemeente kunt helpen? Sommige ouderen in de gemeente zijn bijvoorbeeld heel dankbaar als een jonge broeder ze laat zien hoe ze hun tablet moeten gebruiken voor persoonlijke studie of voor de vergaderingen. Jouw kennis op dat gebied kan een grote hulp zijn voor de ouderen. En probeer in alles wat je doet je hemelse Vader trots te maken. w21.03 2 ¶1, 3; 7 ¶18
donderdag 27 januari
Iedereen heeft zijn eigen vracht te dragen. — Gal. 6:5.
Het is de verantwoordelijkheid van de man, ook als zijn vrouw beter opgeleid is, om de leiding te nemen in de gezinsaanbidding en andere theocratische activiteiten (Ef. 6:4). Hoewel een vrouw onderworpen moet zijn aan haar man, is ze er nog wel zelf verantwoordelijk voor haar geloof sterk te houden. Daarom moet ze tijd vrijmaken voor persoonlijke studie en meditatie. Dat zal haar helpen om Jehovah te blijven liefhebben en respecteren en om gelukkig te zijn terwijl ze onderworpen is aan haar man. Vrouwen die uit liefde voor Jehovah onderworpen blijven aan hun man zullen gelukkiger en tevredener zijn dan vrouwen die de gezagsregeling van Jehovah afwijzen. Ze geven zowel jonge mannen als jonge vrouwen een goed voorbeeld. En ze dragen bij aan een prettige sfeer in het gezin en in de gemeente (Tit. 2:3-5). In deze tijd zijn het voor een groot deel vrouwen die Jehovah loyaal aanbidden (Ps. 68:11). w21.02 13 ¶21-23
vrijdag 28 januari
Nader tot God, dan zal hij tot jou naderen. — Jak. 4:8.
Paulus gaf een uitstekend voorbeeld van moed en volharding. Soms voelde hij zich zwak. Maar hij kon volharden omdat hij erop vertrouwde dat Jehovah hem de kracht zou geven die hij nodig had (2 Kor. 12:8-10; Fil. 4:13). Ook jij kunt die kracht en moed krijgen als je nederig erkent dat je Jehovah’s hulp nodig hebt (Jak. 4:10). Je kunt er zeker van zijn dat de beproevingen die je meemaakt geen straf van Jehovah zijn. Jakobus zegt: ‘Laat niemand die een beproeving meemaakt zeggen: “Ik word door God op de proef gesteld.” Want God kan niet met slechte dingen worden beproefd, en zelf beproeft hij ook niemand daarmee’ (Jak. 1:13). Als je daarvan overtuigd bent, brengt dat je dichter bij je liefdevolle hemelse Vader. Jehovah ‘verandert niet’ (Jak. 1:17). Hij heeft de eerste christenen gesteund tijdens hun beproevingen en hij zal ook elk van ons helpen. Vraag Jehovah dringend je te helpen wijsheid, geloof en moed te krijgen. Hij zal je gebeden verhoren. w21.02 31 ¶19-21
zaterdag 29 januari
IJzer scherpt ijzer. Zo scherpt een man zijn vriend. — Spr. 27:17.
Je kunt een nieuweling die naar de vergaderingen komt aanmoedigen door belangstelling te tonen (Fil. 2:4). Geef hem complimenten voor veranderingen die hij heeft aangebracht, maar word niet te persoonlijk. Vraag hem naar de studie, zijn familie en zijn werk. Met zulke gesprekken kun je een band ontwikkelen. Door vriendschap te sluiten help je hem naar de doop toe te groeien. Als een leerling vorderingen blijft maken, help hem dan zich thuis te voelen in de gemeente. Dat kun je bereiken door gastvrij te zijn (Hebr. 13:2). Als een leerling verkondiger wordt, kun je hem ook uitnodigen om samen in de dienst te gaan. Diego, een verkondiger uit Brazilië, zegt: ‘Veel broeders vroegen me mee te gaan in de dienst. Dat was de beste manier om ze goed te leren kennen. Ik leerde veel en m’n band met Jehovah en Jezus werd hechter.’ w21.03 12 ¶15-16
zondag 30 januari
Vergeld niemand kwaad met kwaad. — Rom. 12:17.
Jezus zei tegen zijn volgelingen dat ze hun vijanden moesten liefhebben (Matth. 5:44, 45). Dat is niet makkelijk. Maar met de hulp van Gods heilige geest is het wel mogelijk. De vrucht van Gods geest bestaat onder andere uit liefde en ook geduld, vriendelijkheid, zachtaardigheid en zelfbeheersing (Gal. 5:22, 23). Die eigenschappen helpen ons haat te verduren. Veel tegenstanders zijn veranderd omdat ze die eigenschappen opmerkten bij een gelovige partner of bij hun gelovige kinderen of buren. En velen van hen zijn zelfs onze broeders en zusters geworden. Bid dus om heilige geest als je het moeilijk vindt om lief te hebben wie jou haten omdat je Jehovah dient (Luk. 11:13). En wees er volledig van overtuigd dat God gehoorzamen altijd het beste is (Spr. 3:5-7). Haat kan veel invloed hebben en kwetsend zijn, maar liefde is veel sterker. Liefde kan het hart van mensen winnen en maakt Jehovah’s hart blij. Maar zelfs als tegenstanders ons blijven haten, kunnen we gelukkig zijn. w21.03 23 ¶13; 24 ¶15, 17
maandag 31 januari
Een volk is mijn land binnengevallen, machtig en niet te tellen. — Joël 1:6.
De profeet Joël voorspelde een militaire aanval (Joël 2:1, 8, 11). Jehovah zei dat hij de ongehoorzame Israëlieten zou straffen door middel van zijn ‘grote leger’ — de soldaten van Babylon (Joël 2:25). Het invasieleger wordt ‘de noorderling’ genoemd omdat de Babyloniërs Israël vanuit het noorden zouden binnenvallen (Joël 2:20). Dat leger wordt vergeleken met een efficiënte zwerm sprinkhanen. Joël zegt over hen: ‘Ieder houdt vast aan zijn koers. (...) Ze stormen de stad in (...). Ze klimmen tegen de huizen op, als een dief komen ze door de vensters’ (Joël 2:8, 9). Zie je het al voor je? Overal soldaten. Je kunt je nergens verbergen. Niemand ontkomt aan het zwaard van de Babyloniërs! In 607 v.Chr. vielen de Babyloniërs (Chaldeeën) als een invasie van sprinkhanen de stad Jeruzalem binnen. De Bijbel zegt: ‘De koning van de Chaldeeën (...) had geen medelijden met jonge mannen of vrouwen, ouderen of zwakken’ (2 Kron. 36:17). w20.04 5 ¶11-12