DANSEN
Het ritmisch bewegen van het lichaam, gewoonlijk begeleid door muziek en variërend van een langzaam tempo tot een wilde extase. Dansen is een uiting van emoties en gemoedsstemmingen, dikwijls van vreugde en opgetogenheid, zelden van haat en wraak (zoals tot uitdrukking komt in krijgsdansen). De emoties en gevoelens die in de dans tot uiting komen, worden nog verhoogd door passende kleurrijke kostuums of attributen die als symbool dienen.
De danskunst gaat terug tot het verre verleden en is van oudsher door bijna alle rassen gebruikt als een middel om emoties tot uitdrukking te brengen, vooral met betrekking tot de aanbidding. In de Hebreeuwse Geschriften komen verscheidene uitdrukkingen voor die vertaald zijn met „dansen”, „reidansen”, „ronddansen” en „rondhuppelen”. Het Hebreeuwse werkwoord choel, dat eigenlijk „wervelen; keren” betekent, wordt ook met „reidansen uitvoeren” weergegeven (Re 21:21; vgl. Jer 30:23; Klg 4:6). Twee zelfstandige naamwoorden die „dans; reidans” betekenen, zijn van dit werkwoord afgeleid, namelijk ma·chōlʹ (Jer 31:4; Ps 150:4) en mecho·lahʹ. — Hgl 6:13; Re 21:21.
Overwinnings- en feestdansen. Nadat de Israëlieten getuige waren geweest van de geloof inboezemende demonstratie van Jehovah’s macht toen de Egyptenaren werden verdelgd, loofde en dankte men Jehovah spontaan met dansen. Terwijl de mannen dus met Mozes hun stem verhieven in een overwinningslied, trokken de vrouwen onder aanvoering van Mirjam uit in reidansen en met tamboerijnen (Ex 15:1, 20, 21). Ook aan de overwinningsdans van Jefta’s dochter lagen diepe religieuze gevoelens ten grondslag. Zij kwam naar buiten om samen met haar vader Jehovah te loven omdat Hij de Ammonieten in zijn hand had gegeven (Re 11:34). De vrouwen van Israël kwamen al dansende op de muziek van luiten en tamboerijnen Saul en David tegemoet nadat Jehovah hun de overwinning op de Filistijnen had gegeven (1Sa 18:6, 7; 21:11; 29:5). Dansen vormde eveneens een onderdeel van bepaalde jaarlijkse feesten in verband met de aanbidding van Jehovah (Re 21:19-21, 23). Ook het bijbelboek Psalmen bevestigt dat dansen een middel was om Jehovah te eren en te loven. „Looft Jah! . . . Laten zij zijn naam loven met gedans. Dat zij hem met de tamboerijn en de harp bezingen met melodieën.” „Looft hem met de tamboerijn en de reidans.” — Ps 149:1, 3; 150:4.
Het was een groots gebeuren toen de ark van het verbond eindelijk in Jeruzalem aankwam, vooral voor koning David, die uiting aan zijn emoties gaf in een zeer uitbundige dans. „En David danste uit alle macht rond voor het aangezicht van Jehovah, . . . [waarbij men hem] zag springen en ronddansen voor het aangezicht van Jehovah” (2Sa 6:14-17). In de parallelle passage wordt gezegd dat David ’rondhuppelde’. — 1Kr 15:29.
Ook onder de heidense natiën had het dansen een religieuze betekenis. De processies in het oude Babylon en in andere natiën droegen gewoonlijk een religieus karakter, en dikwijls werden als onderdeel van de gebeurtenis processiedansen uitgevoerd. De dansen in Griekenland beeldden gewoonlijk een legende in verband met hun goden uit, die zelf ook wel dansend werden afgebeeld. Vruchtbaarheidsdansen waren bedoeld om zowel bij de deelnemers als bij de toeschouwers seksuele hartstochten op te wekken. De Kanaänieten voerden rond hun afgoden en heilige palen reidansen uit ter ere van de natuurkrachten die de vruchtbaarheid bevorderen. De aanbidding van Baäl ging gepaard met wilde, teugelloze dansen. In Elia’s tijd werd zo’n vertoning gegeven door de Baälspriesters, die zich tijdens het demonische gedans, waarbij zij ’om het altaar hinkten’, met messen insnijdingen maakten (1Kon 18:26-29). Volgens andere vertalingen voerden zij „hinkdansen uit” (Korte Verklaring der Heilige Schrift). Toen de Israëlieten het gouden kalf hadden gemaakt, gaven zij zich eveneens over aan een vorm van heidens gedans voor hun afgod, waardoor zij het verdienden door Jehovah veroordeeld te worden. — Ex 32:6, 17-19.
Verdere vermelding van dansen in de bijbel. In Israël werd meestal in groepen gedanst, vooral door vrouwen. Wanneer mannen aan de dans meededen, dansten zij in afzonderlijke groepen; naar het schijnt was er geen sprake van gemengd dansen. Men kende zowel de dansen in processies als de reidansen (Re 21:21; 2Sa 6:14-16), maar deze dansstijlen hadden niets gemeen met de wijze waarop heidenen in hun processies dansten of reidansen uitvoerden. De motieven en oogmerken achter de dansen zelf, het aangekondigde doel van de dansen, de bewegingen van de dansers alsook de gedachten die deze bewegingen bij de toeschouwers opwekken, zijn de doorslaggevende factoren die bij het bepalen van overeenkomst in danspatronen beschouwd en met elkaar vergeleken moeten worden.
In de christelijke Griekse Geschriften wordt het woord or·cheʹo·mai met „dansen” vertaald. Volgens W. E. Vine „betekende [het] oorspronkelijk waarschijnlijk optillen, bijvoorbeeld de voeten; derhalve: met regelmatige bewegingen springen” (An Expository Dictionary of New Testament Words, 1962, Deel 1, blz. 266). Herodes was zo ingenomen met het dansen van Salome op zijn verjaardagsfeest, dat hij haar verzoek inwilligde en Johannes de Doper liet onthoofden (Mt 14:6-11; Mr 6:21-28; zie SALOME nr. 2). Jezus Christus vergeleek zijn generatie met de jonge kinderen die hij op de marktplaats zag spelen en dansen (Mt 11:16-19; Lu 7:31-35). In Jezus’ illustratie van de verloren zoon wordt echter een ander Grieks woord gebruikt, choʹros, waarvan het Nederlandse woord „koor” is afgeleid. Dit Griekse woord heeft betrekking op een dansgroep, die waarschijnlijk werd gehuurd om bij zo’n feestelijke gelegenheid voor amusement te zorgen. — Lu 15:25.