CYRENE
(Cyre̱ne).
In de oudheid de oorspronkelijke hoofdstad van het district Cyrenaica, aan de noordkust van Afrika, bijna recht tegenover het eiland Kreta. De stad lag ongeveer 25 km landinwaarts op een plateau, 550 m boven Middellandse-Zeeniveau.
Cyrene werd in de 7de eeuw v.G.T. klaarblijkelijk eerst door de Grieken gekoloniseerd en werd mettertijd als een van hun belangrijkste kolonies beschouwd. In 96 v.G.T. stond Cyrene onder Romeins politiek bewind, en in 27 v.G.T. werden het district Cyrenaica en het eiland Kreta tot één provincie gemaakt, bestuurd door een proconsul. Volgens de geograaf Strabo vormden de joden rond het begin van de gewone tijdrekening een van de vier erkende bevolkingsklassen van Cyrene (samen met burgers, huislieden en vreemdelingen). Zekere geschiedkundigen geloven dat de joodse opstand tegen de Romeinen, die in 115–116 G.T. onder het bewind van Trajanus plaatsvond, zich vanuit de joodse gemeenschap in Cyrene heeft verspreid.
Over Simon van Cyrene (misschien een hellenistische jood), die gedwongen werd Jezus’ martelpaal te helpen dragen, wordt gezegd dat hij in die stad was ’geboren’. — Matth. 27:32; Mark. 15:21; Luk. 23:26.
CHRISTENDOM
Enige jaren later, nadat Cornelius was gedoopt en als eerste heiden tot het christendom was toegelaten, begonnen mannen van Cyrene in Syrisch Antiochië als eersten het „goede nieuws van de Heer Jezus” bekend te maken aan mensen die (in de meeste Griekse teksten in Handelingen 11:20, 21) Hel·le·nisʹtas worden genoemd. Aangezien ditzelfde Griekse woord in Handelingen 6:1 met „Griekssprekende joden” (NW; zie ook GNB) wordt vertaald, hebben sommigen geconcludeerd dat degenen tot wie in Syrisch Antiochië werd gepredikt, eveneens besneden joden of proselieten die de Griekse taal spraken, geweest moeten zijn. Maar terwijl de prediking tot Griekssprekende joden en proselieten reeds sinds Pinksteren 33 G.T. voortgang vond, schijnt de bekering van de grote aantallen mensen in Antiochië iets nieuws en ongewoons geweest te zijn, aangezien Barnabas waarschijnlijk naar die stad werd gezonden om de kwestie te onderzoeken en het werk aldaar te stimuleren (Hand. 11:22, 23). Nog een aanwijzing dat het maken van discipelen hier een ander karakter had gekregen, is het feit dat het werk dat door deze mannen van Cyrene en hun medewerkers werd gedaan (vs. 20), een contrast schijnt te vormen met de prediking die „alleen tot joden” werd verricht. — Vs. 19.