SPIJKER.
In bijbelse tijden werden spijkers voor dezelfde doeleinden gebruikt als thans; ze werden in of door materialen zoals hout geslagen om stukken aan elkaar te bevestigen, of dienden om voorwerpen aan een muur op te hangen of iets ermee te versieren. — Jes. 41:7; Jer. 10:3, 4.
De spijkers uit de oudheid leken tamelijk veel op de grotere spijkers in deze tijd, hoewel sommige soorten een vierkantige steel hadden en de spijkers in vergelijking met die van thans een langere toespitsing naar de punt vertoonden. Schijnbaar werden de vroegste spijkers van brons gemaakt, hoewel grotere spijkers uit latere tijden van ijzer werden gemaakt. David „maakte een grote hoeveelheid ijzer gereed voor spijkers voor de poortdeuren” van de toekomstige tempel (1 Kron. 22:3). Er zijn decoratieve spijkers van brons gevonden die met bladgoud waren overtrokken, en naar verluidt dateren deze uit de tijd van omstreeks 1300–1200 v.G.T. Over de spijkers die bij de bouw van Salomo’s tempel werden gebruikt, lezen wij: „Het gewicht voor de spijkers was vijftig sikkelen goud.” — 2 Kron. 3:8, 9.
IJzeren spijkers van zo’n 12 tot 18 cm lang zijn in de omgeving van Jeruzalem gevonden; deze dateren naar verluidt uit de 1ste, 2de of 3de eeuw G.T. Het kunnen de soort van spijkers zijn geweest die door de Romeinse soldaten werden gebruikt om Jezus Christus aan de paal te nagelen. Thomas geloofde pas dat Christus uit de doden was opgewekt toen hij het „teken van de spijkers” in Jezus’ vlees zag. — Joh. 20:24-29.
FIGUURLIJK GEBRUIK
Door Jezus’ dood aan de martelpaal kwam er een eind aan het Mozaïsche wetsverbond. Paulus wees hierop toen hij verklaarde dat God de Wet uit de weg had geruimd door deze „aan de martelpaal te nagelen” (Kol. 2:13, 14). Salomo vergeleek degenen „die zich wijden aan verzamelingen van zinspreuken” met „ingeslagen spijkers”, mogelijk omdat zulke personen en hun van Jehovah afkomstige goede woorden een stabiliserende en ondersteunende uitwerking op een toehoorder hebben. — Pred. 12:11.