PATRIJS
[Hebreeuws: qo·re’ʹ].
De Hebreeuwse naam van deze vogel betekent de „roeper” of „schreeuwer”. Sommigen zijn van mening dat zijn Hebreeuwse naam een klanknabootsing is van het krassende „krrr-ek”-geluid dat de vogel maakt als hij opgeschrikt wordt. De patrijs is een hoendervogel (gallinaceus) met een gedrongen lichaam en is kleiner dan de fazant. Daar de patrijs probeert te ontkomen door te gaan rennen, dekking zoekend achter rotsen en andere obstakels, en zich in rotsspleten of soortgelijke schuilplaatsen verbergt, vergeleek David zich treffend met „een patrijs op de bergen” toen hij aan de meedogenloze achtervolging door koning Saul probeerde te ontkomen en derhalve van de ene schuilplaats naar de andere trok. — 1 Sam. 26:20; vergelijk Klaagliederen 3:52.
De tekst in Jeremia 17:11, waarin de man die op onrechtmatige wijze rijkdom ophoopt, vergeleken wordt met „de patrijs die heeft vergaderd [of mogelijk: uitgebroed] wat ze niet heeft gelegd”, heeft aanleiding gegeven tot veel discussie. Hoewel bepaalde schrijvers uit de oudheid de patrijs hebben beschreven als een vogel die eieren uit de nesten van andere hennen haalt om ze zelf uit te broeden, verklaren hedendaagse natuuronderzoekers dat geen van de vogels die tot de patrijzen worden gerekend, een dergelijk gedrag vertoont. Doch het Hebreeuwse lexicon van Koehler en Baumgartner (Lexicon in Veteris Testamenti Libros, p. 851) vermeldt dat de joodse zoöloog Israel Aharoni (1882-1946), een schrijver van werken over het dierenleven in Palestina, „2 legsels van elk 11 eieren van 2 wijfjes [patrijzen] in hetzelfde nest” heeft gevonden. Een latere bron, het tijdschrift Palestine Exploration Quarterly (mei-okt. 1955, p. 133), merkt op „dat de chukar [steenpatrijs] twee legsels legt, een voor haarzelf en een voor de haan”. Dat de haan deze eieren uitbroedt, zou verband kunnen houden met de betekenis van de tekst, hoewel men niet met absolute zekerheid kan zeggen dat dat de verklaring is. De vertaling van Jeremia 17:11 door de Jewish Publication Society luidt: „Als de patrijs die broedt op jongen die ze niet heeft voortgebracht, zo is hij die rijkdom verwerft, maar op onrechtmatige wijze; op de helft van zijn dagen zal hij ze verlaten.” Het commentaar op deze tekst in de Soncino Books of the Bible citeert de natuuronderzoeker Tristram, die oppert dat de tekst zou kunnen betekenen dat de patrijshen wel begint te broeden, maar wegens haar vele vijanden onder mens en dier die eropuit zijn haar nest te plunderen, al gauw van de hoop op nakomelingen beroofd wordt.