Brieven
DE AFWEZIGHEID VAN EEN GEBED OP OPENBARE VERGADERINGEN!
17 november 1949
Geliefde Broeder,
Als antwoord op je vraag van 9 dezer betreffende de afwezigheid van een gebed bij het openen en sluiten van onze openbare vergaderingen het volgende:
Het is zeker dat het publiek niet naar onze openbare lezingen in onze Koninkrijkszaal of ergens anders komt om ons te horen bidden, doch het komt wel om te luisteren naar het aangekondigde onderwerp, waarover zal worden gesproken door de spreker die als bekwaam hiertoe werd bekendgemaakt. Ons Voorbeeld, Jezus, hield vele openbare lezingen, doch er is geen enkel bericht, dat hij een hiervan met gebed opende of sloot. Er is geen enkel Bijbels bericht dat hij de bergrede met gebed opende, of de openluchtlezingen na afloop waarvan hij de menigte spijzigde, eerst de 5000 en daarna de 4000. Wel wordt er bericht dat hij, toen hij de scharen aldus spijzigde, alvorens het brood en de vis te breken en de stukken aan de hongerige menigte uit te delen, een dankgebed tot God opzond. Bovendien moet je niet vergeten dat deze lezingen openbare bijeenkomsten van vrijwel uitsluitend Joden waren, die reeds in Jehova God geloofden. Doch wij in ons geval kondigen thans onze openbare lezingen aan als toegankelijk voor alle mensen, ongeacht of zij Katholiek, Protestant, Jood, twijfelaar, atheïst of een aanhanger van een van de vele heidense religiën heten. De mensen uit het publiek die geen Christelijk geloof aanhangen, komen zeker niet naar onze bijeenkomsten ten einde zich met ons in gebed tot onze God te verenigen, doch alleen om de lezing, welke hun interesseert, te horen. Daarom geven wij hun dat en wij denken er niet aan hen te bedriegen door iets anders aan de lezing vast te knopen dat hun aanstoot zou kunnen geven of waarover zij zich zouden kunnen ergeren voordat zij de lezing, waarvoor zij kwamen, horen. In 1 Korinthe, hoofdstuk 14, zegt de apostel Paulus, dat Christenen op hun eigen bijeenkomsten in een begrijpelijke taal zouden bidden, opdat de toehoorders aan het besluit Amen! zouden kunnen zeggen. Wij moeten echter niet verwachten dat een niet-Christelijk publiek met een gebed zal instemmen, wanneer dit op een openbare vergadering zou worden uitgesproken, en dan aan het besluit met ons Amen! zal zeggen. Onze broeders houden in vele heidense landen openbare lezingen, en indien het tegenover het heidense publiek misleidend zou zijn wanneer wij, alvorens hun onze algemene boodschap te laten horen, onze gebeden zouden uitspreken, dan moet deze zelfde regel ook in de Christenheid worden toegepast. Aangezien de boodschap die door het radiostation WBBR van het Genootschap wordt uitgezonden, ook voor het publiek in het algemeen is, wordt via dit radiostation evenmin gebeden. Dit betekent echter niet dat er voor het slagen van dergelijke openbare vergaderingen nooit wordt gebeden. Dit wordt wel gedaan, in alle stilte, door hen die de openbare vergaderingsveldtocht bevorderen en ondersteunen.
Getrouw met je verbonden in het dienen van De Theocratie,
WATCH TOWER BIBLE & TRACT SOCIETY
HET BIJWONEN VAN BEGRAFENISSEN EN BRUILOFTEN — WAAR?
17 november 1949
Geliefde Broeder,
In je schrijven van 10 dezer verwijs jij naar onze brief in De Wachttoren van 15 november (Engels; Nederlandse uitgave 1 maart 1950] over „Bruiloften en Begrafenissen”, en jij vraagt of je daaruit moet begrijpen dat wij „er voorstanders van zijn dat de broeders en zusters bruiloften en begrafenissen bijwonen, wanneer die worden geleid door religieuze geestelijken of in hun gebouwen.”
Zeer zeker zijn wij hiervan geen „voorstanders”, en de brief in bovengenoemde Wachttoren, waarin wij de vrager antwoordden, sprak niet over het bijwonen van bruiloften en begrafenissen in gebouwen der religie, waar de geestelijken prediken. Onze brief maakte melding van het uitzenden van onze eigen vertegenwoordigers die dergelijke diensten leiden.
Of een broeder of een zuster echter vrij is een dergelijke dienst onder leiding van een geestelijke en in hun gebouwen bij te wonen, is een andere vraag. Een huwelijk dat door een religieuze geestelijke wordt voltrokken, is voor de wet van het land [U.S.A.] even geldig als een huwelijk dat wordt voltrokken door een van onze broeders, die hiertoe om een vergunning verzoekt en die verkrijgt. En wanneer geen van onze eigen broeders beschikbaar is om het huwelijk van een van onze broeders of zusters te voltrekken, en dezen naar een gemeentehuis gaan en de plechtigheid door een hiertoe gemachtigde ambtenaar van de burgerlijke stand laten verrichten, vragen zij niet eerst of deze ambtenaar een Katholiek, Protestant, Jood of een andere soort van religie-aanhanger is. De hoofdzaak is: Vertegenwoordigt hij de wet van het land en is hij gemachtigd wettelijke autoriteit en erkenning aan het huwelijk te geven? Alle andere kwesties zijn bijkomstig, onbelangrijk en doen niet ter zake.
Vaders of moeders die zich om de een of andere reden verplicht gevoelen naar een gebouw der religie te gaan om de huwelijks- of begrafenisplechtigheid van hun kind bij te wonen, gaan daarheen om het huwelijk of de begrafenis te zien en niet om een religieuze reden, indien zij althans in de waarheid zijn. Het is een soortgelijk geval als van een man die in de dagen der apostelen een afgodentempel binnenging om iets te eten. Hij gaat er heen om wat te eten, doch niet om te aanbidden (1 Korinthe 8:7-10. Nw. Vert.). Een andere broeder zou het niet met zijn geweten overeen kunnen brengen dit te doen, en zijn zwakke geweten zou er aanstoot aan kunnen nemen indien hij zijn Christelijke broeder in een dergelijke plaats zou zien alleen om wat te eten. Hoewel wij er dus geen „voorstanders” van zijn, ligt het niet op onze weg te critiseren of te veroordelen, doch wij willen het aan God overlaten te oordelen over onze broeder die zich volgens zijn geweten wellicht verplicht gevoelt diensten onder leiding van geestelijken bij te wonen.
Getrouw met je verbonden in de Theocratische dienst,
WATCH TOWER BIBLE & TRACT SOCIETY