De Hoeksteen van Zion
„Want er staat in de Schrift: ’Zie! ik leg in Zion een uitverkoren steen, een kostbare hoeksteen van het fundament; en hij die zijn geloof er op grondt, zal geenszins teleurgesteld worden.’” — 1 Petr. 2:6, NW.
1. Wat is Zion, wat voor soort van stenen worden voor het bouwen er van gebruikt, en wat geschiedt er wanneer het is gebouwd?
JEHOVAH’S voornemen is een hemelse organisatie te bouwen die een heiligdom zal zijn. Deze organisatie wordt Zion genoemd. Ze is zijn woonplaats en hij zal er voor eeuwig in wonen. Alle „stenen” er van zijn door hem zelf uitgekozen, bereid en beproefd; en op hem zal de verantwoordelijkheid rusten ze op hun plaats te leggen. De voornaamste van deze stenen is de hoeksteen van het fundament. Het gehele gebouw moet in overeenstemming met de hoofdhoeksteen worden gebouwd, daar deze hoeksteen van fundamenteel belang is voor het recht optrekken van het gehele gebouw. Vervolgens moet ook iedere steen in het gebouw in volledige overeenstemming zijn met de voornaamste steen. Zulke „stenen” zijn in werkelijkheid getrouwe slaven van God die zijn goedgekeurd nadat de voornaamste „steen”, Christus Jezus, naar de vereisten van de Meester-Bouwer was gevormd. Er zijn bijna 2000 jaar verstreken sedert de eerste „steen” werd bereid, maar tenslotte is de tijd aangebroken dit heiligdom van God op te bouwen. Wanneer het gebouw is voltooid, wordt de getrouwe gelovigen grote vreugde en redding geschonken, maar de ongelovigen worden veroordeeld en vernietigd.
2. Is het noodzakelijk iets te weten over de plaatselijke achtergrond der profetie? Waarom is dit het geval?
2 De woorden die de apostel Petrus in de bovenstaande tekst gebruikt, werden aangehaald uit de profetie die in Jesaja 28:16 staat opgetekend. Ten einde de vervulling te begrijpen, dienen wij iets te weten over de spreker, degenen die worden toegesproken en de tijd en de omstandigheden, zoals in het plaatselijke verband wordt onthuld. De achtergrond dezer schriftuurplaats is belangrijk want hierdoor worden wij geholpen de reden te leren kennen waarom Jehovah de fundamentsteen in Zion heeft gelegd, te weten te komen tot wat voor soort van mensen hij heeft gesproken, wat zijn belofte van bescherming en redding voor de zijnen is en waarom hij anderen vernietigt. Daarom wordt er nu een kort commentaar gegeven over de plaatselijke omstandigheden.
DE PROFETIE EN HAAR INHOUD
3. Wat is in het kort de plaatselijke achtergrond voor de profetie in Jesaja 28:16?
3 De profetie die in Jesaja 28 staat opgetekend, was gericht tegen de „dronkenen van Efraïm”. Het is een boodschap van veroordeling. „Samaria is het hoofd van Efraïm” en Samaria was toen nog niet vernietigd (Jes. 7:9, LV). Velen der Israëlieten wilden het Assyrische juk afschudden, maar door op de hulp van Egypte te vertrouwen en niet op de sterkte van Jehovah. Samaria werd belegerd en in het zesde jaar van Hizkia ingenomen (2 Kon. 18:9, 10). Deze „dronkenen van Efraïm”, die een samenzwering op touw hadden gezet tegen de koning van Juda, werden weggevaagd. De stad had eens een mooie aanblik geboden daar ze op een prachtige, ronde heuvel lag, die op het hoogste punt der valleien was gelegen, en ze verheugde zich in wonderbaarlijke vruchtbaarheid. Bovendien leefde ze in luxe en pracht. — Amos 6:4-6.
4. Wat nam Jehovah zich voor met Samaria te doen?
4 Jehovah is toornig op deze pocherige, bombastische, arrogante Efraïmieten en staat op het punt hen te straffen, en daarom geeft hij de waarschuwing. Hij zal Samaria ter aarde nederwerpen zodat de trotse kroon met voeten vertreden kan worden. Hij zal voor deze verachters en dronkaards gelijk een verschrikkelijke storm en een verwoestende hagel zijn. Ja, zij zullen gelijk een vroege vijg zijn, die vóór de oogst van augustus verschijnt, zulk een bijzondere delicatesse dat ze, wanneer iemand ze nog maar nauwelijks met de hand heeft aangeraakt, wordt opgeslokt. Dit is een beeld van de schoonheid en trots van Samaria, die tot de onvermijdelijke vernietiging is gedoemd. Hoewel God toornig is op deze boze mensen, is hij toch voor zijn volk een heerlijke kroon en een sierlijke krans.
5. (a) Hoe beschrijft de profeet deze Efraïmieten, en hoe handelt Jehovah met hen? (b) Wat gebeurt er met de „dronkenen” wanneer de „steen” wordt gelegd in Zion?
5 De priester en de profeet worden veroordeeld. Zij zijn dronken zuiplappen. De ongerechtigheden van de verdorven priesters en profeten waren het schreeuwende kwaad, en hun plaats zou door anderen worden ingenomen. Deze schandelijke dienstknechten waggelden in werkelijkheid wat hun dienst betreft, en zij uitten profetieën die geen waarheid bevatten. De meest weerzinwekkende kenmerken van dronkenschap zijn hun deel — alles drijft van uitbraaksel, iedere tafel is er vol van en er is geen plaats schoon gebleven. Zij verachten en bespotten de profeet des Heren, en gelijk dronken mannen galmen zij luidkeels dwaze deuntjes uit. De verachters leren nimmer hoewel hun de regel steeds weer wordt gegeven, maar wanneer dezelfde grondbeginselen, dezelfde boodschap, voortdurend worden herhaald, schimpen en spotten zij. Doch ondanks hun verachting, bespotting en onwetendheid spreekt Jehovah zeer streng en antwoordt door te zeggen dat het voor hen regel op regel, gebod op gebod en voorschrift op voorschrift zal zijn. Zullen zij nimmer horen en aandacht schenken? Het enige resultaat dat er door wordt bereikt, is, hier een weinig en daar een weinig. Deze dronkaards hebben een vals gevoel van zekerheid, want het verbond met Egypte waarnaar zij dongen, bevatte leugens en bedrog. Nu zal Jehovah hen en hun liederlijkheid volledig wegvagen. Met deze feiten in gedachten spreekt de volgende profetische uitdrukking van het ophanden zijnde oordeel: „Daarom, alzo zegt de Here HERE [Jehovah]: Ziet, Ik leg een grondsteen in Zion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is [die een zeker fundament heeft]; wie gelooft, die zal niet haasten. En Ik zal het gericht stellen naar het richtsnoer, en de gerechtigheid naar het paslood; en de hagel zal de toevlucht der leugen wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaats overlopen” (Jes. 28:16, 17, AS). De steen wordt in Zion gelegd met het doel die dronkaards van Efraïm te oordelen. Zijn gunst rustte niet op dergelijke spotters en goddelozen, maar op Zion, de hoofdstad van de geliefde koning, David. Eén ding is zeker: Jehovah had zijn beloften nauw verbonden aan de „gewisse weldadigheden [barmhartigheden] van David” en derhalve aan degene die volgens de belofte Davids troon zou bezitten. Hij zal zijn vreemde werk en vreemde daad doen geschieden, en zal nauwkeurig ten uitvoer brengen wat hij zich heeft voorgenomen.
VERVULLING IN HET KLEIN
6. Hebben profetieën meer dan één vervulling? Verklaar dit.
6 Het optekenen van de vele gebeurtenissen die Israël heeft meegemaakt, is geschied tot welzijn van hen die zouden leven wanneer het einde van het samenstel van dingen zou komen, zowel in de dagen toen Christus Jezus op aarde was als thans, nu het Koninkrijk heerst. De profetieën zouden een dubbele vervulling hebben, één zou de vervulling in het klein en de andere de grote en volledige vervulling zijn. De vervulling in het klein zal hier eerst, worden behandeld en daarom beginnen wij de schriftuurplaatsen te beschouwen die betrekking hebben op de ’steen van Zion’ ten tijde van Christus’ eerste advent.
7. Beschrijf de toestand van hen die in de dagen van Jezus leefden en door de „dronkenen van Efraïm” werden voorschaduwd.
7 De toestand waarin Israël destijds verkeerde, was jammerlijk, schandelijk en verdiende waarlijk Jehovah’s toorn en ongenade. Over de religieuze heersers die de rol vervulden welke werd afgebeeld door de „dronkenen van Efraïm”, staat het volgende opgetekend: „Toen [Johannes] velen der Farizeeërs en Sadduceeërs in het oog kreeg, die naar de doop kwamen, zeide hij tot hen: ’Gij adderengebroed, wie heeft u getoond hoe gij de komende gramschap moet ontvlieden? Brengt dan vruchten voort die bij bekering passen.’” „Toen Herodes [de religieus-politieke heerser] zag dat de astrologen hem te slim af waren geweest, werd hij zeer woedend, en hij zond bevel uit en liet in Bethlehem en in al zijn districten alle jongens, van twee jaar en daaronder, doden, overeenkomstig de tijd die hij nauwkeurig te weten was gekomen van de astrologen.” Jezus zeide: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeërs, huichelaars’ want gij gelijkt op witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. Zo schijnt ook gij, van buiten weliswaar, voor mensen rechtvaardig, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en wetteloosheid” (Matth. 3:7, 8; 2:16; 23:27, 28; zie ook Matth. 3:11, 12; 12:33, 34; 23:3, 13, 25; Joh. 12:9-11, NW). Het voorgaande toont aan dat deze heersers evenzeer te laken zijn als de voorbeeldige „dronkenen” uit de oudheid. Zij staan op het punt te worden veroordeeld. Daar zij belijden zijn volk te zijn en als zodanig voor de natiën staan, handelt God dienovereenkomstig met hen. Ook Simeon heeft geprofeteerd: „Zie! deze [Christus] is gelegd tot de val . . . van velen in Israël en tot een teken dat wordt wedersproken”. — Luk. 2:34, 35, NW.
8. Hoe heeft Jezus Koninkrijksgelegenheden aan Israël verleend?
8 Christus Jezus predikte het Koninkrijk en leerde dat hij het Koninkrijk was. „Maar toen hem door de Farizeeërs werd gevraagd wanneer het koninkrijk Gods zou komen, antwoordde hij hun en zeide: ’Het koninkrijk Gods komt niet met opvallende waarneembaarheid, noch zullen de mensen zeggen: „Zie hier!” of, „Daar!” Want, ziet! het koninkrijk Gods is in uw midden.’” „Doch indien ik door middel van Gods geest de demonen uitwerp, heeft het koninkrijk Gods u werkelijk overvallen.” „Sedert de dagen van Johannes de Doper tot aan deze tijd is het koninkrijk der hemelen het doel waarnaar mensen oprukken, en zij die voortrukken, bemachtigen het” (Luk. 17:20, 21; Matth. 12:28; 11:12, NW). Deze schriftuurplaatsen tonen duidelijk aan dat velen in Israël de gelegenheid hadden een aandeel in dit koninkrijk te hebben. Hij bood zich aan Israël aan als hun koning, maar zij weigerden hem te aanvaarden en aldus verwierpen zij hem als hun koning. Toen werd de veroordeling over Israël uitgesproken, en hij reinigde de tempel. — Matth. 21:5; Luk. 19:37-40; 42-46, NW.
9. Hoe toonde Jezus, toen de Joden hem trachtten te doden, aan wat hun handelwijze betekende?
9 Daarna zochten de heersers van Israël hem te doden. „Bovendien ging hij dagelijks in de tempel leren. Maar de overpriesters en de schriftgeleerden en de voornaamsten van het volk zochten hem te verdelgen” (Vers 47). Kort hierna en terwijl Jezus in de tempel predikte, gaf hij een illustratie. Ze had betrekking op het planten van een wijngaard. Zij die met de zorg waren belast, gingen de slaven van de eigenaar, die waren gestuurd om enige van de vruchten te halen, slaan, en tenslotte doodden zij de zoon en erfgenaam van de eigenaar, terwijl zij de gevolgtrekking maakten dat de wijngaard nu van hen zou zijn. Jezus zeide toen: ’Wat zal de eigenaar derhalve doen?’ en het antwoord luidt: „Omdat zij boos zijn, zal hij een boze vernietiging over hen brengen en hij zal de wijngaard verhuren aan andere bebouwers, die hem de vruchten zullen geven wanneer de tijd er voor is aangebroken” (Matth. 21:41, NW). Na dit antwoord haalde Jezus vervolgens gedeelten aan uit Psalm 118:22, Jesaja 8:14 en Daniël 2:34, en hij paste deze teksten toe op zichzelf als de „zoon” en „erfgenaam” en toonde aan dat de heersers van Israël de „bebouwers” en moordenaars waren.
10. Hoe ernstig was de beslissing van de heersers in Israël hun Koning te verwerpen?
10 Merk nu op wat Jezus tot de religieuze dronkaards zegt: „Het koninkrijk Gods zal van u worden genomen en aan een natie worden gegeven die de vruchten er van voortbrengt.” Hij onthulde dat zij hun beloofde koning, de ’steen van Zion’, verwierpen. Doordat zij in ongeloof en ongehoorzaamheid de overleveringen van mensen volgden, konden zij in hun organisatie geen plaats vinden voor de fundament-hoeksteen van Zion. Zij werden in verwarring gebracht en openlijk te schande gezet. „Het was nu de voorbereiding van het pascha; het was ongeveer het zesde uur. En [Pilatus] zeide tot de Joden: ’Ziet! uw koning!’ Zij schreeuwden echter: ’Neem hem weg! Neem hem weg! Nagel hem aan een paal!’ Pilatus zeide tot en: ’Zal ik uw koning aan een paal nagelen?’ De overpriesters antwoordden: ’Wij hebben geen koning dan Caesar.’ Toen leverde hij hem derhalve aan hen over om aan een paal genageld te worden.” Zij struikelden dus over Jezus als de beloofde Messias, de Koning van Israël. „Zij zijn gestruikeld over de ’steen der struikeling’; zoals er staat geschreven: ’Zie! ik leg in Zion een steen der struikeling en een rotsmassa des aanstoots, maar hij die zijn geloof er op grondt, zal niet teleurgesteld worden.’” — Rom. 9:32, 33; Joh. 19:14-16, 19-22, NW.
11. Verklaar aan de hard van de Schrift in welk opzicht Jezus Christus een ’beproefde’ hoeksteen was.
11 De ’hoeksteen van Zion’ is een beproefde steen wanneer hij als koning wordt aangeboden. Hoe kon dit zo zijn? Omdat Christus Jezus, de uitverkoren „steen” Gods, het fundament van zijn stad zou zijn, en het behaagde de Vader zijn geliefde Zoon eerst tot het uiterste op de proef te laten stellen. Drie en een half jaar lang werd hij onderworpen aan allerlei beproevingen, verzoekingen en vervolgingen, en gedurende zijn gehele bediening was hij waarachtig en getrouw, terwijl hij zelfs niet eenmaal tegen de wil van zijn Vader in ging maar hem volledig liefhad. Hoe wonderschoon staat er over hem in de schrift opgetekend: „Want aangezien hij zelf heeft geleden toen hij op de proef werd gesteld, kan hij degenen die op de proef worden gesteld, te hulp komen.” „Want wij hebben als hogepriester, niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die gelijk wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde.” „In de dagen van zijn vlees heeft Christus smeekbeden en ook smekingen opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, met sterk geroep en tranen, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen hij heeft geleden.” „Dit zijn de dingen die de Amen zegt, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping door God.” „Christus Jezus, die als een getuige de juiste openbare bekendmaking heeft gedaan ten aanhoren van Pontius Pilatus.” Jezus Christus weerstond elke poging om zijn onkreukbaarheid te verbreken, hij verduurde alle beproevingen en bleef getrouw voorwaarts gaan ongeacht de tegenstand die de zondaren hem boden. Jehovah kon hem iedere verantwoordelijkheid, elk voorrecht of elke eer toevertrouwen want deze „steen” was waarachtig, in elk opzicht beproefd en daarom een „zeker fundament”. Hij behoorde Jehovah God, de Bouwer van Zion, geheel toe. — Hebr. 2:18; 4:15; 5:7, 8; Openb. 3:14; 1 Tim. 6:13, NW.
12. Toon aan hoe Christus Jezus in andere opzichten bevoegd was de hoeksteen te zijn.
12 Christus Jezus was bevoegd de „hoeksteen” van Zion te zijn, want hij was niet alleen beproefd maar hij was ook de erfgenaam van de beloften betreffende het Koninkrijk. Hij was de „Leeuw van de stam van Juda”, een rechtstreekse natuurlijke nakomeling van koning David, wiens zaad voor eeuwig op de troon zou regeren. „De gewisse weldadigheden [barmhartigheden] van David” vielen hem ten deel. Hij was het beloofde „zaad”, het Signaal, de Loskoper, Gebieder, Messias, de Leider en Volmaker van ons geloof. De gevolgtrekking moet worden gemaakt dat de vervulling in het klein betreffende ’de steen die in Zion wordt gelegd’, geschiedde toen Christus Jezus als een beproefde steen zich als koning aanbood. Toen hij Jeruzalem binnenreed op het veulen van een ezelin, werd hij door zijn discipelen en de mensen in het algemeen luidkeels als koning toegejuicht, maar door de religieuze heersers werd hij verworpen en ter dood gebracht. Derhalve onttrok Jehovah zijn gunst aan Israël, welke handeling het einde van het voorbeeldige Zion kenmerkte. Er blijkt dus duidelijk dat Christus Jezus, Gods gezalfde Koning, de „steen” is die in het hemelse Zion is gelegd.
HET HEMELSE ZION
13. Waar denken wij aan wanneer er over een stad wordt gesproken, en wat werd door het letterlijke Zion gesymboliseerd?
13 Er was een voorbeeldige aardse stad Zion en er is een hemels Zion, en Jehovah heeft beide opgericht. Wanneer er over een stad wordt gesproken, denken wij aan een gemeente die goed georganiseerd is zodat er zaken kunnen worden gedaan, de mensen er kunnen wonen en er aanbidding kan worden beoefend, die een duidelijk begrensd gebied heeft met plaatselijke wetten en verordeningen, en waarin bepaalde personen aan het hoofd staan die het gezag in handen hebben en zorgen voor het algemene welzijn der burgers, zoals gezondheid, bescherming, voedsel en watervoorziening. Zion met haar paleis en tempel was zulk een stad. Het was de hoofdstad van de natie. Zion beeldt symbolisch Gods organisatie af en in het bijzonder het officiële gedeelte, waar de troon werd gevestigd.
14. Hoe weten wij dat er een hemels Zion zal zijn? Bewijs dit uit de Schrift.
14 Alle beloften die aan het letterlijke, voorbeeldige Zion werden gegeven, worden nu van toepassing op het hemelse, „aangezien de Wet een schaduw van de toekomende goede dingen heeft.” „Want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe” (Hebr. 10:1; Kol. 2:17, NW). Zion werd de „stad Gods”, Gods woonplaats, genoemd. „Want de HERE [Jehovah] heeft Zion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende: Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd” (Ps. 87:2, 3; 132:13, 14). Het voorbeeldige Zion voorschaduwde het grotere Zion. „Maar gij zijt een berg Zion genaderd en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en myriaden engelen, in algemene vergadering, en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen zijn ingeschreven, en God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens van rechtvaardigen, die zijn volmaakt, en Jezus de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenging, dat op een betere wijze spreekt dan het bloed van Abel.” „Doch het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en zij is onze moeder” (Hebr. 12:22-24, NW; Gal. 4:26, NW). Deze schriftuurplaatsen kunnen niet op het aardse Zion van toepassing zijn, maar moeten van toepassing zijn op het onzichtbare Zion, wiens stenen de „levende stenen” zijn waarover in Eén Petrus 2:5 wordt gesproken. Deze stenen zijn geestelijk, en ze worden tenslotte alle tot het hemelse Zion gebouwd.
15. Wie vormen het ’Zion dat boven is’, en hoe weten wij dit?
15 Het heeft Jehovah behaagd zulk een gebouw te hebben, een geestelijk koninklijk huis, een geestelijke tempel, opgebouwd uit getrouwe slaven, die ieder afzonderlijk door God zijn uitgekozen, die beproefd zijn, evenals de hoeksteen van het fundament. De apostel Paulus wordt gebruikt om dit grote geheim aan zijn broeders in Christus te openbaren. „Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, want hij heeft ons gezegend met elke geestelijke zegening in de hemelse gewesten in eendracht met Christus, evenals hij ons in eendracht met hem vóór de grondlegging der wereld heeft verkozen, opdat wij heilig en zonder smet voor hem zouden zijn in liefde.” De glorierijke hemelse plaats werd eerst aan Christus Jezus gegeven. Daarna werd deze onverdiende goedgunstigheid van God aan anderen gegeven, hetgeen in werkelijkheid een uitnodiging was „levende stenen” in dit geestelijke koninklijke huis te worden (Ef. 1:3, 4, 20, 21; 2:19-22, NW). De apostel Petrus verklaart dit in zeer onmiskenbare taal. Ook de apostel Johannes heeft een profetie uitgesproken die over Zion handelde en wel vele jaren nadat het letterlijke Zion was vernietigd. „En ik zag, en zie! het Lam staande op de berg Zion, en bij hem honderd vier en veertig duizend hebbende zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven.” — 1 Petr. 2:4-6; Openb. 14:1, NW.
16. Wat is het volledige Zion?
16 Het werkelijke, volledige Zion is daarom de hemelse stad, welke wordt gevormd door de getrouwe slaven van God die geestelijk verwekt zijn en die zijn gezalfd, beproefd en goedgekeurd, gebouwd op het „zekere fundament”, Jezus Christus, de Hoeksteen, Gods gezalfde Koning.
JEHOVAH’S WELBEHAGEN IN ZION
17. Beschrijf de pracht van de hemelse stad.
17 Hoe mooi en heerlijk zijn de volgende kostbare woorden en hoe prachtig wordt de reinheid van Zion er door aangetoond: „Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd” (Ps. 132:14). Terwijl wij weten dat het volledige Zion een prachtig hemels bouwwerk zal zijn; wordt ons barmhartig vergund in geestelijke zin een vluchtige blik te werpen op deze wonderbaarlijke woonplaats van Jehovah. Tracht u slechts voor een ogenblik in uw geest een voorstelling te vormen van de heerlijkheid en schittering van deze woonplaats. Vergeet alstublieft de verschrikkelijke, schandelijke dingen van deze boze dag, en ban de voortbrengselen van de bouwers dezer wereld, waarop zij prat gaan, uit uw geest. Tovert u in plaats daarvan de uitnemendheid van de hemelse stad voor ogen. Lees Openbaring 21:10-27 en zie hoe deze plaats al haar licht en heerlijkheid van de Schepper van het universum, de Allerhoogste God, Jehovah, ontvangt. In deze stad heerst volledige harmonie en rust, en haar liefelijkheid wordt door geen enkele onevenredigheid ontsierd. De gehele stad is samenhangend, mooi symmetrisch, wonderbaarlijk afwisselend van pracht, en haar verblindende, ja, flonkerende, kleurrijke licht schijnt zeer helder. Het fundament van de muur der stad is met allerlei soorten edelstenen versierd. De hoofdweg van de stad was puur goud, als doorzichtig glas. Indien gij het visioen tot het einde toe kunt volgen, hebt gij enig idee hoe Jehovah zijn rustplaats beschouwt, waar hij voor eeuwig zal wonen.
18. (a) Hoe lang heeft het gereedmaken voor het bouwen geduurd? (b) Hoe was het bouwen van Salomo’s tempel een passende voorschaduwing van het bouwen van de hemelse tempel?
18 Het gereedmaken van deze stad heeft bijna twee duizend jaar geduurd. Iedere „steen” wordt overeenkomstig Gods heilige voornemen gevormd en vervolgens terzijde gelegd totdat de tijd aanbreekt het gebouw op te trekken. Het kan zijn dat deze getrouwe slaven door mensen en door dit boze samenstel van dingen zijn vergeten, maar zij zijn niet door God vergeten. „Want gij zijt gestorven, en uw leven is verborgen met de Christus in eendracht met God.” „Geliefden, thans zijn wij kinderen Gods, maar tot nu toe is het nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Wij weten wel dat wanneer hij wordt geopenbaard, wij hem gelijk zullen zijn, want wij zullen hem zien zoals hij is” (Kol. 3:3; 1 Joh. 3:2, NW). Het bouwen van Salomo’s tempel was een afbeelding van het bouwen van de hemelse tempel, waarvan alle stenen tevoren worden bereid waarna ze alle zonder enig geluid op hun plaats worden gezet. „Het huis nu, als het gebouwd werd, werd met volmaakten steen, zoals dezelve toegevoerd was, gebouwd; zodat geen hameren, noch bijl of enig ijzeren gereedschap gehoord werd in het huis, als het gebouwd werd” (1 Kon. 6:7). Toen de letterlijke tempel werd gebouwd, was het een schitterend gezicht, maar het bouwen van het hemelse Zion is nog luisterrijker.
19. Beschrijf hoe Jehovah over Zion denkt, en wat heeft hij beloofd voor haar te doen?
19 Het opbouwen van Zion geschiedt wanneer de Heer verschijnt in zijn heerlijkheid. „Gij zult opstaan, u over Sion erbarmen; want het is tijd u over haar te ontfermen, omdat de bestemde tijd is gekomen. Want uw knechten hangen met liefde aan haar steenen en hebben deernis met haar puin. Mogen de natiën den naam van Jahwe vreezen, en alle koningen der aarde uw heerlijkheid, omdat Jahwe Sion herbouwd heeft, verschenen is in zijn heerlijkheid.” „Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid. De HERE [Jehovah] bemint de poorten van Zion boven alle woningen van Jakob. Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods!” „Waarom ziet gij afgunstig, gij veeltoppige bergen, naar den berg, dien God zich ter woning begeerde? Waarlijk, de HERE [Jehovah] zal er voor eeuwig wonen.” „Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Zion, aan de zijden van het noorden; de stad des groten Konings. Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des HEREN [van Jehovah] der heirscharen, in de stad onzes Gods; God zal haar bevestigen tot in eeuwigheid.” „Jehovah . . . is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen. Te dien dage zal tot Jeruzalem worden gezegd: Vrees niet; o Zion, laat uw handen niet traag worden. Jehovah uw God is in het midden van u, een machtige die zal redden; hij zal zich over u verheugen met blijdschap; hij zal rusten in zijn liefde; hij zal zich verblijden over u met gezang” (Ps. 102:14-17, LV; 87:1-3; 68:17, NV; 48:3, 9; Zef. 3:15-17, AS). De hoofdstad van het universum is Zion, de vreugde en het welbehagen der ganse aarde, want zijn geliefde Zoon is het fundament er van en een ieder in deze stad spreekt van Jehovah’s lof.