De zegepraal van de reine, onbesmette aanbidding
„En dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof.” — 1 Joh. 5:4. NW.
1. Welke strijd is nabij, en wiens overwinning is zeker?
JEHOVAH daagt alle goden dezer wereld uit. Wanneer wij bedenken dat in India of Hindoestan alleen ongeveer 330 millioen goden en godinnen zijn en wanneer wij vervolgens de goden van de religiën van andere landen in aanmerking nemen, zien wij dat het hier gaat om millioenen goden, zowel zichtbare als onzichtbare, en deze allen zijn tegen de ene God, Jehovah. De strijd der goden is nabij. De vraag is: Wie zal zegevieren? Het antwoord, dat steun vindt in de afloop van vroegere geschillen, is gewis: De oorlog zal slechts één verloop hebben, en Jehovah zal als God, de enige levende en waarachtige God van het universum, zegevieren!
2, 3. Wat zullen materialisten ontkennen? maar wat moeten zij toegeven?
2 Communisten en atheïsten in het algemeen, sceptici, ongelovigen en nuchtere materialisten van deze wereld der twintigste eeuw zullen het denkbeeld van een oorlog der goden bespotten. Zij zullen zeggen dat de goden die er zijn, slechts in de geest der mensen bestaan en dat dus een oorlog van zulke denkbeeldige goden belachelijk is. Maar al deze materialistische mensen zullen moeten toegeven dat de aanbidding van dergelijke goden zelfs in deze hedendaagse wereld een realiteit is, en dat het geloof in zulke goden en de aanbidding van zulke goden een machtige factor zijn geweest in de loopbaan en het lot van alle natiën, zonder een enkele uitzondering.
3 Laten die materialisten het bestaan van onzichtbare, geestelijke goden maar ontkennen, toch moeten zij toegeven dat vele thans levende mannen en vrouwen worden verheven tot de positie van goden onder de mensen; zij worden vergoddelijkt, vereerd en geprezen als redders en weldoeners der wereld. Dit geldt niet alleen voor politieke figuren zoals Premier Stalin van de Sovjet-unie, maar ook voor religieuze figuren, zoals de paus van Vaticaanstad, die wordt vereerd en aan wie de titel van waarnemend god wordt gegeven, en ook de Dalai of Grote Lama van Tibet. Alle ingelichte personen weten dat keizer Hirohito nog maar kort geleden, namelijk op 31 december 1945, in een keizerlijk edict voor het Nieuwe Jaar, bekendmaakte dat de Japanse Tenno of keizer geen god is. Dit edict, dat in elk Japans nieuwsblad werd afgedrukt, gaf de mensen bevel de „onjuiste voorstelling dat de keizer goddelijk is en dat het Japanse volk superieur is aan andere rassen en voorbestemd is de wereld te regeren”, te vergeten. Een kop in de Times van New York luidde: „Een ’God’ ontkent goddelijkheid,” en toch houden tegenwoordig vele Japanners hardnekkig vast aan het Shinto-geloof dat hun keizer een god is, een „Zoon des hemels”, afgestamd van de „Zonnegodin” (Times van New York, 6 januari 1946). Doch hoewel één god, wiens aanbidding eens een machtige invloed had op de loopbaan der Japanse natie, door harde feiten van zijn goddelijkheid is ontdaan, worden talloze mensen bevreesd voor de tegenwoordige gang van zaken waardoor de politieke staat wordt vergoddelijkt en zijn voorname figuren en emblemen tot goden en afgoden worden gemaakt en worden aanbeden. In deze aanbidding zijn zelfs de materialistisch gezinde mensen gevangen. Terwijl zij de goden van anderen als vals en denkbeeldig brandmerken, worden zij zelf schuldig bevonden aan het maken van goden voor zichzelf volgens hun eigen geestelijke opvattingen en verlangens.
4. Wat leert de Bijbel over onzichtbare personen die door deze wereld als goden worden aanbeden? en hoe zijn valse goden tegenover elkander gesteld?
4 Laten de mensen die het onderscheidingsvermogen bezitten om te zien dat zulke goden geen goden zijn of het niet verdienen als goden te worden behandeld, al deze goden maar „valse goden” noemen. Het geschreven Woord van Jehovah, de Bijbel, waarschuwt ons echter dat er wel degelijk een god van deze boze wereld is, die een verblindende invloed uitoefent op alle mensen dezer wereld, „onder wie”, zoals wij lezen, „de god van dit samenstel van dingen de geest der ongelovigen heeft verblind, opdat de verlichting van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou kunnen doorschijnen” (2 Kor. 4:4, NW). Ook lezen wij in de Bijbel: „Hetgeen de natiën offeren, [offeren] zij aan demonen . . ., en niet aan God, en ik wil niet dat gij in gemeenschap met de demonen komt” (1 Kor. 10:20, NW). De Bijbel, Jehovah’s Woord, leert aldus dat er bovenmenselijke, onzichtbare geestelijke personen zijn die door alle natiën dezer wereld als goden worden aanbeden, en dat dezen de boosaardige demonen zijn onder de vorst of overste, Satan de Duivel, die de grote verblinder van de geest des mensen is. Het aanbidden van deze demonen en van afgoden die hen vertegenwoordigen, is valse aanbidding. Alle eeuwen door heeft er tussen deze valse goden een strijd gewoed wanneer de ene natie ten oorlog trok tegen een andere natie en haar god of goden smeekte haar te helpen tegen de god of goden van de andere natie, waardoor goden tegenover goden werden gesteld. De overwinning werd toegeschreven aan de goden van de natie die had overwonnen.
5. Hoe heeft het Romeinse keizerrijk ten aanzien van het probleem van vele goden gehandeld? en waarom heeft het dit gedaan? maar welke God heeft het niet zo kunnen behandelen?
5 Het Romeinse keizerrijk erkende echter de goden van alle natiën die het had overwonnen en in het keizerrijk had opgenomen. Dit heeft het op geslepen wijze gedaan om de onderworpen volken in een betere gemoedsgesteldheid te houden. Het trachtte een fusie-religie te scheppen die alle erkende goden van het keizerrijk in zich sloot. Terwijl het verdraagzaam toeliet dat een ieder in het keizerrijk zijn eigen plaatselijke goden voor aanbidding uitkoos, verhief het de keizer als een god. Het vereiste van de mensen dat zij hem aanbaden als een voor hen allen gemeenschappelijke god. Aldus werd het zich in alle richtingen uitstrekkende keizerrijk vaster samengebonden. Er was echter één god die het keizerrijk niet aldus in zijn pantheon, of zaal der goden, opnam. Hij was Jehovah, de God van Abraham, Izak, Jakob, Mozes en al zijn getrouwe profeten en dienstknechten, met inbegrip van Jezus Christus en zijn ware volgelingen. Keizer Constantijn, van de vierde eeuw n. Chr., trachtte Jezus Christus door een fusie in het pantheon van het Romeinse keizerrijk te brengen door heidense religie met het verdorven Christendom van zijn tijd samen te smelten. Maar de getrouwe Christenen, die aan de Bijbel vasthielden, weigerden botweg zulk een fusie te erkennen. Zij hielden zich afgescheiden.
6. Welke positie nemen ware Christenen in in het conflict van de goden, zoals door 1 Korinthe 8:4-7 wordt aangetoond?
6 Ware Christenen, en hiermede bedoelen wij niet de Christenheid, erkennen en dienen als God de Enige die door Jezus Christus als God werd erkend en gediend, namelijk, zijn hemelse Vader, Jehovah. Deze door ware Christenen ingenomen intransigente positie, dat is een positie waarin men van geen schikkingen wil weten, tot uitdrukking brengend, schreef de apostel Paulus hun: „Wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen God is dan één. Want ook al zijn er die ’goden’ genaamd worden, hetzij in de hemel of op aarde, evenals er vele ’goden’ en vele ’heren’ zijn, er is in werkelijkheid voor ons één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn, en wij tot hem, en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn, en wij door bemiddeling van hem. Niettemin is deze kennis niet in alle personen” (1 Kor. 8:4-7. NW). Volgens deze tekst is er altijd een conflict geweest tussen de aanbidding van Jehovah, de God en Vader van Jezus Christus, en de aanbidding van alle zogenaamde „goden” dezer wereld, met inbegrip der Christenheid. De aanbidding van de enige werkelijke God, Jehovah, is de ware aanbidding.
7. Tegenover welke vraag zien Jehovah’s aanbidders zich geplaatst? en hoe wordt ze beantwoord?
7 Zij die Jehovah als de enige God aanbidden en die in aantal vele duizenden malen worden over troffen door de aanbidders van zulke goden dezer wereld, zien zich in deze tijd tegenover dezelfde vraag geplaatst als in alle afgelopen zestig eeuwen van de geschiedenis des mensen, namelijk: Zal hun aanbidding blijven bestaan? Zal ze zegevieren? Omtrent het antwoord op deze vraag kan geen onzekerheid bestaan. De enige levende en waarachtige God, Jehovah, zal over de valse goden zegevieren, ondanks dat hun aantal de millioenen beloopt. De ware aanbidding van Jehovah God zal derhalve over alle valse aanbidding zegevieren en zal alleen voortbestaan. De tijd voor die zegepraal is zeer nabij!
RELIGIE ONDER HET OORDEEL
8, 9. Waarom lijdt de valse religie thans smaad?
8 Wij overdrijven niet wanneer wij zeggen dat alle religie, zowel de ware als de valse religie, tegenwoordig smaad lijdt. De valse religie lijdt smaad wegens haar huichelachtigheid, wegens haar onwetendheid en verwarring, wegens de verdorvenheid en ongeletterdheid waarin ze de mensen heeft gelaten, wegens het mislukken van haar doeleinden en diplomatieën en wegens het feit dat ze geen zekere boodschap van licht heeft waardoor de mensen de weg wordt getoond naar een reine, welvarende, gelukkige, vredige en zekere wereld. De valse religie is een bondgenoot en een onafscheidelijk deel van deze schandelijke wereld en tezamen met deze wereld strijdt ze tegen de enige levende en waarachtige God. Zelfs de Christenheid doet dit. Ze maakt aanspraak op deze naam omdat ze beweert het rijk te zijn waarin het Christendom wordt beoefend, maar ze is vol van mensen die „veeleer liefhebbers van genoegens dan liefhebbers van God [zijn], die een vorm van godvruchtige toewijding hebben maar de kracht er van niet blijken te bezitten”. De Bijbel die ze bezit, staat als een getuige tegen haar en ze wordt er door veroordeeld als hebbend een afvallige vorm van Christendom. Ze lijdt, maar dat komt omdat ze de waarschuwing van de apostel Petrus in de wind heeft geslagen: „Niemand van u lijde echter als een moordenaar of een dief of een kwaaddoener of als iemand die zich met andermans zaken bemoeit. Want welke verdienste steekt er in indien gij, wanneer gij zondigt en u slagen worden toegebracht, het verduurt?” — 2 Tim. 3:1-5 en 1 Petr. 4:15; 2:20, NW.
9 De smaad die thans zowel de religie der Christenheid als die van het heidendom lijdt, is derhalve niet zonder oorzaak; deze smaad is verdiend. Met deze religie in gedachten werd in 1938, te Londen, Engeland, voor het eerst de leuze aangeheven: „Religie is een valstrik en zwendel. Dient God en Christus de Koning.”
10. Welk onderscheid maken velen niet? doch hoe wordt door een beschouwing van de uitdrukkingen „Christelijk” en „Christendom” aangetoond dat dit onderscheid juist is?
10 Omdat de mensen in het algemeen geen onderscheid maken tussen de valse en de ware religie, en omdat de wereldse religie zichzelf een verfoeilijke naam heeft gemaakt, is er in de laatste jaren een neiging geweest het gebruik van de naam „religie” in verband met de waarheid en de organisatie van Jehovah God, te vermijden. De afvallige Christenheid heeft echter grote smaad gebracht op de naam „Christendom”, op welke naam ze het exclusieve recht beweert te bezitten. Indien wij een naam zouden moeten vermijden enkel vanwege de schande en de beschimping die de Christenheid er ten onrechte op heeft gebracht, dan zouden wij evengoed de naam „Christendom” kunnen vermijden en weigeren „Christenen” te worden genoemd. Sommigen denken dat de naam „Christen” oorspronkelijk als een schandnaam aan de volgelingen van Jezus Christus werd gegeven (Hand. 11:26). Toch kunnen wij die naam aanvaarden, evenals wij de naam „Judeeër” of „Jood” in een geestelijke betekenis kunnen aanvaarden. Waarom? Omdat wij vasthouden aan Jehovah’s belofte aan Juda, dat „de schepter . . . van Juda niet [zal] wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn” (Gen. 49:10). Ook kunnen wij het aanvaarden als een Christen te lijden, want Petrus zegt ons over een getrouwe volgeling van Christus: „Indien hij als een Christen lijdt, hij gevoele geen schaamte, maar hij blijve God verheerlijken in deze naam” (1 Petr. 4:16, NW). Gij kunt dus de naam „Christen” ijdel gebruiken en er smaad op brengen, zoals de Christenheid dit doet, of gij kunt onrechtvaardig lijden als een Christen. Indien gij overeenkomstig de naam „Christen” leeft in weerwil van het lijden dat die handelwijze met zich brengt, kunt gij God verheerlijken in deze naam. Op dezelfde wijze moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de valse religie en de ware religie.
11. Uit welke schriftuurplaatsen blijkt dat het juist is dit onderscheid betreffende religie te maken?
11 De apostel Paulus past de uitdrukking „religie” op de valse soort toe wanneer hij het volgende toegeeft: „Gij hebt natuurlijk gehoord over mijn wandel, welke eertijds in het Judaïsme was, dat ik bij het buitensporige af de gemeente Gods bleef vervolgen en haar bleef verwoesten, en ik maakte grotere vorderingen in het Judaïsme dan velen van mijn leeftijd in mijn geslacht, daar ik veel ijveriger was voor de overleveringen van mijn vaderen.” „Naar de strengste sekte van onze religie leefde ik als een Farizeeër” (Gal. 1:13, 14, NW; Hand. 26:5, AS). Paulus vertelt ons ook dat in zijn tijd sommige mensen voorgaven de vorm van aanbidding te beoefenen die, zoals werd verondersteld, door engelen werd beoefend, een „religie van engelen” of een „culte van engelen” (Kol. 2:18, Dy en Mo). Maar de discipel Jakobus maakt een onderscheid tussen zulk een valse religie en de ware religie, het zuivere Christendom, wanneer hij zegt: „Handel in overeenstemming met het Woord, in plaats van er slechts naar te luisteren en u zelf te bedriegen. Want al wie luistert en niets doet, is gelijk een mens die zijn natuurlijke gelaat in een spiegel beziet; hij beziet zichzelf, gaat weg, en vergeet onmiddellijk hoe hij er uit heeft gezien. Terwijl hij die in de onberispelijke wet der vrijheid tuurt en in die positie blijft, en bewijst geen vergeetachtige hoorder maar een actieve persoon te zijn, gezegend zal worden in zijn activiteit. Al wie in de mening verkeert dat hij religieus is, en zijn tong niet in toom houdt, maar zijn eigen hart misleidt, zijn religie is ijdel. Zuivere onbevlekte religie volgens het oordeel van God, de Vader, betekent het volgende: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking, en zichzelf bewaren van de bezoedeling der wereld.” — Jak. 1:22-27, Mo.
12. Welke betekenis wordt aan het woord „religie” verbonden waardoor dit woord in verband met de ware aanbidding kan worden gebruikt?
12 Door de wijze waarop de uitdrukking „religie” wordt gebruikt in de Bijbelvertalingen in een aantal talen, te beginnen met de Oudlatijnse vertalingen die uit de tweede eeuw zijn gedateerd, heeft ze de betekenis van „stelsel of vorm van aanbidding”, ongeacht of deze aanbidding de ware of de valse, de zuivere en reine of de afvallige aanbidding is. De Nieuwe-Wereld-Vertaling (Eng.) brengt in deze aangelegenheid dus geen ingrijpende verandering maar beschouwt de betekenis van religie nuchter. En daarom worden Jakobus’ woorden er aldus in vertolkt: „Wanneer een mens in de mening verkeert dat hij een vormelijke aanbidder is en toch zijn tong niet in toom houdt, maar voortgaat zijn eigen hart te misleiden, de vorm van aanbidding van deze mens is tevergeefs. De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking, en zichzelf vlekkeloos van de wereld bewaren” (Jak. 1:26, 27, NW). Wanneer wij derhalve aan het woord eenvoudig de betekenis hechten van „vorm van aanbidding” of „stelsel van aanbidding”, zijn wij gerechtvaardigd het woord „religie” te gebruiken wanneer wij het van toepassing laten zijn op het Christendom in de betekenis van de zuivere, reine, onbesmette religie.
13. Waarop zal het in deze oordeelstijd voor de ware religie en voor de valse religie uitlopen?
13 Het ware Christendom, de ware religie of vorm van aanbidding, zal door zijn werken de smaad die er op wordt gestapeld, logenstraffen. De valse religie of aanbidding zal de smaad die er op wordt gestapeld, noch de oordelen die God er tegen voltrekt, overleven. God is de Rechter van datgene wat zuivere aanbidding is, want hij is de Auteur er van. Alle religie wordt in deze tijd derhalve door hem geoordeeld. De ware zal worden geopenbaard en door hem worden gezegend. De valse zal door hem worden veroordeeld en van de aarde worden uitgeroeid.
WEERSTAND BIEDEN AAN BESMETTING, BEZOEDELING
14. Hoe tracht de valse religie smaad te stapelen op de zuivere religie?
14 De valse religie, de onreine aanbidding, stapelt smaad op de reine religie en zuivere aanbidding. Ze doet dit uit afgunst en ten onrechte. Dat niet alleen, maar door de ware aanbidding te verderven, tracht ze ook echte gronden te verkrijgen om de ware aanbidding te bespotten en er schimpend over te spreken. Ze doet dit door te trachten de reine aanbidders er toe te brengen het er gemakkelijk van te nemen, ongestadig te worden met betrekking tot hun beginselen, voor wereldsgezindheid te zwichten, en evenals de mensen der wereld te worden ofschoon zij de naam van God en zijn Christus dragen. Ze tracht de reine aanbidders er toe te brengen zich wegens een of ander zelfzuchtig voordeel, zoals stoffelijke voorspoed, populariteit in deze wereld en een vrijelijk genieten van wat dit samenstel van dingen heeft aan te bieden, in een transactie of overeenkomst, een compromis, met valse religie te betrekken.
15. Wat is altijd Satans streven geweest in de strijd die de goden hebben gevoerd over de kwestie van aanbidding?
15 Buiten de hof van Eden werd door Adams zoon Abel, die de marteldood stierf, de reine aanbidding op aarde opnieuw in het leven geroepen. Van die tijd af heeft de reine aanbidding moeten strijden tegen bezoedeling met de wereld. De reine aanbidding heeft dit altijd slechts door middel van een kleine minderheid gedaan. Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen,” heeft God uitgedaagd en zegt dat het niet kan worden gedaan en dat hij er voor zal zorgen dat de reine aanbidding geen weerstand biedt aan bezoedeling. Jehovah God zegt dat het wel kan en zal worden gedaan. Wie zal de leugenaar blijken te zijn? Jehovah God ondersteunt zijn reine aanbidding. Zijn grote tegenstander, tezamen met alle demonen onder hem, tracht voortdurend onreinheden in de reine aanbidding te doen binnendringen, haar te vervalsen en huichelachtig te maken, zodat zelfs Jehovah God haar zal verwerpen en aan de vernietiging zal prijsgeven. Er wordt dus een strijd van goden of machtigen gevoerd over de kwestie van religie of aanbidding.
16, 17. Waaruit blijkt dat er tussen waar Christendom en valse religie geen compromis kan bestaan?
16 Laten wij allen de volgende zaak duidelijk begrijpen, zoals de waarachtige God ons deze zaak wil doen begrijpen: Er kan tussen waar Christendom en de religie dezer wereld geen compromis bestaan. Voordat God de Israëlieten in het land Palestina bracht, dat hij hun had beloofd, maakte hij hun deze zaak volledig duidelijk. Aan het begin van hun veertigjarige reis zeide hij tot hen: „In alwat ik u gezegd heb, zult gij u in acht nemen, en den naam van andere goden zult gij niet vermelden; hij zal uit uw mond niet gehoord worden. . . . ik zal de bevolking des lands in uw hand geven en ze voor u uit verdrijven. Gij zult met hen en hun goden geen verbond sluiten. Zij mogen in uw land niet wonen; opdat zij u niet verleiden tegen mij te zondigen; want gij zoudt hun goden dienen, en dit zou u ten valstrik zijn.” Wie kan met het oog op die goddelijke verklaring bezwaar hebben tegen de leuze dat valse, wereldse religie een valstrik is en als een middel tot zwendelarij wordt gebruikt?
17 Jehovah bracht de Israëlieten voorspoedig in het Beloofde Land en verdreef velen van hun heidense vijanden er uit. Toen dacht het zijn dienstknecht Jozua, de opvolger van Mozes, goed, nu hij oud was en op het punt stond van het toneel te verdwijnen, hun te herinneren aan Jehovah’s weigering een compromis aan te gaan met de religie van zijn vijanden. Jozua beval hun: „Dat gij . . . u niet inlaat met deze volken die onder u zijn overgebleven, den naam hunner goden niet vermeldt of daarbij zweert, noch hen dient of u voor hen nederwerpt. Daarentegen zult gij Jahwe, uw god, aanhangen, zooals gij tot op dezen dag gedaan hebt.” — Ex. 23:13, 31-33 en Joz. 23:6-8, LV.
18, 19. Welke compromissen gaat de Christenheid tegenwoordig aan met heidense goden en met lasterlijke leugens tegen de waarheid, in strijd met welke schriftuurplaatsen?
18 Jehovah God keurt het niet goed wanneer zijn volk verdragen met zijn religieuze vijanden sluit, hetzij door huwelijk of door politieke overeenkomsten of door commerciële transacties, waardoor zij gedwongen zijn de namen van de goden van zulke bondgenoten in hun mond te nemen en hen wettelijk te erkennen. Dat beginsel of die gedragsregel is eveneens van kracht voor Gods ware volk in deze tijd, want de dingen die met de natuurlijke Israëlieten van vroeger te maken hadden, dienen als een waarschuwend voorbeeld voor ons die in het einde van het samenstel van dingen van de Christenheid leven. Laat de Christenheid zich maar blijven overgeven aan dergelijke compromissen met de goden van het heidendom en met de lasterlijke leugens tegen de waarheid van Jehovah God. Zoals bijvoorbeeld wanneer niet-Katholieke landen ambassadeurs, gezanten of zaakgelastigden naar het hof van Vaticaanstad zenden en deze afgezanten, hoewel zij geen Rooms-Katholieken zijn, verplicht zijn de knie te buigen of te buigen voor de paus en hem als „Uwe Heiligheid” aan te spreken. Wanneer Protestantse en Joodse politici stemmen werven ten einde Katholieken over te halen voor hun partij te stemmen, bezigen ook zij de titels van de Katholieke god en noemen hem „Heilige Vader”. Wanneer commerciële radio-omroepers commentaar geven op de werkzaamheden van de Roomse Hiërarchie, spreken zij hen, om de oren van hun Katholieke toehoorders te strelen, aan met „Eerbiedwaardige”, „Zijne Eerbiedwaardige”, „Vader”, enz., en aldus verheerlijken zij de machtigen van het sektendom.
19 In Jesaja 57:15 (KB) zegt Jehovah God: „Zo spreekt de Heer, de Allerhoogste, die eeuwig troont en wiens naam is de Heilige.” Tot Jehovah God alleen richtte Jezus de woorden: „Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die Gij Mij hebt gegeven.” En tot zijn discipelen zeide hij: „Noemt ook niemand op aarde uw vader; want één is uw Vader, die in de hemelen is” (Joh. 17:11 en Matth. 23:9, PC). En Engelse Protestanten vinden in hun King James Vertaling en Amerikaanse Standaard Vertaling van de Bijbel slechts eenmaal het woord „eerbiedwaardig”, en daar wordt het met de volgende woorden op Jehovah God toegepast: „Heilig en eerbiedwaardig is zijn naam. De vreze van Jehovah is het begin der wijsheid” (Ps. 111:9, 10, AS). De werkelijke Christen, de aanbidder van de waarachtige God, zal in deze tijd geen compromis aangaan en zal aan de goden en machtigen dezer wereld niet de dingen toeschrijven die God toebehoren. Hij volgt Jezus’ woorden op: „Betaalt . . . terug . . . aan God wat van God is.” — Matth. 22:21, NW.
20. Welk oordeel tegen Jeruzalem toont aan dat het onmogelijk is met Gods goedkeuring de dingen van God met wereldse religie te mengen?
20 Wij kunnen de dingen van God niet met die der wereldse religie mengen en terzelfder tijd goddelijke goedkeuring verwerven. Hij keurde het niet goed toen Jeruzalem afvallig werd van de geopenbaarde aanbidding van Jehovah God en op religieuze wijze aan zijn naam vasthield maar terzelfder tijd bij valse goden zwoer. Voor de dag zijner gramschap waarschuwend, zeide hij: „Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda; en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal . . . uitroeien . . . die zich nederbuigen op de daken voor het heir des hemels, en die zich nederbuigende zweren bij den HERE [Jehovah], en zweren bij Malcham; en die terugkeren van achter den HERE [Jehovah]; en die den HERE [Jehovah] niet zoeken, en vragen naar Hem niet.” — Zef. 1:4-6.
21. Welke gebeurtenissen en welk oordeel bij de berg Sinaï tonen hetzelfde?
21 Aan de voet van de berg Sinaï zwichtte Mozes’ broeder Aäron voor de stem van het volk dat zichtbare goden wilde, en hij maakte een gouden kalf. Daarna zeiden de Israëlieten, in de geest van de kalf-aanbidding in Egypte, het land dat zij hadden verlaten: „Dit zijn uw goden, Israël! die u uit Egypteland opgevoerd hebben.” Aäron bouwde een altaar voor het kalf en maakte bekend: „Morgen zal den HERE [Jehovah] een feest zijn!” Het feest bleek een losbandig, onstuimig verderf van zeden te zijn. Jehovah brandde van verontwaardiging bij deze poging hem met demonenaanbidding te verbinden. Op aanwijzing van zijn profeet Mozes werd het kalf-afgodsbeeld tot poeder vermalen, en ongeveer 3000 feestvierders vielen doordat Jehovah’s scherprechters het vonnis aan hen voltrokken. — Ex. 32:4-28.
22. Hoe geraakte Jerobeam in dezelfde strik? en met welk gevolg?
22 Eeuwen later, toen tien stammen zich na de dood van koning Salomo van Juda en Jeruzalem afscheidden, trachtte de Israëlietische koning Jerobeam zijn volk op een zijspoor te brengen en het er toe te bewegen niet meer naar Jehovah’s tempel te Jeruzalem te gaan voor aanbidding. In plaats dat Jerobeam zich tot één gouden kalf beperkte, liet hij er twee maken en plaatste ze te Bethel en Dan. Daarna schreef hij aan deze kalveren de bevrijding toe die Jehovah voor Israël had bewerkt en hij nam de woorden op die de afvallige Israëlieten te Sinaï hadden geuit; hij zeide: „Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israël, die u uit Egypteland opgebracht hebben” (1 Kon. 12:25-29). Wat was het gevolg er van? De natie eindigde tweehonderd en vijftig jaren later in vernietiging, door Jehovah God aan haar vijanden prijsgegeven. Al deze dingen, zegt de apostel Paulus, waren een waarschuwend voorbeeld voor Christenen opdat zij nimmer een compromis zouden sluiten met valse religie, demonenreligie. De ware God zal ons nimmer verontschuldigen of ons nimmer sparen voor de vernietiging die stellig het gevolg is van het sluiten van een compromis. Een compromis aangaan, is een strik die iemand in de val van vernietiging brengt. — 1 Kor. 10:6, 11, NW.
23. Welke handelwijze heeft de Christenheid gevolgd waardoor wordt aangetoond dat ze de definitie van zuivere religie heeft genegeerd?
23 De Christenheid heeft geen aandacht geschonken aan de definitie van zuivere, onbesmette religie, welke niet alleen het zorgen voor weduwen en wezen inhoudt, maar ook dat men zich onbesmet van de wereld bewaart. Wij kunnen geen vuur in onze boezem nemen zonder onze kleren te verbranden; wij kunnen geen compromis met de vijand sluiten en vriendschap met deze wereld aangaan en toch onbevlekt, onverdorven en vrij blijven met de vrijheid die alleen de waarheid kan geven. De toestand waarin de Christenheid tegenwoordig op zedelijk, sociaal en geestelijk gebied verkeert, bewijst dit voor ons. Sedert de tweede eeuw hebben haar stichters compromissen gesloten met de heidense leerstellingen, zoals de drieëenheid en de onsterfelijkheid van de menselijke ziel. Waarom? Terwille van populariteit en ten einde in de ogen der wereld wijs te schijnen, ten einde niet al te verschillend van de wereld te schijnen en ten gevolge daarvan te worden gesmaad en vervolgd. En in de vierde eeuw, sedert de tijd van keizer Constantijn, zijn de bouwmeesters der Christenheid gezwicht voor het oppertoezicht van de politieke staat. Ze heeft haar onafhankelijkheid en haar verwachtingen de bruid van Christus te worden, verkwanseld, door in plaats daarvan de kerk van de politieke staat, het Romeinse keizerrijk, te worden.
24. Welke straf zal het gevolg zijn van het overspel dat de Christenheid bedrijft? Wanneer?
24 Zulk een geestelijk overspel betekende vijandschap met God en ten gevolge daarvan zal de Christenheid binnenkort een soortgelijke straf ondergaan als die welke in de wet die God aan het Israël uit de oudheid had gegeven, voor hoeren en overspelers stond voorgeschreven. Jehovah God bevindt zich thans in zijn tempel van reine aanbidding en zegt tot allen die belijden Gods volk te zijn: „Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, en tegen degenen, die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en den vreemdeling het recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HERE [Jehovah] der heirscharen” (Mal. 3:1, 5). Daarom zal de Christenheid de eerste zijn die te Armageddon zal worden vernietigd met een vurige vernietiging die passend is voor een onzedelijke, overspelige organisatie welke van de zuivere religie is afgevallen.
25. Wat is er het gevolg van geweest dat de Christenheid heidendom heeft opgenomen? en op welke wijze wordt ze gewaarschuwd?
25 De Christenheid heeft niet de kracht bezeten weerstand te bieden aan besmetting en bezoedeling die uit een compromis met valse religie voortvloeien, evenmin als het natuurlijke Israël uit de oudheid de kracht heeft gehad daaraan weerstand te bieden. In plaats dat de Christenheid heidense leerstellingen, philosophieën, riten en gebruiken heeft geheiligd door ze in haar religieuze stelsel op te nemen, heeft ze zich met deze wereld bezoedeld. Ze heeft de naam van Christus die ze draagt, ontheiligd. Toch maakt ze er aanspraak op ten huwelijk beloofd te zijn aan hem. Nadat er in Gods Woord de aandacht is gevestigd op datgene waartoe een compromis met de wereld en een navolging er van heeft geleid in het geval van Israël, waarschuwt het de Christenheid: „Laat . . . hij die denkt dat hij een hechte positie heeft, oppassen dat hij niet valt. Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker der demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel der demonen deel hebben. Of ’zijn wij Jehovah tot naijver aan het prikkelen’? Wij zijn niet sterker dan hij, niet waar?” (1 Kor. 10:12, 21, 22, NW). Zeer zeker zijn wij dit niet. Wij kunnen ons dus niet de weelde veroorloven hem tot naijver te prikkelen door ons tot de aanbidding van valse goden te keren nadat wij, evenals het Israël van vroeger, als zijn verbondsvolk, het volk voor zijn naam, met hem in een verhouding zijn getreden.
26. Hoe werd aangetoond dat Israël zich door het sluiten van compromissen had verdorven? en hoe is deze verdorvenheid een voorbeeld van het verderf der Christenheid?
26 Ten einde de verdorvenheid aan te tonen die voor Israël was voortgevloeid uit deze handelwijze van het sluiten van compromissen, zeide Jehovah tot die natie: „Op allen hogen heuvel en onder allen groenen boom loopt gij om, hoererende. Ik had u toch geplant, een edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken van een vreemden wijnstok? Want, al wiest gij u met salpeter, en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Here HERE [Jehovah]. Hoe zegt gij: Ik ben niet verontreinigd, ik heb de Baäls niet nagewandeld?” (Jer. 2:20-23). De Christenheid beweert dat ze haar oorsprong in Christus Jezus heeft, die heeft gezegd: „Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken.” Doch ongeacht hoe zuiver volgens de Christenheid haar oorsprong is, het feit blijft bestaan dat ze tegenwoordig, na al de eeuwen dat ze te midden dezer wereld bestaat, in Gods ogen in een stinkende, bedorven, wilde rank is veranderd. Ze brengt niet de vruchten van het koninkrijk Gods voort.
27. Is de Christenheid heidens? en in welke toestand verkeert ze tegenwoordig en wat is haar huidige lot?
27 Indien tegenwoordig de vraag zou worden gesteld: Is de Christenheid Christelijk of heidens? zou de Heilige Schrift antwoorden: Ze is heidens! Evenals het heidendom tegenwoordig, verwerpt ze het koninkrijk Gods dat thans op de gehele aarde wordt gepredikt tot een getuigenis aan alle natiën. Derhalve wordt de Christenheid, volgens Jezus’ gelijkenis van de ware wijnstok en zijn ranken, van hem afgesneden gelijk een dode rank of een uitloper, en ze is er toe bestemd in het vuur van het einde dezer wereld te worden gesmeten en tot as te worden verbrand. — Joh. 15:1-6, NW.
EEN OVERBLIJFSEL BLIJFT TROUW
28. Welke overwinning schijnt Satan te bezegelen als overwinnaar in de kwestie van aanbidding?
28 De Christenheid is afvallig geworden. De „god van dit samenstel van dingen” heeft de overwinning over haar behaald. Duizenden jaren lang heeft hij het overige gedeelte der wereld onder zijn macht gehad onder grote religie-stelsels, zoals het Hindoeïsme, Taoïsme, Boeddhisme, Confucianisme, Shintoïsme, Mohammedanisme, animisme, en andere stelsels van demonenreligie, welke bijna twee milliard van de inwoners der aarde omvatten. Thans, in deze vergevorderde tijd, duidt alles er op dat er voor de Christenheid geen hoop op genezing meer bestaat, en haar lot is onverbrekelijk verbonden met het lot der heidense wereld. Satans overwinning over de Christenheid schijnt hem te bezegelen als de overwinnaar in de eeuwenoude strijd over de vraag: Wiens aanbidding zal zegevieren, Jehovah’s of Satans aanbidding?
29. Welke vragen worden ontkennend beantwoord? en wie antwoorden zo?
29 Maar heeft Satan op het gebied van aanbidding of religie volledig gezegevierd? Is hij er in geslaagd Jehovah’s aanbidding te overweldigen en haar door al zijn verscheidene middelen van verderf en vernietigend geweld van het oppervlak der aarde weg te vagen? Jehovah’s getuigen, die 4 augustus j.l. ten getale van 22.250 man op het internationale congres te Londen, Engeland, bijeenwaren, antwoordden meteen ondubbelzinnig Neen! En dit zelfde antwoord wordt gegeven door de honderdduizenden andere getuigen Jehovah’s in het gehele overige gedeelte der aarde.
30, 31. Hoe werden het ontaarde Jeruzalem en haar rijk tweemaal vernietigd, maar hoe overleefde een getrouw overblijfsel telkenmaal deze vernietiging?
30 Zes eeuwen voor Christus waren de stad Jeruzalem en haar rijk in een ontaarde wijnstok veranderd en daarom leidde Babylon en haar goden de in het leven gebleven Joden weg van de vernietigde stad en in ballingschap in een afgodisch vreemd land. Een overblijfsel van Israëlieten had echter een hart dat onafscheidelijk verbonden was aan Jehovah God. Deze Israëlieten bleven in leven, en zij overleefden de val van Babylon, keerden terug naar het land van Jehovah’s naam en herstelden zijn reine aanbidding aldaar. Maar tegen de eerste eeuw van de Christelijke jaartelling had Satan de Duivel de Joodse natie wederom verdorven met door mensen gemaakte religieuze overleveringen en wereldse philosophieën. In de crisis was er wederom een klein overblijfsel van Israëlieten dat bleef geloven in Jehovah’s Woord en in zijn belofte van een Messias die bevrijding zou brengen. Zij erkenden Jezus Christus als de beloofde Messias. Onder zijn leiding scheidden zij zich af van het ten ondergang gedoemde religieuze stelsel van het verdorven Judaïsme en zij vormden de kern van de Christelijke gemeente, die op de onbeweeglijke rotsmassa Jezus Christus is gebouwd.
31 Voordat door de vernietiging van Jeruzalem, hetgeen in 70 n. Chr. door de Romeinse legioenen geschiedde, het centraal georganiseerde stelsel van het Judaïsme werd ontbonden en de natie werd verstrooid, was de vroege Christelijke gemeente reeds onder gelovige Joden en gelovige heidenen binnen en buiten het Romeinse keizerrijk gesticht. Jehovah God stortte door zijn Zoon Jezus Christus, die nu in de hemelen was verheerlijkt, zijn heilige geest op die ware Christenen van apostolische tijden uit en gebruikte hen voor het geven van een wereldomvattend getuigenis omtrent Gods toekomende koninkrijk.
32. Waardoor wordt tegenwoordig de schijn gewekt dat Satan heeft gewonnen? doch hoe heeft Jehovah toch de uitdaging aangenomen en de overwinning voor de reine aanbidding verzekerd?
32 Maar hoe staat het er tegenwoordig mee? Wat wij zo juist hebben gezegd, is negentien eeuwen geleden geschied. In de tijd die sedertdien is verlopen, is de Christenheid grondig verdorven, en tegenwoordig vormt ze een religieus stelsel dat de zaak van het ware Christendom, de zuivere religie, kwalijk heeft doen rieken. Eén verschrikkelijk bijproduct van haar huichelachtige, afvallige handelwijze is het atheïstische internationale communisme! Dit anti-Christelijke sociale en politieke stelsel heeft gezworen de Christenheid weg te vagen. Bovendien biedt het vooruitzicht van een derde wereldoorlog met atoomwapens van massavernietiging de Christenheid geen zeker vooruitzicht op een na-oorlogs religieus bestaan of na-oorlogse religieuze activiteit. Uit dit standpunt bezien, lijkt het er op of de valse god Satan en zijn wereldreligie deze maal zeker hebben gewonnen. Maar dit is niet zo! Wederom heeft Jehovah God de uitdaging van de grote tegenstander aangenomen. Wederom heeft hij een overblijfsel voor zijn naam voortgebracht, een overblijfsel dat aan zijn reine aanbidding is gewijd. Ook al komt een derde wereldoorlog, ja, ook al komt het einde dezer wereld en tezamen daarmede het einde der afvallige Christenheid, toch is Jehovah’s getrouwe overblijfsel hier en blijft hier totdat de getrouwheid van de reine, onbesmette aanbidding met een glorierijke overwinning is gekroond.
[Illustratie op blz. 21]
Het Pantheon in Rome