Vragen van lezers
● Waarom wilden demonen, toen Christus op aarde was en hen uitdreef, in een vleselijk lichaam zijn? In één geval bijvoorbeeld, toen demonen bezit hadden genomen van mensen, smeekten zij om toestemming om een kudde zwijnen in te gaan. Waarom? — T.C., Pennsylvanië.
Het bericht over deze twee door demonen bezeten mannen is in Mattheüs 8:28-32 te vinden. Meer bijzonderheden worden in de verslagen van Markus en Lukas gegeven, hoewel de berichten zo luiden dat het lijkt als of er slechts één door demonen bezeten man was, waarschijnlijk omdat de man over wie zij spraken, degene was die in naam van hen beiden met Jezus sprak (Mark. 5:1-16; Luk. 8:26-35). Het bericht in Markus luidt gedeeltelijk: „Toen hij Jezus op een afstand in het oog kreeg, liep hij hard op hem toe en bewees hem eerbiedige hulde, en, toen hij met luide stem had uitgeroepen, zeide hij: ’Wat heb ik met u te doen, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? Ik laat u op God een eed doen mij niet te kwellen.’ Want hij had hem gezegd: ’Kom uit de man, gij onreine geest.’ Doch hij begon hem te vragen: ’Hoe heet gij?’ En hij zeide hem: ’Ik heet Legioen, omdat er velen van ons zijn.’ En hij verzocht hem vele keren dringend de geesten niet het land uit te sturen. Nu graasde er op de berg een grote kudde zwijnen. Daarom smeekten zij hem, zeggende: ’Zend ons in de zwijnen, opdat wij in hen kunnen varen.’ En hij stond het hun toe. Daarop kwamen de onreine geesten uit en voeren in de zwijnen, en de kudde stortte zich over de steile rotswand in de zee, ongeveer twee duizend van hen, en de een na de ander verdronken zij in de zee.” — Mark. 5:6-13, NW.
Waarom wilde het legioen van deze demonen of onreine geesten in de zwijnen gaan in plaats van alleen maar uitgeworpen te worden? Wel, hun ingaan in de zwijnen zou aan de waarnemers rondom op zeer krachtige wijze aantonen dat zij uit de mannen waren verdreven, en het zou het kwaad aantonen dat over vleselijke schepselen kwam die door demonen werden bezeten. Het zou zulke menselijke waarnemers de macht van Jezus over de demonen en tevens de demonische macht over vleselijke schepselen demonstreren. Dit alles kon Jezus’ voornemen dienen en zou kunnen verklaren waarom hij de onreine geesten toestond de zwijnen in te gaan, maar het verklaart niet waarom de demonen uit zichzelf de kudde zwijnen wensten in te varen. Zij hadden er geen belang bij Jezus’ macht over hen nog opvallender ten toon te spreiden. Wat zou dan de reden voor hun smeekbeden geweest kunnen zijn?
Het kan zijn dat zij er op een onnatuurlijke, sadistische wijze enig welbehagen uit ontvingen. Het was voor geestelijke schepselen niet natuurlijk een vleselijk lichaam binnen te dringen, nochtans is het duidelijk dat zij het bij tijden wilden doen. Voor de vloed van Noachs dagen verbonden opstandige engelen zich met Satan en materialiseerden zich in mensengedaante en woonden met vrouwen samen. Het was niet zomaar een tijdelijke materialisatie met het doel een openbaring aan de mens te geven, zoals getrouwe engelen dit van tijd tot tijd deden, maar het was van een meer blijvende aard, waardoor zij zich konden overgeven aan praktijken die van godswege niet voor hen waren bestemd. Voor een geestelijk schepsel handelden zij tegennatuurlijk, en zij brachten een nageslacht van bastaarden voort die sadistisch waren in hun tiranniserende optreden (Gen. 6:1-4). Jehovah God maakte door de Vloed, die de menselijke lichamen van vlees waarin zij zich hadden gematerialiseerd, vernietigde en hen dwong voor hun eigen behoud terug te keren tot hun geestelijke staat, al gauw een eind aan hun ongehoorzame, wellustige braspartij.
Daar zij daarna niet meer de macht hadden vleselijke lichamen voor hun gebruik te materialiseren, schijnt het dat deze gevallen geestelijke schepselen datgene deden wat in hun macht lag en wat dit verloren gegane het dichtst benaderde, en dat was, vleselijke lichamen van mensen die nog leefden in te gaan. Zij konden deze lichamen in bezit nemen en aandrijven tot bevrediging van hun sadistische en onnatuurlijke begeerten. Het was een vorm van afvalligheid, evenals sommige ontaarde mannen zich verlagen tot sodomie en liever andere mannen voor hun gemeenschap gebruiken dan vrouwen, en die zich ook met lagere dieren ophouden voor sexuele bevrediging. Daarom wilden de demonen, als zij dan niet in de mannen konden blijven, toestemming hebben de zwijnen in te gaan.
Wat voor bevrediging dit hun gaf, is onbekend, maar er moet iets in geweest zijn dat hen in staat stelde een onnatuurlijke bevrediging te verkrijgen. Het schonk hun stellig de gelegenheid tot folteren en martelen, waardoor ze uiting konden geven aan hun sadistische begeerten, en ook konden zij door in mensen te gaan, de lafhartige bendegeest botvieren, daar velen één persoon in bezit hadden, niet slechts in het in de vraag genoemde geval maar ook in andere gevallen (Matth. 12:43-45). Sexueel abnormale, verdorven en sadistische mannen putten een ziekelijke sensatie uit sexuele misdrijven en andere soorten van geweldpleging, zoals in het geval van de Levietische bijvrouw en de man van Gibea, en in het geval van de twee engelen in Sodom wien een bende probeerde te verontreinigen (Gen. 19:4-11; Richt. 19:22-25). Geestelijke schepselen die hun Schepper hebben verlaten en zichzelf met de opstandeling Satan hebben bezoedeld en verlaagd, werden dus onnatuurlijk doordat zij in vleselijke schepselen gingen, en zij werden ongetwijfeld gevangenen van hun ontaarding en het werd hun gewoonte de wellusten van hun gevallen staat te bevredigen.
Er is geen enkele reden te denken dat zij heden ten dage geen personen in bezit kunnen hebben. Dit wil niet zeggen dat al degenen die geestelijk ziek zijn, zo bezeten zijn, want dat is niet zo. Geestelijk zieke personen kunnen echter in hun verzwakte staat, kwetsbare mikpunten voor hun aanvallen en invasies vormen. Sommigen tonen tekenen van inbezitname door demonen, terwijl velen slechts tekenen tonen van geestelijke ziekte of een zenuwinstorting. Heden ten dage moeten wij er naarstig naar streven een hoge mate van geestelijke kracht te handhaven want dat is de manier om de invasie der demonen af te wenden, hen uit onze geest en ons lichaam te houden. Wij zijn veilig indien wij de „volledige wapenrusting Gods” omdoen en omhouden. — Ef. 6:10-17, NW.
● In dit gedeelte van De Wachttoren van 15 maart 1953, werd in deze rubriek het volgende beweerd: „De getrouwe huwelijkspartner zal niet met de afvallige of uit de gemeenschap geslotene over religie spreken en zal hem (of haar) niet vergezellen naar zijn (of haar) plaats van religieuze vereniging en met hem (of haar) deelhebben aan de bijeenkomsten.” Betekent dit dat indien de heer des huizes uit de gemeenschap is gesloten maar de vergaderingen in de Koninkrijkszaal bijwoont, de getrouwe leden van het gezin niet met hem mogen meerijden in de auto van het gezin wanneer hij daar naar toe rijdt? — O.G., Kansas.
Neen, daarop doelde De Wachttoren niet. De Wachttoren zeide dat getrouwe leden van het gezin „hem (of haar) niet [zullen] vergezellen naar zijn (of haar) plaats van religieuze vereniging en met hem (of haar) deelhebben aan de bijeenkomsten”. Daar de uitgeslotene niet langer deelneemt aan de vergaderingen in de Koninkrijkszaal, en daar die zaal niet langer zijn rechtmatige plaats van religieuze vereniging is, daar hij zich van die vereniging heeft afgescheiden door uitsluiting uit de gemeenschap, en nu in de Koninkrijkszaal aanwezig is, niet omdat hij uitgenodigd is of dat hij welkom is, maar door zijn ongewenste binnendringing, verwees De Wachttoren niet naar zijn komst naar de vergaderingen in de Koninkrijkszaal toen hij er over sprak hem niet naar zijn plaats van religieuze vereniging te vergezellen. Het betekent dat de getrouwe persoon de uitgeslotene niet zal vergezellen naar een andere religieuze groep waarmede de uitgeslotene zich zou kunnen verenigen en aan wier samenkomsten hij deelneemt. Het is juist dat getrouwe leden van het gezin met de uitgeslotene in een auto meerijden naar de Koninkrijkszaal, maar na aankomst zullen de getrouwen niet bij de uitgeslotene gaan zitten of zich niet met hem in de zaal verenigen, maar zich pas weer bij hem voegen wanneer er naar huis wordt gegaan.