Is het beste wat u geeft, goed genoeg?
ER IS een spreuk waarin wordt gesproken over vier dingen die nimmer worden verzadigd en nimmer zeggen: „Genoeg.” Wanneer Jehovah’s getuigen naar gemeentedienaren luisteren die de velddienst bespreken, denken zij soms wellicht dat deze dienaren opgesomd hadden kunnen worden als een vijfde klasse welke nooit zegt: „Genoeg.” Het schijnt dat zij nimmer worden verzadigd, daar zij aandringen op een beter vergaderingbezoek, meer huis-Bijbelstudiën en meer van-deur-tot-deur-activiteit. Maar zo dient het ook te zijn. Wanneer er dienaren zouden zijn die voordat het werk is geëindigd, zouden zeggen: „Het is genoeg,” zou dit rampspoedig zijn voor de gemeente. De dienaren dienen ons tot grotere activiteit aan te moedigen en ons er toe aan te sporen onze bediening te verbeteren, terwijl zij ons er voor dienen te behoeden dat wij zelfgenoegzaam worden en een al te groot vertrouwen in ons zelf krijgen. Houd het volgende in gedachten: ’Hij die denkt dat hij een hechte positie heeft passe op dat hij niet valt.’ — 1 Kor. 10:12, NW; Spr. 30:15, 16.
Maar misschien zegt u: „Ik doe op het ogenblik mijn best. Hoe kan ik nog meer doen? Is het beste wat ik geef, niet goed genoeg?” Misschien wel en misschien ook niet. Is het beste wat u geeft, het beste wat u kunt geven? Wordt het beste wat u geeft, beter? Het beste wat u geeft, kan slecht zijn omdat u het niet tracht te verbeteren. Dient u, geen vooruitgang tot grotere rijpheid te maken zodat het beste wat u in de toekomst zult geven, veel beter zal zijn dan het beste wat u op het ogenblik geeft? Soms is het de vraag: Kunnen wij het beter doen? maar veel vaker is het de vraag: Willen wij het beter doen? Trekken wij het grootste profijt van de bekwaamheden welke wij bezitten, of zou het beste wat wij geven beter kunnen zijn wanneer wij ons er ijveriger op toelegden? Een dokter kan bekwaamheid hebben maar middelmatig zijn omdat hij op de medische faculteit en gedurende de tijd dat hij intern was, niet heeft aangepakt. Hij kan zijn best doen met de kennis die hij bezit, maar zijn patiënten sterven omdat hij de bekwaamheid welke hij heeft, niet ten volle heeft ontwikkeld. Het beste wat hij geeft, is niet goed genoeg, aangezien hij het veel beter had kunnen doen. Zo is het ook met de bedienaar van het evangelie die een aandeel heeft aan het werk dat er in bestaat de mensen geestelijk gezond te maken. Hij bezit een zekere mate van bekwaamheid. Heeft hij zijn bekwaamheid ontwikkeld door studie, door geregeld vergaderingbezoek en door deel te nemen aan het opleidingsprogramma, hetgeen tot zijn verbetering dient? Voldoet het beste wat hij geeft, aan de volledigheid van zijn bekwaamheid? Indien wij door nalatigheid of luiheid geen vorderingen maken, en omdat het beste wat wij aldus geven, slecht is, is het niet goed genoeg. — Matth. 25:15.
Ten einde het beste wat u geeft, te verbeteren, dient u uw liefde te verbeteren. Wij zeggen dat wij Jehovah liefhebben. Hebben wij hem werkelijk lief? Werkelijke liefde is niet louter sentimentaliteit, maar drukt zich uit in daden: „Dit betekent de liefde voor God, dat wij zijn geboden nakomen.” Evenals het lichaam zonder de adem dood is, en geloof zonder werken dood is, is ook liefde zonder werken dood. Wanneer wij blijk willen geven van een levendige liefde voor Jehovah, moeten wij zijn bevelen gehoorzamen, en zijn bevelen omvatten alles wat wij hebben en alles wat wij zijn: „Jehovah onze God is één Jehovah, en gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest en met geheel uw sterkte.” Toen Jezus antwoord gaf aan de joodse religie-aanhangers, haalde hij deze woorden aan uit Deuteronomium 6:4, 5. Zij kenden de woorden goed, want ze bevonden zich in de gedenkcedels of doosjes met schriftuurplaatsen welke zij om hun arm en voorhoofd bonden, en zij herhaalden de woorden in hun ochtend- en avondgebeden. Maar Jezus zeide de mensen dat niet degenen die slechts zeiden „Meester, Meester” het koninkrijk des hemels zouden binnengaan, maar zij die Jehovah’s wil deden. Hun huichelachtige en herhaalde verklaringen dat zij Jehovah liefhadden, waren derhalve waardeloos wanneer ze niet werden ondersteund door gehoorzaamheid aan Jehovah’s bevelen. — 1 Joh. 5:3; Mark. 12:29, 30; Matth. 7:21, NW.
MET GEHEEL UW STERKTE EN GEHEEL UW GEEST
Wij willen niet dubbelhartig zijn zoals de huichelachtige Farizeeërs. Kunnen wij de woorden die zij zo dikwijls hebben aangehaald zeggen terwijl wij menen wat zij zeggen? Hebben wij Jehovah lief met geheel onze sterkte, geheel onze geest, geheel onze ziel en geheel ons hart? Bedenk dat liefhebben, wil zeggen, gehoorzamen. Hebben wij hem lief met geheel onze sterkte, hetgeen wil zeggen dat wij onze lichaamskrachten in zijn dienst gebruiken? Het zou kunnen dat wij, wanneer wij aan anderen getuigenis geven omtrent de waarheid, uitgeput raken doordat wij lopen, aankloppen en spreken terwijl wij dit deur na deur en uur na uur doen. Wij zouden Jehovah met geheel onze sterkte liefhebben, maar het zou niet genoeg zijn. Het zou aanbevelenswaardig zijn wat ijver op physiek gebied betreft, daar wij even vlijtig zouden zijn als energieke mieren, en tot de luiaards wordt gezegd, de mieren te beschouwen (Spr. 6:6). Maar er is meer dan physieke sterkte nodig. Strijdmieren bijvoorbeeld, marcheren in kolonnes, en in ongewone omstandigheden lopen ze soms in de rondte, doordat het hoofd van de kolonne zich omdraait en de achterste leden volgt. Ze marcheren net zo lang totdat ze dood gaan, doordat ze dagenlang steeds maar in deze kring lopen totdat ze in hun sporen vallen. Ze gebruiken hun gehele sterkte op, maar niet op een erg verstandige wijze. Wij dienen Jehovah lief te hebben met onze sterkte door ijver te tonen in zijn dienst. Maar ons uit te putten door te lopen, aan te kloppen en te spreken, is niet genoeg. Wij moeten eveneens met geheel onze geest liefhebben.
Jehovah geeft bepaalde bevelen voor onze geest. Wanneer onze geest Jehovah liefheeft, zullen deze instructies er door worden opgevolgd. Tot Jozua werd gezegd, dat hij Gods wet dag en nacht voor zichzelf moest lezen. De rechtvaardigen moeten deze wet dag en nacht overdenken. Aan Christenen wordt gezegd waarmede zij hun geest moeten vullen: „Alles wat waar is, alles wat van ernstig belang is, alles wat rechtvaardig is, alles wat eerbaar is, alles wat liefelijk is alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en alles wat loffelijk is, gaat voort deze dingen te bedenken.” Toont uw geest liefde voor Jehovah door deze dingen voortdurend op gehoorzame wijze te bedenken en zijn Woord dag en nacht te overdenken? — Fil. 4:8, NW; Joz. 1:8; Ps. 1:2.
Of is uw geest vervuld van de denkwijze der wereld? Satan zendt zijn propaganda uit ten einde de geest der mensen overeenkomstig zijn voornemens te vormen. Men wordt door de nieuwsbladen en tijdschriften met Satans propaganda overstroomd, zijn propaganda wordt via de radio uitgebazuind, verschijnt in televisie-uitzendingen, en zelfs de beeldromans zijn er van doortrokken. Satan tracht de geest van alle mensen met een vloed van propaganda te overstromen, ten einde door zijn stortvloeden van vuil water van demonische uitspraken de godsvrucht uit de geest der mensen weg te spoelen. Ten gevolge hiervan moet de geest welke zich van de oude wereld afkeert en op Jehovah’s nieuwe wereld gaat vertrouwen, worden gereinigd „met het bad van water door middel van het woord.” Heeft uw geest deze verandering ten goede ondergaan? Dan moet u ’niet langer naar dit samenstel van dingen worden gevormd, maar worden veranderd door uw geest te hervormen.’ Verzet uw geest zich er tegen door de wateren van Satan te worden overstroomd, door zich in plaats daarvan tot een bad in de wateren der waarheid te keren, waardoor uw geest van vuil en leugens wordt gereinigd? Heeft uw geest het bevel gehoorzaamd, hervormd en veranderd te worden, zodat uw geest niet langer overeenkomstig de denkwijze der wereld is gevormd? Satan en zijn stelsel haten de geest welke voor zichzelf denkt, en welke zich niet schikt naar de geest van de massa, die door propaganda is gemodelleerd. Wanneer een persoon diep nadenkt, kan het zijn dat hem zulke namen worden gegeven als „diepe denker” of „boekenwurm.” Maar noch lichamelijk geweld noch een psychologische oorlogvoering zullen de geest die Jehovah liefheeft, doen instorten, want ’in liefde is geen vrees, maar volmaakte liefde werpt vrees buiten, want vrees legt een beperking op.’ Liefde stelt ons in staat de beperkende vrees te boven te komen en ’vrijheid van spreken te hebben in de dag des oordeels.’ — Ef. 5:26; Rom. 12:2; 1 Joh. 4:18, 17, NW; Openb. 16:13, 14.
Men moet het juiste soort van vrijheid van spreken hebben, niet slechts een rijke woordenschat. Jehovah gebiedt dat onze geest in staat moet zijn te antwoorden: „Altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist voor de hoop die in u is.” Heeft onze geest liefde voor Jehovah getoond door dit gebod te gehoorzamen, door de kennis tot zich te nemen die noodzakelijk is om onze geloofsovertuigingen te verdedigen en krachtige redenen aan te voeren voor de hoop welke wij hebben betreffende de nieuwe wereld? Kunnen wij vragen op een dusdanige wijze beantwoorden dat het antwoord niet alleen voor ons maar ook voor de vragensteller bevredigend is? Hebben wij onze uiterste best gedaan onze geest op studie toe te leggen zodat wij de waarheid op een doeltreffende wijze kunnen hanteren en geen reden hebben beschaamd te zijn omdat wij de tegenstanders niet kunnen weerleggen? „Doet uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen, terwijl gij het woord der waarheid goed hanteert.” Geeft onze geest antwoorden welke door God worden goedgekeurd of waarover wij ons moeten schamen? Bevat onze geest niet alleen de woorden der waarheid maar hanteren wij ze ook op de juiste wijze? Een geest welke Jehovah werkelijk liefheeft, zal op die wijze zijn geoefend. — 1 Petr. 3:15; 2 Tim. 2:15, NW.
Wat voor nut heeft het wanneer wij geheel onze sterkte gebruiken om in de dienst te gaan indien onze geest onze tong niet kan besturen tot het zeggen van de juiste dingen wanneer wij naar de deuren gaan? Bereidwilligheid of het beste wat wij kunnen geven terwijl wij niet zijn geoefend, is niet goed genoeg. Bereidwilligheid om te bewijzen dat de leer der drieëenheid onjuist is, is niet genoeg, maar de kennis om aan te tonen dat die leerstelling onjuist is, is eveneens nodig. Wanneer wij getuigenis geven, willen wij niet altijd van huis tot huis gaan, trappen lopen, op de deuren kloppen, tot de mensen spreken en toch in gebreke blijven de mensen te overtuigen. Wij willen lopen, aankloppen, spreken en succes hebben. Wij moeten onze geest oefenen zodat onze tong zich er door kan laten leiden ten einde de valse leerstellingen te niet te doen, te bewijzen dat de leer der drieëenheid onjuist is, de leer van de onsterfelijke ziel heidens is, dat het vagevuur niet bestaat, en ten einde een glorierijk beeld te schilderen van de nieuwe wereld, ten einde hoop en vertroosting te geven. Kan onze geest dit doen? Schiet onze geest hierin te kort, ondanks dat wij het beste geven wat onze geest kan geven? Indien dit zo is, is het beste wat onze geest kan geven, niet genoeg. Het beste wat onze geest kan geven, moet beter worden, moet worden verbeterd en worden geoefend door overdenking en studie en onderricht zodat de woorden welke door de tong worden geuit, doordat de tong zich door de geest laat leiden, verschanste traditionele dogma’s zullen ontwortelen en valse redeneringen zullen omverwerpen en de gedachten in overeenstemming met de Bijbelse waarheid zullen brengen. Onze geest kan dit doen door gehoorzaam te zijn aan Jehovah’s bevelen betreffende het oefenen van de geest, en de geest welke liefheeft, zal gehoorzamen. — 2 Kor 10:4, 5.
MET GEHEEL UW ZIEL EN GEHEEL UW HART
Het kan zijn dat iemand het grootste gedeelte van zijn sterkte in Jehovah’s dienst gebruikt en bij het hanteren van het woord der waarheid een goed geoefende geest op een doeltreffende wijze gebruikt, maar dit alles toch krachteloos maakt door zich zo nu en dan onjuist te gedragen. Zulk een persoon zou Jehovah niet met geheel zijn ziel liefhebben. „Ziel” heeft hier betrekking op het leven van een persoon, op zijn gedrag te allen tijde. Wij moeten Jehovah liefhebben met geheel onze ziel of geheel ons leven, niet slechts een gedeelte er van. Wat het beoefenen van het Christendom betreft, een Christen is nooit vrijgesteld van deze dienst; het is een dienst welke vier en twintig uur per dag wordt verricht. Wij moeten niet alleen prediken, vergaderingen bijwonen en studeren, maar wij moeten ons eveneens in overeenstemming brengen met Jehovah’s morele wetten en in ons dagelijkse leven aan zijn beginselen voldoen. De apostel Paulus was zich hiervan bewust en zeide: „Ik kastijd mijn lichaam en leid het als een slaaf, opdat ik niet, nadat ik tot anderen heb gepredikt, zelf op een of andere wijze verwerpelijk worde.” Zijn predikingswerk zou hem er niet voor behoeden dat hij werd verworpen wanneer hij niet te allen tijde op moreel gebied een rein leven zou leiden. Er wordt een strijd gevoerd tussen de geest, welke overeenkomstig Jehovah’s wet is onderricht, en het vleselijke lichaam, met zijn ingeboren zondige neigingen en verlangens, en Paulus kastijdde zijn lichaam ten einde het in slavernij te houden aan de goddelijke wet die zich in zijn geest bevond. De figuurlijke klederen waardoor wij als getuigen van Jehovah worden geïdentificeerd, kunnen niet terzijde worden gelegd terwijl wij ons tijdelijk met de werken van wereldse immoraliteit bekleden. Onze liefde is niet gelijk het kleed van een geestelijke, dat afgelegd kan worden terwijl de drager burgerkleding aantrekt ten einde zich aan vleselijke genoegens over te geven. Dat zou niet betekenen dat wij Jehovah liefhebben met geheel onze ziel, met geheel ons leven. — 1 Kor. 9:27, NW; Rom. 7:15-25.
Het zou stellig schijnen alsof hiermede wel alles was behandeld, maar dit is niet het geval. Behalve dat wij Jehovah moeten liefhebben met geheel onze sterkte en geheel onze geest en geheel onze ziel, moeten wij hem ook met geheel ons hart liefhebben. Het hart heeft in figuurlijke zijn betrekking op gevoelens of genegenheden, en het wordt de zetel van de beweegreden genoemd, de bron welke ons er toe aandrijft op de een of andere manier te handelen. En daar liefde tot uitdrukking wordt gebracht door daden of handelingen, omdat ze ons er toe aandrijft te handelen en een sterke beweegreden is om op bepaalde manieren te handelen, is het hart het symbool van de zetel der liefde. Jehovah met geheel ons hart lief te hebben, wil dus zeggen dat wij hem gehoorzamen, terwijl liefde hiervoor de beweegreden is, liefde voor hem en voor onze medemens. Iemand zou zijn sterkte en zijn geest kunnen gebruiken en zich dagelijks overeenkomstig Jehovah’s bevelen kunnen gedragen, maar zou dit alles uit zelfzucht kunnen doen. Dat zou niet aanvaardbaar zijn. Dienst moet uit het hart komen, moet uit liefde worden gedaan en met een vreugdevolle en blijmoedige geest. „Een ieder doe zoals, hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” — 2 Kor. 9:7, NW.
Evenals liefde zonder werken dood is, zijn werken zonder liefde dood. Paulus zeide dat indien hij geen liefde had, zelfs het spreken in talen van mensen en engelen niets te betekenen zou hebben. Indien hij zou profeteren en alle kennis en al het inzicht zou hebben en zulk een geloof zou hebben dat hij bergen zou kunnen verzetten, maar geen liefde had, zou het als niets zijn. Indien hij al zijn bezittingen zou geven om anderen te spijzigen, zijn lichaam aan de dienst zou overgeven of het aan vervolgers zou overleveren opdat zij het konden doden, maar te kort schoot in liefde, zou het hem in het geheel niet tot nut zijn. Liefde moet de beweegreden van onze dienst zijn. — 1 Kor. 13:1-3.
Wederom wordt de vraag gesteld: Hebben wij Jehovah werkelijk lief? Met geheel onze sterkte, geheel onze geest, geheel onze ziel en geheel ons hart? Heeft de dienst het eerste recht op onze sterkte? Is onze geest gevuld met schriftuurplaatsen? Waarom zouden ze zich niet in onze geest bevinden wanneer ze in de Bijbel staan? Te veel materiaal? Misschien wel. Te weinig studie? Dat is waarschijnlijker. Wordt onze liefde voor Jehovah in onze alledaagse levenswijze weerspiegeld? En komt ze uit het hart? De vereisten zijn zwaar wanneer ze zorgvuldig worden nagegaan, niet waar? Zelfs het beste wat wij geven, is niet altijd goed genoeg, en wij moeten verbeteringen aanbrengen. Toen Christus bijvoorbeeld in 1918 tot de tempel kwam, trachtten de gezalfden op aarde hun best te doen, maar dit was niet goed genoeg. Ja, in de Bijbel staat zelfs dat er geen vlees zou zijn gered wanneer de verdrukking van Armageddon destijds was gekomen! Maar omdat de gezalfden oprecht trachtten datgene te geven wat naar hun weten het beste was wat zij konden geven, was Jehovah barmhartig, corrigeerde hen, zuiverde hen van verkeerde ideeën en stond hun tijd toe opdat zij hun dienst konden verbeteren zodat deze aanvaardbaar zou zijn. Het beste wat zij konden geven, moest beter worden voordat hij het kon aanvaarden. — Matth. 24:22.
Doe daarom altijd uw best en tracht altijd om nog meer uw best te doen. Heb waardering voor dienaren die u aanmoedigen meer te doen en het beter te doen in plaats dat u in slaap gesust wordt en een vals gevoel van zekerheid krijgt doordat zij u zeggen dat u thans genoeg doet en daarmede tevreden dient te zijn. Wees ijverig en tracht het beste wat u op het ogenblik geeft, beter te maken, want er is nog plaats voor verbetering totdat wij volmaakt worden, en volledige en algehele volmaaktheid in Jehovah’s ogen zal voor de bewoners der aarde pas aan het einde van de duizendjarige regering van Christus worden bereikt. Dan zal het beste wat wij geven, altijd goed genoeg zijn.