Groepsgetuigenis in het bergachtige Italië
ALGEMEEN neemt men aan dat de werkende klasse in Italië, met uitzondering op de feestdagen, uiterst apathisch staat tegenover religie. Hoewel dit wellicht geldt voor hen die tot de staatsreligie behoren, gaat deze mening stellig niet op ten aanzien van hen die zich aan Jehovah hebben opgedragen en een deel van de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn geworden, zoals zal blijken uit het onderstaande bericht dat typerend is voor de wijze waarop Jehovah’s getuigen op het ogenblik in Italië te werk gaan.
„De gemeente te G———, Teramo, heeft een uitgestrekt bergachtig gebied toegewezen gekregen om er getuigenis te geven, ja, sommige plaatsen liggen wel op zo’n 80 km afstand. Aangezien er nagenoeg geen auto’s zijn, is het een heel probleem geweest er zorg voor te dragen dat alle mensen die in dit gebied wonen, getuigenis krijgen. Sterke broeders en zusters zijn enige tijd als volgt te werk gegaan: Zij vertrokken zondagsmorgens al om vier uur voor een fietstocht van vier tot zes uur. Nadat ze dan twee uur getuigenis hadden gegeven, moesten zij op dezelfde wijze terug. Keer op keer kwamen zij doorweekt thuis, precies op tijd om de gemeentelijke bijbelstudiën te bezoeken, hetgeen betekende dat hun kleren aan hun lichaam moesten drogen, daar zij geen tijd meer hadden zich te verschonen.
Ten slotte werd de moeilijkheid opgelost door voor de gehele dag een bus te huren, hetgeen hun elk L. 300 of ongeveer ƒ 1,80 kostte. De 40 tot 45 broeders en zusters werden in groepjes van vier verdeeld, en bij elk groepje was iemand aanwezig die openbare lezingen kon uitspreken. Daar zij zes uur ’s morgens op stap gingen, werd de eerste groep om ongeveer zeven uur achtergelaten. Tegen negen uur was iedereen druk van huis tot huis aan het prediken, alhoewel er gezegd moet worden dat ze soms toch nog wel een uur moesten lopen nadat zij door de bus waren achtergelaten. Er werd even geluncht en tegen 3 uur n.m. stelden de groepjes zich aan de hoofdweg op om weer door de bus opgepikt te worden. Op één zondag werden er door de verscheidene broeders zeven openbare lezingen uitgesproken. Op deze wijze kunnen zelfs zusters van over de zeventig in ver afgelegen streken prediken en per maand minstens tien uur aan het Koninkrijksgetuigenis besteden.
Het is waarlijk een grote vreugde te zien hoe de broeders en zusters zo geweldig gelukkig zijn met hun voorrechten en te horen hoe zij op weg naar hun gebied Koninkrijksliederen zingen. Op de terugreis heeft elke groep interessante ervaringen te vertellen, waardoor zowel zij die in de bediening van het evangelie worden opgeleid als zij die daarin opleiden, worden opgebouwd.”
Zou men zich kunnen voorstellen dat een van de vier personen uit de gemiddelde rooms-katholieke gemeente in Italië bijbellezingen of -toespraken zou kunnen uitspreken en dat haar gemeenteleden er ’s morgens om zes uur op uit trokken om de hele dag moeizaam van huis tot huis te trekken ten einde over religie te praten? Ontegenzeglijk ’is het woord Gods levend en oefent het kracht uit’ wanneer het woord wordt begrepen en in de praktijk gebracht! — Hebr. 4:12, NW.