Zo bezien Jehovah’s getuigen hun bediening
„Gij zijt . . . ’. . . een volk, speciaal in bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van hem die u uit de duisternis in zijn wonderbaarlijk licht heeft geroepen.” — 1 Petr. 2:9, NW.
1. Hoe bezien Jehovah’s getuigen hun bediening? Waarom?
JEHOVAH’S getuigen hebben veel hart voor hun bedieningsactiviteit. Daar Jehovah bijzonder veel belang stelt in deze bedieningsactiviteit van zijn volk, klopt hun hart er ook warm voor. Hij heeft het bevel gegeven dat ze zowel in aangename als moeilijke tijd volbracht moet worden, opdat zijn naam en voornemens over de gehele wereld aangekondigd en bekendgemaakt kunnen worden (2 Tim. 4:2; Ps. 83:19). Hoe dient dit gedaan te worden? Zullen de stenen Jehovah’s heerlijkheid en majesteit moeten uitroepen? (Luk. 19:40). Verre van dat, want overal ter wereld hebben Jehovah’s getuigen dezelfde juiste opvatting van hun bediening en voortdurend koesteren zij het vurige verlangen getrouw hun werk als zijn bedienaren van het evangelie te verrichten.
2. (a) Wat is het doel van de bediening? (b) Welke oproep weerklinkt er luid en duidelijk?
2 Opdat wij zullen begrijpen hoe na de bedieningsactiviteit Jehovah aan het hart ligt en ze op juiste wijze vanuit zijn verheven gezichtspunt zullen bezien, zegt hij ons in 1 Petrus 2:9 (NW): „Gij zijt . . . ’. . . een volk, speciaal in bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van hem die u uit de duisternis in zijn wonderbaarlijk licht heeft geroepen.” Met de bediening wordt dus beoogd, het licht te weerkaatsen (Matth. 5:16, 17, NW) en het goede nieuws van Gods koninkrijk wijd en zijd bekend te maken, zodat ieder die wil, de naam van Jehovah kan aanroepen en gered worden (Rom. 10:13, NW). Luid en duidelijk gaat de oproep tot de zich overal ter wereld bevindende getrouwe getuigen: „Gij jongelingen en ook maagden, gij ouden en jongen tezamen. Dat zij den naam des HEREN [Jehovah’s] loven, want zijn naam alleen is verheven, zijn majesteit is over aarde en hemel.” — Ps. 148:12, 13, NBG.
3. Hoe dient men zijn opdrachtsgelofte te beschouwen?
3 Daar elke Koninkrijksverkondiger weet dat zijn leven staat of valt met de ontplooide activiteit als een van Jehovah’s getuigen, wil hij zijn opdrachtsgeloften getrouw nakomen. Toen men, door zich in water te laten dopen, symbolisch te kennen gaf dat men zich aan God had opgedragen, was dit niet louter een prachtige ceremonie; men had met Jehovah een verbond gesloten om als een van zijn bedienaren van het evangelie te dienen. Evenals Jezus zei men toen in zijn hart: „Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste” (Ps. 40:9, NBG). Doordat men zich aan God opdraagt, wordt men een getuige voor Jehovah of een van Jehovah’s getuigen (Jes. 43:10-12). Men ontvangt dan het voorrecht de meest grootse naam ter wereld te dragen; daarop is men trots en men vil er stellig blijk van geven dat men die waard is. Vandaar dat in Exodus 20:7 (NW) de raad wordt gegeven: „Gij moet de naam van Jehovah, uw God, niet op onwaardige wijze opnemen.”
4. Is men een getuige van Jehovah wanneer men geen getuigenis geeft? Wat wordt er van ons vereist?
4 Men is er nog niet wanneer men alleen maar zegt: ’Ik ben een van Jehovah’s getuigen.’ Geeft u geregeld getuigenis? Op allen die lichamelijk in goede conditie verkeren, rust de verantwoordelijkheid om evenals Jezus in het openbaar en van huis tot huis te prediken, en bovendien voordeel te trekken van alle gelegenheden om getuigenis te geven aan vrienden, buren, enz. Zij die lichamelijk ziek zijn, hebben het voorrecht tot bezoekers te prediken, brieven te schrijven, mensen op te bellen en anderszins deel te nemen aan het geweldige getuigeniswerk. Iedere getuige van Jehovah moet zich zonder uitzondering van zijn verplichtingen in dit opzicht en van het in Ezechiël 3:17-21 opgetekende bewust zijn. Indien iemand geen getuigenis geeft, is hij geen getuige van Jehovah. Wanneer wij ons getuigen van Jehovah noemen en geen getuigenis geven of onze bediening niet verrichten, zouden wij Jehovah’s naam op ijdele of onwaardige wijze opnemen. Laat dat nooit geschieden! Men zal dit vermijden zolang men de bediening juist blijft bezien.
5. Welke passende vraag dient gij u zelf zo af en toe te stellen, en hoe had Paulus hierover het juiste gezichtspunt?
5 Van tijd tot tijd dient elk zich eens af te vragen: „Bezie ik mijn bediening juist en verricht ik ze getrouw?” Paulus legde er als volgt de nadruk op hoe belangrijk dit is: „Elk doe zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Kor. 9:7, NW). Wanneer men de bediening juist beziet, kan men blijmoedig en met een dankbaar hart in de dienst staan. Men kan evenals Paulus het licht laten weerkaatsen, die verder nog heeft gezegd: „Ik ben Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht heeft overgedragen, dankbaar, omdat hij mij betrouwbaar heeft geacht, door mij een bediening toe te wijzen” (1 Tim. 1:12, NW). Let wel, de bediening wordt ons toegewezen! Allen die de bediening naar waarde schatten zijn dankbaar voor dit voorrecht, en met vreugde prediken zij het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk bij elke gelegenheid.
6. (a) Bewijst men Jehovah een gunst door te prediken? (b) Hoe kan men Jehovah behagen en zijn gunst winnen?
6 Nimmer dienen wij deze gedachte te laten opkomen: „Ik weet dat Jehovah wil dat ik predik; daarom zal ik hem vandaag een gunst bewijzen en aan de bediening deelnemen.” Dat zou geheel verkeerd zijn, want men bewijst Jehovah hierdoor geen gunst. Hoe zou iemand Jehovah immers een gunst kunnen bewijzen door te prediken? Ja, welke gunst zou men Jehovah eigenlijk wel kunnen bewijzen? Zou men hem eeuwig leven kunnen geven? Neen, want hij is de grote God van het universum. Hij heeft het leven in zich zelf en hij is bij machte het te schenken aan wie hij wil. Welnu, zou men dan een paradijs van rechtvaardigheid kunnen scheppen en zijn hartewensen kunnen verwezenlijken? Wederom is het antwoord een nadrukkelijk Neen. Wat kan men dan wel voor Jehovah doen? In het geheel niets waardoor hij of zijn positie zou verbeteren. Men kan hem echter behagen door hem loyaal als een van zijn bedienaren van het evangelie te dienen. Daardoor is men een bron van vreugde voor hem, die zijn hart blij maakt (Spr. 23:15, 16). Op zijn beurt kan en zal Jehovah zijn getrouwe getuigen, als een welwillende en liefderijke Vader met eeuwig leven in zijn rechtvaardige nieuwe wereld begunstigen en elke rechtvaardige hartewens bijzonder overvloedig vervullen.
HEB EEN AANDEEL AAN DE BEDIENING
7. Waarom is het belangrijk een ’openbare bekendmaking te doen,’ en is het altijd gemakkelijk daarvoor regelingen te treffen?
7 Allen die de bediening juist bezien, regelen het zo dat zij „God altijd een offerande des lofs toebrengen, namelijk, de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken,” daar zij beseffen dat dit een onderdeel van de ware aanbidding is (Hebr. 13:15, NW). Het is niet altijd even gemakkelijk om er tijd van af te nemen om zijn naam in het openbaar bekend te maken. Evenals alle andere mensen moeten wij in ons stoffelijke onderhoud voorzien, Cesar de door hem verlangde stoffelijke goederen betalen en bovendien de gemeentevergaderingen bezoeken en het evangelie prediken.
8. Hoe beziet en gebruikt men de ter beschikking staande tijd voor de bediening op juiste wijze?
8 In sommige omstandigheden moet men vijf of zes dagen per week werelds werk verrichten om in zijn stoffelijke behoeften te voorzien. Men zou dan wensen dat het precies andersom was, en men vijf of zes dagen per week aan de zo belangrijke bediening kon besteden en met slechts één of twee dagen werelds werk kon rondkomen. Daar dit echter niet zo is, wordt er u gevraagd op uw vrije dag een aandeel aan de bediening te hebben. Soms wordt er dan gehoord: „Wat, op mijn vrije dag uittrekken? Je weet toch wel broeder dat ik de gehele week hard heb gewerkt en deze dag nodig heb om een beetje op verhaal te komen?” Neen, iemand die de bediening juist beziet, antwoordt niet zo. Vol blijdschap gebruikt hij zijn vrije dagen, avonden en feestdagen om een zo volledig mogelijk aandeel aan de bediening te hebben. Zo dient het ook te zijn, daar hij deze vijf of zes dagen werelds werk slechts gebruikt om in zijn stoffelijke behoeften te voorzien. Om voor zijn geestelijke behoeften te kunnen zorgdragen en zich het leven zeker te stellen, moet men Jehovah’s zegen en gunst bezitten, en die ontvangt men wanneer men Gods medewerker is. — 1 Kor. 3:9, NW.
9. Wat moet een bedienaar van het evangelie vermijden?
9 Om geregeld aan de bediening te kunnen deelnemen, moet men zijn tijd zorgvuldig indelen, anders kan men het zo druk krijgen met en gebukt gaan onder wereldse zorgen en beslommeringen, dat men slechts met de grootste moeite tijd kan vrijmaken voor de bediening. Omdat uit de berichten in de gemeenten blijkt dat sommigen niet elke maand een aandeel aan de predikingsdienst hebben, moet het enkelen zo vergaan. Hierdoor geraakt men in een gevaarlijke positie, broeders! Men komt dan zijn opdrachtsgeloften aan Jehovah niet na. Predikers die de bediening juist bezien en wier hart er geheel in opgaat, zorgen er voor dat zij het niet zo druk krijgen of onder zoveel lasten gebukt gaan dat zij niet geregeld de vergaderingen kunnen bezoeken en aan de bediening kunnen deelnemen. Luidt een waar gezegde niet: „U vindt altijd wel tijd om datgene te doen wat u werkelijk wilt doen”?
10. (a) Krijgt iemand datgene wat hij graag wil doen, ook werkelijk gedaan? (b) Waarom dient dit in het bijzonder met de bediening zo te zijn?
10 Dit is beslist waar! Ongeacht hoe druk men het elke dag heeft, zal men toch drie of meer keer stoffelijk voedsel tot zich nemen, omdat het lichaam dit nodig heeft en men weet dat het noodzakelijk is om het leven in stand te houden. En ondanks zeer drukke werkzaamheden zal men toch wanneer het ’s avonds laat wordt of de vroege ochtenduren aanbreken, stoppen met zijn bezigheden en naar bed gaan, daar men weet dat men slaap nodig heeft om het lichaam en de geest te doen uitrusten ten einde de volgende dag verder te kunnen werken. Weet ook een verloofd paar of een jongen en een meisje die verkering met elkaar hebben, niet enige tijd te vinden om bij elkaar te zijn, ongeacht hoe druk elk het ook heeft? Ja, en hetzelfde geldt voor de bediening. Verkondigers die de bediening juist bezien, regelen het zo dat zij geregeld aan de predikingsactiviteit kunnen deelnemen, in welke omstandigheden zij ook verkeren of wat deze duivelse oude wereld ook van hen zou kunnen eisen. Voortdurend bedenken zij dat de bediening een onafscheidelijk deel van de aanvaardbare aanbidding is. Het is juist thans de gelegen tijd om Jehovah te loven en een aandeel te hebben aan het bijeenvergaderen van de andere schapen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij, om straks Armageddon te mogen overleven.
HET VOLLE-TIJD-BEDIENINGSWERK
11, 12. (a) Is de volle-tijd-dienst een aangename bezigheid? (b) Wat wordt er vereist om een volle-tijd-bedienaar van het evangelie te zijn?
11 Gezien hun opdrachtsgeloften en de dringende noodzaak het getuigeniswerk te verrichten, hebben allen zich de volle-tijd-pioniersdienst ten doel gesteld. Alhoewel niet gemakkelijk, is deze dienst aan deze zijde van Armageddon toch de vreugdevolste en meest bevredigende. De gewone pioniers hebben het grootse voorrecht ten minste 100 uren per maand aan het prediken te besteden en de speciale pioniers minimaal 150 uur. Niemand onderschatte de pioniersdienst; het is een daad des geloofs en een dienst welke alleen voor rijpe mannen en vrouwen is weggelegd die bereid zijn de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats in hun leven te stellen en Jehovah welbehagelijke offeranden te brengen. Men kan niet met zijn medemensen wedijveren, die zich de laatste en beste attracties van de oude wereld aanschaffen, en terzelfder tijd pionieren. Men kan slechts het een of het ander doen — niet beide.
12 Hoe kan men echter, nu de prijzen zo hoog zijn, in zijn levensbehoeften voorzien en daarbij toch nog pionieren? Men dient goede plannen op te stellen, zijn zaken juist te regelen en bovenal geloof en een volledig vertrouwen in Jehovah te hebben dat hij in de werkelijke behoeften zal voorzien. Jezus bracht dit zeer goed onder woorden: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of, ’Wat zullen wij drinken?’ of, ’Wat zullen wij aandoen?’ Want dit alles streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles nodig hebt” (Matth. 6:31, 32, NW). Wees er van overtuigd dat Jehovah het zijne zal doen wanneer wij ons deel bijdragen.
13. (a) Kunnen pioniers van deze tijd het waar maken dat de ’Heer zal voorzien’? (b) Hoe kunnen velen in de pioniersdienst staan?
13 Men behoeft slechts te kijken naar de duizenden prachtige voorbeelden van verkondigers over de gehele wereld die nu pionieren, om te zien dat het gedaan kan worden en ook wordt gedaan. Allen die graag zouden willen pionieren en het niet doen omdat ze geen bankrekening hebben waardoor zij zich jaren in het pionierswerk staande zouden kunnen houden, zouden goed doen eens te lezen wat gelukkige pioniers ons schrijven: „Twintig jaar geleden begonnen wij (man en vrouw) met enkele dollars. In al die tijd heeft het ons aan niets noodzakelijks ontbroken. Wij hebben onze krachten ingespand, terwijl de Heer voorzag.” Een ander schreef: „Evenals David kan ik zeggen: ’Eens was ik jong (in 1907 met de dienst begonnen) en thans ben ik oud’ maar altijd heeft de Heer in mijn behoeften voorzien.” Ja, voor hen die werkelijk wensen te pionieren, wordt er in een mogelijkheid voorzien. Werk een gedeelte van uw tijd, beheer uw geld zorgvuldig, tref regelingen in het gezin dat er een of meer kunnen gaan pionieren; pensioenen en vele andere mogelijkheden ontsluiten voor ijverige en energieke bedienaren van het evangelie de deur tot de pioniersdienst.
14. Waarom dient iedere verkondiger ernstig te overwegen of hij of zij de pioniersdienst kan ingaan?
14 Wanneer u schriftuurlijk in staat bent pionier te worden, moet u dit voorrecht niet aan u laten voorbijgaan. Er bestaat thans dringend behoefte aan meer volle-tijd-werkers, aangezien ’de oogst rijp is en er slechts weinig werkers zijn.’ Indien u het zo kunt regelen dat u kunt pionieren, en aan de gestelde eisen voldoet, dan dient u in de pioniersdienst te staan. Gezegend zijn inderdaad de rijpe mannen en vrouwen die zich aan God opgedragen hebben en een duidelijk besef hebben van de strijdvraag, waarna zij hun zaken zo regelen dat zij met het pionierswerk kunnen beginnen en er mee kunnen voortgaan.
15. Welke voorziening is er getroffen zodat allen ten minste een gedeelte van het jaar kunnen pionieren?
15 Hoe staat het echter met hen die gezinsverplichtingen hebben welke zoveel tijd en aandacht opeisen, dat zij niet kunnen pionieren? Opdat allen, zowel jonge verkondigers die nog op school gaan, huisvrouwen, seizoenwerkers als anderen, zich ten minste in beperkte mate in de pioniersvoorrechten kunnen verheugen, heeft het Genootschap de voorziening getroffen van de vakantiepioniersdienst. Men kan één, twee of meer maanden of door een speciale regeling zelfs gedurende zijn veertiendaagse vakantie een aandeel aan deze dienst hebben. Het komt er dus op neer dat allen die zich aan Jehovah hebben opgedragen om zijn getuigen te worden, elk jaar in de gelegenheid zijn ten minste een gedeelte van de tijd aan de zo zeer gezegende pioniersdienst te besteden. Bent u ook van de partij?
16. Wat dienen jonge bedienaren van het evangelie zich ten doel te stellen?
16 Vele jonge, schoolgaande verkondigers van het evangelie staan totdat zij het examen hebben afgelegd, elke zomervakantie in de vakantiepioniersdienst; na hun examen nemen zij dan de gewone pioniersdienst op. Enkelen van hen werken thans op Bethel, dienen na van Gilead te zijn afgestudeerd, als zendelingen, zijn kring- of districtsdienaren of hebben een andere verantwoordelijke positie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij toegewezen gekregen.
TALENTEN EN BEKWAAMHEID GEBRUIKEN
17. Welke gedachten hebben sommigen over hun bekwaamheden voor de bediening gehad?
17 Allen dienen, of men nu jong of oud is of kort of lang in de waarheid is, de wens te koesteren hun bekwaamheden voor de bediening te verbeteren. Sommigen hebben in verband hiermee wel eens gezegd: „Ik wil de bediening wel verrichten, doch mijn bekwaamheden zijn zo beperkt. Wanneer ik slechts de bekwaamheid van broeder en zuster Die-en-die had. Die kunnen al maar praten en schitterend vele schriftuurlijke waarheden uiteenzetten en verklaren.” Hoe heeft die broeder of zuster echter die bekwaamheid verkregen? Had hij die bij zijn geboorte meegekregen? Neen! Hij studeerde ijverig, bezocht geregeld de vergaderingen en paste het geleerde in de velddienst toe om een bekwame bedienaar van het evangelie te worden.
18, 19. Kunnen bekwaamheden verbeterd worden? Geef voorbeelden.
18 Geen enkele verkondiger dient naar een ander te kijken en te zeggen: „Wanneer ik uw bekwaamheden voor de dienst had, dan zou ik dat-en-dat doen.” Jehovah God zal niemand oordelen naar de bekwaamheid van zijn broeder en zuster. Hij wil dat een ieder zijn bekwaamheid gebruikt en verbetert. Dat bekwaamheden verbeterd kunnen worden, wordt ons in de gelijkenis van de talenten onder de aandacht gebracht (Matth. 25:14-28, NW). De dienstknechten die hun talenten gebruikten, werden er meer gegeven, terwijl hem die dit niet deed, ook nog dat wat hij had, werd ontnamen. Zo is het ook met de bediening gesteld. Hun die ze gebruiken zal Jehovah steeds meer talenten geven. Telkens weer wordt dit bewezen, want wanneer de meeste nieuwe verkondigers beginnen, bezitten zij heel weinig bekwaamheden voor de dienst. Het kostte broeders die zich voor de school der theocratische bediening hebben laten inschrijven, heel wat moeite hun eerste oefenlezing te houden. Het was niet gemakkelijk, maar zij bleven zich inspannen, wilden vorderingen maken en het duurde niet lang of zij waren bekwame sprekers geworden, die de gemeente konden voorgaan, opbouwende uurlezingen konden uitspreken en andere voorrechten in verband met de dienst konden behartigen.
19 Velen van ons zeiden toen zij inzagen dat het noodzakelijk was de bediening te verrichten, ondubbelzinnig: „Ik weet dat het juist is en dat ik het evangelie dien te prediken, maar ik denk niet dat ik ooit alleen van huis tot huis zal kunnen gaan, of nabezoeken brengen en huisbijbelstudies leiden.” Wat gelukkig zijn wij nu wij bekwame van-huis-tot-huis-predikers zijn die, omdat wij de weinige bekwaamheden of talenten waarover wij beschikten, gebruikten en Jehovah om meer baden, doeltreffend van hem getuigenis kunnen afleggen! Laten jong en oud en zij die kort en lang in de waarheid zijn, dus hun bekwaamheden verstandig blijven gebruiken en naar meer streven. Wanneer Jehovah’s zegen op uw oprechte krachtsinspanningen rust, ’zal uw vooruitgang voor allen openbaar zijn’ en u zult het genoegen smaken zich in dienstvoorrechten te verheugen waarvan u vroeger had gedacht dat ze nooit mogelijk waren. — 1 Tim. 4:15, NW.
HET BEZOEKEN DER VERGADERINGEN
20. Welk doel dienen de wekelijkse gemeentevergaderingen?
20 Wij moeten om gelijke tred te houden met de onthulde bijbelse waarheden en goed toegerust te zijn voor de bediening, geregeld op de gemeentevergaderingen aanwezig zijn. Jehovah weet wat zijn dienstknechten nodig hebben om hem als zijn bedienaren van het evangelie te kunnen dienen; door zijn theocratische organisatie voorziet hij ons via de volgende wekelijkse gemeentevergaderingen van het benodigde: de Wachttoren-studie, dienstvergadering, school der theocratische bediening en gemeenteboekstudie. Kunnen er regelingen voor openbare vergaderingen worden getroffen, dan voorzien ook deze in een rijke bron waaruit men inlichtingen kan putten.
21. Hebben wij te veel wekelijkse vergaderingen? Waarom niet?
21 Sommigen, die vroeger eens per week of minder naar een wereldse kerk gingen, zeggen wanneer zij voor de eerste maal in de Koninkrijkszaal komen en horen hoeveel wekelijkse vergaderingen wij hebben: „Bezoeken jullie allen elke week geregeld vier of vijf vergaderingen? Zijn die alle noodzakelijk?” Ja, wanneer wij ten minste geestelijk sterk en gezond willen blijven, luidt het enige juiste antwoord. Jezus zei zeer ondubbelzinnig: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die door Jehovah’s mond uitgaat” (Matth. 4:4, NW). Evenals men geregeld stoffelijk voedsel moet eten om gezond en lichamelijk sterk te blijven, is het van levensbelang geregeld van Jehovah’s voorzieningen te genieten.
22. Welke vermaning ontvangen wij in Hebreeën 10:25? Waarom?
22 Het bezoeken van de vergaderingen is van zo groot belang, dat wij in Hebreeën 10:25 worden vermaand ’het bijeenkomen niet na te laten, zoals sommigen de gewoonte hebben.’ Wanneer wij vergaderingen overslaan, ontzeggen wij ons het geestelijke voedsel waarin Jehovah tot een ieders welzijn heeft voorzien. Daarom kan er, wanneer de tijd voor een vergadering in de Koninkrijkszaal of op de gemeenteboekstudie is aangebroken, niets op aarde ook maar belangrijker zijn. Geef blijk van uw waardering en toon dat u de bediening juist beziet, door geregeld op alle vergaderingen aanwezig te zijn.
23. Welk voorrecht en welke verantwoordelijkheid hebben geregelde vergaderingbezoekers ten opzichte van de anderen?
23 Wij moeten niet alleen zelf alle gemeentevergaderingen geregeld bijwonen, maar ook anderen daartoe aanmoedigen. Wat wij nodig hebben om geestelijk goed gezond te blijven, hebben anderen ook nodig. ’Moedig elkaar daarom op liefdevolle wijze aan (de vergaderingen te bezoeken) en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.’ Rijpe, geregelde vergaderingbezoekers hebben het voorrecht en de verantwoordelijkheid medebedienaren van het evangelie aan te moedigen en te helpen alle gemeentevergaderingen geregeld te bezoeken. Dienaren en verkondigers dienen altijd waakzaam te zijn en op te letten wie niet op de vergaderingen aanwezig waren, en broederlijke liefde en belangstelling voor hen te tonen door hen op te zoeken om hen aan te moedigen en hen te helpen de vergaderingen bij te wonen.
24. Noem verschillende voordelen welke wij uit het bezoeken van de vergaderingen ontvangen.
24 Wie van ons heeft niet zo af en toe gezegd of gedacht: „Ik weet dat ik op de vergadering dien te zijn, maar ik ben zo moe, zo druk bezig, enz.”? Toch spanden wij onze krachten in en bezochten wij de vergadering, en hoe gelukkig waren we! De op de vergadering gehoorde verkwikkende Nieuwe-Wereld-inlichtingen deden dat afmattende gevoel van moeheid verdwijnen en daardoor konden wij de problemen en moeilijkheden van de oude wereld uit onze geest en uit ons hart zetten. Wij genoten van het prettige gezelschap van onze broeders en zusters — wij worden er altijd weer door gestimuleerd — en daarnaast schonk het ons voldoening en vreugde te weten dat wij Gods bevel hadden gehoorzaamd. Hoe verkwikkend, verheffend en opbouwend zijn de vergadertijden! Sla wanneer het maar enigszins mogelijk is, nooit een vergadering over. Wij moeten de vergaderingen wel bezoeken om geestelijk goed gezond te blijven en voldoende bekwaam te worden voor de bediening.
25. Hoe kunnen mensen van goede wil geholpen worden de belangrijkheid van het bezoeken van de vergaderingen in te zien?
25 Wij dienen alle mensen van goede wil ook uit te nodigen en aan te moedigen om alle gemeentevergaderingen te bezoeken. Het is goed aan het einde van elke wekelijkse huisbijbelstudie in enkele minuten te vertellen wat de hoogtepunten van de vergadering der afgelopen week waren. Hierdoor zullen zij worden geholpen te gaan beseffen hoeveel waardevolle inlichtingen er op elke vergadering worden medegedeeld en gaan voelen wat zij missen. Hoe vlugger zij de vergaderingen in de Koninkrijkszaal gaan bijwonen, des te sneller zullen zij als christenen groeien. Zij dienen te merken dat zij op alle vergaderingen welkom zijn en eveneens te weten dat Jehovah’s getuigen geen belangstelling hebben voor hun portefeuille, maar dat zij hen willen helpen de bijbelse waarheden te vernemen en de weg te bewandelen die tot leven in Gods nieuwe wereld leidt. — Joh. 17:3, NW.
ANDEREN DIENEN
26. Wie alleen zullen Armageddon overleven, en wat moeten zij thans doen?
26 Door de bediening heeft men een aandeel aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam, vindt en voedt men de andere schapen en bewijst men zijn getrouwheid als een getuige van Jehovah. Jehovah’s getuigen zijn er niet op uit deze oude wereld te bekeren. Dat zal toch nooit gebeuren, want er staat in Mattheüs 24:38, 39 (NW) duidelijk opgetekend dat evenals in Noachs tijd, de meeste bewoners dezer wereld in de nakende strijd van Armageddon vernietigd zullen worden. Alhoewel de wereld als een geheel tevreden is, eet, drinkt en pret maakt, zijn er enkelen die zuchten en uitroepen over de bestaande toestanden. Dezen moeten thans, nu het nog mogelijk is, gevonden en geholpen worden. Allen die de grote oorlog van Armageddon hopen te overleven, welke snel naderbijkomt, moeten naar Jehovah’s uitnodiging luisteren en er gehoor aan geven: „Zoekt den HERE [Jehovah], alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des HEREN [van Jehovah].” — Zef. 2:3.
27. Hoe belangrijk is in deze tijd de bediening, en waarom antwoordt u zo?
27 Thans is het de aangename tijd om de zachtmoedige, op schapen gelijkende mensen bijeen te vergaderen en hen te helpen standvastige en onbeweeglijke lofzangers van Jehovah te worden (2 Kor. 6:2; 1 Kor. 15:58, NW). Met ware naastenliefde en volledige onzelfzuchtigheid moeten wij naar gelegenheden zoeken en deze scheppen om te prediken. Dit werk is tot aan Armageddon het belangrijkste werk op aarde; hiermee staat of valt ons leven en dat van hen tot wie wij prediken.
28. Wat kunnen wij niet doen?
28 Het is begrijpelijk dat wij ’s avonds en in weekeinden moe zijn van ons wereldse werk en van andere werkzaamheden. Het is dan zo gemakkelijk thuis te blijven zitten en ons in slaap te sussen met de gedachte dat anderen de bediening wel getrouw zullen verrichten en voor de schapen zullen zorgen. Dit zullen en kunnen wij echter niet laten gebeuren. „Wee mij indien ik niet predik,” is onze schriftuurlijke leidraad. Jezus was bereid zijn leven voor de schapen af te leggen. Als degenen die zijn voetstappen drukken, zijn wij bereid en verlangend al het mogelijke te doen om anderen te helpen. Daarom offeren wij onze persoonlijke verlangens en gerieflijkheden ’s avonds, in weekeinden en op andere tijden op, om te prediken. Daarom gaan wij of het nu mooi of guur weer is of dat wij talloze tegenspoeden ondervinden, van huis tot huis, leiden bijbelstudies en helpen anderszins degenen wier hart oprecht is.
29. Waarom wordt er gebied toegewezen?
29 Wij gaan bij deze grondige prediking tot allen niet zo maar lukraak te werk. Verre van dat! Het bedieningswerk van Jehovah’s getuigen is goed georganiseerd. Elk der 16.240 gemeenten over de gehele wereld, de vele zendelingen, gewone en speciale pioniers die in geïsoleerd gebied werkzaam zijn, ontvangen van het Genootschap een bepaald gebied ter bewerking. Zij zijn er dan verantwoordelijk voor dat er tot alle in dat toegewezen gebied wonende mensen wordt gepredikt.
30. (a) Waarom prediken Jehovah’s getuigen van huis tot huis? (b) Geef redenen waarom het gebied telkens weer wordt bewerkt.
30 De bediening wordt het doeltreffendst verricht wanneer men de in de Schrift aangegeven manier volgt en de mensen thuis bezoekt. Jezus onderrichtte zijn volgelingen zo te prediken en Paulus volgde die eveneens, betuigend: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was, te vertellen, en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen” (Hand. 20:20; Matth. 10:5, 11-13, NW). Soms reageren de bewoners van de huizen in een gebied dat wij wederom bezoeken, aldus: „Bent u er nu al weer? Niet lang geleden was er hier ook al een getuige van Jehovah.” Niemand weet dit beter dan wij die doelbewust trachten ons gebied herhaaldelijk en systematisch te bewerken. Waarom bewerken jullie je gebied niet eenmaal en stoppen dan, vragen sommigen? Eenvoudig omdat in de tussen de bezoeken gelegen tijd iemands toestand of omstandigheden kan of kunnen veranderen. Het kan eveneens gebeuren dat een bewoner door iets wat er de vorige maal is gezegd, zo van gedachten verandert, dat hij, alhoewel hij de vorige maal wellicht een tegenstander was, het te druk had of om een andere reden er geen gehoor aan gaf, thans in een bereidwillige toestand wordt aangetroffen en er verlangend naar is de Koninkrijksboodschap te horen. Bijna allen die thans actieve bedienaren van het evangelie zijn, waren onverschillig toen zij voor het eerst werden bezocht. Zij waren erg blij dat het gebied telkens weer werd bediend, en op hun beurt bewerken zij hun gebiedstoewijzing telkens weer met graagte, op zoek naar de andere schapen.
31. Welke voordelen heeft het wanneer men bijbeltoespraakjes gebruikt en ze van tijd tot tijd verandert?
31 Enkelen, die niet zo goed op de hoogte zijn met onze bediening, hebben wel eens gevraagd: „Wordt u het nu niet moe telkens weer naar dezelfde adressen terug te gaan en hetzelfde te zeggen?” Alhoewel de huizen weliswaar wederom worden bezocht, wordt er niet hetzelfde gezegd. Voordat de getuigen in de dienst uittrekken, bereiden zij toepasselijke drie- tot acht-minuten toespraakjes voor en telkens wanneer een gebied opnieuw wordt bewerkt, gebruiken ze nieuwe toespraakjes. Wanneer men zo goed voorbereid is, is het een genoegen aan de bediening deel te nemen. Men stapt op de deur toe zonder dat er, wanneer men de bewoner hoort naderen, allerlei gedachten door uw hoofd spoken, van: „Wat zal ik zeggen? Hoe zal ik beginnen?” Met vertrouwen vertelt de voorbereide bedienaar van het evangelie de bijbelse boodschap welke hij kwam brengen, en nadat ontvankelijke bewoners het toespraakje hebben aangehoord, vragen zij zich niet meer af waarom er een van Jehovah’s getuigen bij hen had aangebeld. Door het samenhangende bijbelse toespraakje kon de bewoner het doel van het bezoek begrijpen en waarderen en trok er tevens voordeel van. Alle juist voorbereide bedienaren van het evangelie gebruiken thans bij het geregelde getuigenisgeven de drie- tot acht-minuten durende bijbeltoespraakjes en weten zeer goed hoe doeltreffend dit is.
32. Hoe kan er onweerlegbaar worden aangetoond dat ’wij geen venters van het woord Gods’ zijn, alhoewel wij bijbelse lectuur tegen een kleine bijdrage aanbieden?
32 Om de belangstellende bewoners te helpen vertrouwd te geraken met de bijbelse waarheden, worden er tegen een geringe bijdrage gedrukte toespraken aangeboden, in de vorm van een bijbelstudie-boek, de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! en brochures. De ontvangen bijdragen helpen slechts de druk- en verzendkosten te bestrijden. Wanneer iemand het zich niet kan veroorloven een geldelijke bijdrage te geven en hij toch oprecht wenst de gedrukte toespraken te lezen, geeft de bedienaar van het evangelie ze hem of haar gratis, alhoewel hij of zij er zelf wel voor betaald heeft. Door dit alles wordt onweerlegbaar bewezen dat Jehovah’s getuigen ’geen venters van het woord Gods zijn zoals velen, maar uit oprechtheid, ja, als door God gezonden, . . . spreken zij’ (2 Kor. 2:17, NW). Door deze gedrukte toespraken kunnen de mensen op de voor hen gelegen tijd een studie maken.
33. Waarom nabezoeken gebracht? Hoe dienen verkondigers voorbereid te zijn?
33 Wij stellen het ons in de bediening niet slechts ten doel bij belangstellende mensen bijbelstudiehulpmiddelen achter te laten. Er wordt meer vereist om Jezus’ instructies om de andere schapen te vinden en te voeden, volledig ten uitvoer te brengen. Behalve dat wij er vele uren aan besteden om vast te stellen waar zich belangstellende personen bevinden, moeten er nabezoeken worden gebracht om de schapen werkelijk te voeden. Alle getuigen van Jehovah, die de bediening juist bezien, gaan blij nog eens terug naar hen die belangstelling aan de dag hebben gelegd voor de boodschap uit de bijbel. Wanneer men zich dan goed heeft voorbereid op een tien- tot vijftien-minuten toespraakje over een bijbels onderwerp waarin de bewoner belangstelt, zal hij gaan inzien hoe noodzakelijk het is dat er bij hem thuis een huisbijbelstudie wordt geleid. Waakzame bedienaren van het evangelie beginnen zo spoedig mogelijk met een huisbijbelstudie.
34. Welke waarde hebben huisbijbelstudies, en waarom leiden er niet meer zulke studies?
34 Leidt u als gemeenteverkondiger per week minstens één en als pionier of zendeling verscheidene huisbijbelstudies? Dit behoorde een ieder te doen, en toch tonen de berichten aan dat vele bekwame bedienaren van het evangelie dit niet doen. In feite leiden slechts 15 tot 20 percent van de verkondigers in de gemeente deze zo belangrijke bijbelstudies. Waarom niet meer? Omdat zij er de bekwaamheid niet toe bezitten? Neen, want alle getuigen van Jehovah bezitten de bekwaamheid studies te leiden. Eerlijk gezegd schijnt het dat sommigen het leiden van huisbijbelstudies schuwen omdat zij zich daardoor niet de handen willen laten binden en de verantwoordelijkheid er voor op zich willen nemen, hetgeen echter geen juist gezichtspunt is. Zijn wij bijna niet allen tot een kennis der waarheid gekomen doordat iemand bij ons thuis een huisbijbelstudie heeft geleid? Ja! Hieruit blijkt direct hoe waardevol deze studies zijn. Ze zijn onontbeerlijk om ’mijn schapen werkelijk te voeden.’
35, 36. Wat is het juiste gezichtspunt? Hoe is dit schriftuurlijk?
35 Iedere getuige die zich aan God heeft opgedragen, leide daarom ten minste geregeld één huisbijbelstudie en hij of zij bezie de toekomstige andere schapen op de volgende schriftuurlijke wijze: „Daar wij dus tedere genegenheid voor u hebben, behaagde het ons zeer u niet alleen Gods goede nieuws mede te delen, maar ook onze ziel, want gij zijt ons lief geworden. Stellig houdt gij ons werk en zwoegen in gedachten, broeders. Door dag en nacht te werken, . . . predikten wij u Gods goede nieuws.” — 1 Thess. 2:8, 9, NW.
36 Wanneer een bedienaar van het evangelie zijn taak juist beziet, is hij niet alleen bereid, maar er zelfs verlangend naar op elke tijd dat hiervoor regelingen getroffen kunnen worden, huisbijbelstudies te leiden. Hij is er gedachtig aan dat het doel van zijn bediening is vruchten voort te brengen en dat huisbijbelstudies het middel hiertoe zijn. Dat alle getrouwe getuigen van Jehovah zowel een aandeel hebben aan de nabezoek- en huisbijbelstudiedienst als aan de bediening van huis tot huis, het tijdschriftenwerk en andere takken van de Koninkrijksdienst ten einde ’evenwichtig te zijn, en hun bediening ten volle te volbrengen.’ — 2 Tim. 4:5, NW.
NIEUWE BEDIENAREN VAN HET EVANGELIE OPLEIDEN
37. Wat wenst iemand te doen wanneer hij Jehovah en zijn voornemens leert kennen?
37 Wanneer mensen van goede wil voordeel trekken van de huisbijbelstudie-regeling en gemeentevergaderingen bezoeken, komen zij tot een nauwkeurige kennis van Jehovah’s grootse en glorierijke voornemens. Zij krijgen ze lief en willen er eveneens aan deelnemen Jehovah’s naam te loven en nog meer mensen te helpen de weg des levens te leren kennen. Het wordt gelijk een vuur in hun beenderen besloten; zij willen zich met alle geweld bij de rijen van de gelukkige bedienaren van het evangelie voegen.
38. Hoe wordt men in deze tijd een bedienaar van het evangelie, in overeenstemming met de manier waarop Jezus anderen opleidde?
38 Hoe verkrijgt men de bekwaamheid voor de bediening? Moet men naar een seminarie of een speciale opleidingsschool gaan? Jezus zond zijn volgelingen niet naar de theologische scholen van zijn tijd. Hij leidde ze daarentegen op door hen mee te nemen in de velddienst, leerde hun wat zij moesten doen en zond hen uit om te onderwijzen en anderen tot discipelen te maken (Matth. 28:19, 20, NW). Jehovah’s getuigen over de gehele wereld volgen deze schriftuurlijke regel in deze tijd op.
39. (a) Welke regelingen zijn er in elke gemeente getroffen om nieuwe bedienaren van het evangelie op te leiden? (b) Hoe bezien degenen die tezamen werken, hun toewijzing?
39 In elke gemeente zijn regelingen getroffen om de nieuwelingen op te leiden en te helpen voldoende bekwaam te worden voor de bediening. Rijpe en bekwame bedienaren van het evangelie ontvangen van de kringdienaar, en tussen zijn bezoeken in van de gemeentedienaar, toewijzingen om nieuwelingen en anderen die hulp nodig hebben, op te leiden en bij te staan om bekwame van-huis-tot-huispredikers te worden, nabezoeken te brengen bij belangstellende mensen, huisbijbelstudies op te richten en te leiden, toepasselijke toespraakjes voor te bereiden en uit te spreken en anderszins bekwame bedienaren van het evangelie te worden. De twee samenwerkenden, die theocratische metgezellen worden genoemd, werken een schema uit waardoor zij zo vaak mogelijk aan alle takken van dienst een aandeel kunnen hebben. De rijpere bedienaar van het evangelie neemt de leiding en geeft degene die leert, altijd vriendelijk en opbouwend raad. Wanneer degene die wordt opgeleid vorderingen maakt, gaat hij steeds meer zelfstandig handelen totdat hij alleen toespraakjes kan houden, doeltreffend van huis tot huis kan gaan, nabezoeken kan brengen en bijbelstudies kan leiden. Vervolgens kan ook hij weer een ander helpen. Elke theocratische metgezel neemt zijn toewijzing ernstig op, beseffend dat het een theocratische aanstelling is. Hij die reeds bekwamer is, beschouwt het een voorrecht degene die aan hem is toegewezen, te helpen een bekwame getuige voor Jehovah te worden, en degene die wordt opgeleid, waardeert het opleidingsprogramma als een door Jehovah’s theocratische organisatie getroffen liefderijke voorziening om hem bij te staan een beter toegeruste bedienaar van het evangelie te worden die de voortreffelijkheden van Jehovah, door wie hij is uitgenodigd te prediken, overal kan bekendmaken. — Ef. 4:11-14, NW.
40. Welke conclusie kan er aan de hand van deze studie worden getrokken, en wat wordt er vervolgens beschouwd?
40 Aan de hand van dit artikel kan men bemerken dat Jehovah’s getuigen hun bediening ernstig opvatten. Zij hebben er intense belangstelling voor, daar zij beseffen dat het een zeer belangrijk onderdeel van de ware aanbidding is (Matth. 7:21, NW). Nu wij besproken hebben hoe Jehovah’s getuigen hun aangelegenheden regelen om het evangelie te kunnen prediken en hoe zij de bediening bezien, zal in het volgende artikel besproken worden aan welke vereisten opzieners moeten voldoen ten einde de verantwoordelijkheid voor een gemeente te kunnen dragen, en hoe zij hun dienstaanstelling bezien.