Het Wachttorengenootschap in Gods voornemen
Het onlangs gehouden internationale congres van Jehovah’s getuigen heeft veel belangstelling voor het Wachttorengenootschap wakker geroepen. Wat is de oorsprong, het karakter en het doel van dit Genootschap?
HET tijdschrift dat u nu leest is het officiële orgaan van het Wachttorengenootschap. Het beleid van dit Genootschap is op vier grondbeginselen gebaseerd: 1. dat er een Opperwezen, de Schepper van hemel en aarde, wiens naam Jehovah God is, bestaat; 2. dat de bijbel zijn geïnspireerde en onfeilbare Woord is; 3. dat God altijd een kanaal of communicatiemiddel tussen zichzelf en de mens heeft gehad; 4. dat het Wachttorengenootschap thans door Gods kanaal als een wettelijke dienstknecht wordt gebruikt. Zoals door de titel van dit artikel te kennen wordt gegeven, volgt er nu een verhandeling over de laatste twee van deze beginselen.
Dat God op aarde altijd een mens, genootschap of organisatie heeft gehad om als communicatiemiddel of kanaal dienst te doen, wordt in de bijbel duidelijk aangetoond. Daarom lichtte God Adam er in het allereerste begin over in wat zijn wil ten aanzien van hem was, en Adam vertelde dit op zijn beurt weer door aan Eva; zo vertelde hij haar bijvoorbeeld van Gods gebod om van de vrucht van een bepaalde boom niet te eten. Toen Adam later tegen God in opstand kwam, was hij natuurlijk niet langer geschikt om in deze hoedanigheid door hem gebruikt te worden. — Genesis, de hoofdstukken 2 en 3.
Abel lichtte ongetwijfeld zijn naasten in over de juiste manier van aanbidden, zo niet door gesproken woord dan toch door zijn voorbeeld. Na hem kwam Henoch, die, zoals Jezus’ discipel Judas in vers 14 van de door hem geschreven brief zei, over een komend oordeel profeteerde. Daarna verscheen Noach, die niet alleen een kolossale ark of kist bouwde maar ook als „een prediker van rechtvaardigheid” optrad en het goddeloze geslacht van zijn tijd voor de komende vloed waarschuwde. Jaren later gebruikte Jehovah Abraham, Izak en Jakob als zijn woordvoerders. Gedurende vele eeuwen diende de natie Israël, en in het bijzonder bepaalde profeten, Gods voornemen, door anderen met God en zijn wil ten aanzien van hen bekend te maken. Mozes bracht dit zijn volk onder de aandacht: „Welke grote natie bestaat er die zulke rechtvaardige voorschriften en rechtsbeslissingen heeft als deze gehele wet die ik u heden voor ogen stel?” — 2 Petr. 2:5; Deut. 4:8.
Nadat Jezus, de Zoon van God, in de Jordaan was gedoopt, werd hij het communicatiekanaal tussen zijn Vader en de mensen. Hij verklaarde: ’Ik spreek zoals de Vader mij heeft geleerd.’ „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik van de waarheid getuigenis zou afleggen.” — Joh. 8:28; 18:37.
Toen Jezus zijn werk als menselijk communicatiekanaal had beëindigd, steeg hij naar de hemel op en stortte tijdens Pinksteren Gods heilige geest op zijn wachtende volgelingen uit. Vanaf dat moment dienden zijn apostelen en bepaalde oudere mannen van de christelijke gemeente te Jeruzalem voor Christus’ volgelingen als communicatiekanaal en besturend lichaam. Toen er daarom enkele vragen rezen, zoals of de heidenen besneden moesten worden, en betreffende het eten van aan afgoden geofferd vlees, gingen Paulus en anderen bij dit besturende lichaam in Jeruzalem te rade. Nadat dit lichaam Gods wil in deze aangelegenheden had vastgesteld, stelde het de verschillende gemeenten hiervan door brieven welke door Paulus en anderen werden doorgegeven, op de hoogte. Duidelijk trad hier het bestaan van een lichaam van christenen aan de dag dat als een communicatiekanaal voor de mensen en speciaal voor de christelijke gemeente dienst deed, niet om Gods Woord te vervangen maar om hen te helpen het te begrijpen en toe te passen. — Hand. 15:1-35.
Terloops zij opgemerkt dat al degenen die Jehovah God vertegenwoordigden, zijn getuigen waren, zoals door Paulus zo duidelijk in Hebreeën 11:1 tot en met 12:2 wordt aangetoond. De Schrift laat verder zien dat God nooit terzelfder tijd meer dan één kanaal of woordvoerder (hetzij een mens of een groep welke harmonieus als één persoon samenwerkt) gebruikte om met de mensen in contact te treden. — Ex. 19:5, 6; Ps. 147:20; Amos 3:2, NBG; Joh. 14:6.
HOE IS HET THANS GESTELD?
Het is alleen maar redelijk te verwachten dat God ook thans een communicatiekanaal heeft, vooral daar zijn Woord duidelijk aantoont dat de tijd nabij is dat de grote strijdvraag tussen Jehovah en Satan, wie de oppermachtige is, welke door Satan bij zijn opstand in Eden werd opgeworpen, beslist zal worden. Hoewel Jehovah deze strijdvraag direct teniet had kunnen doen door Satan en zijn slachtoffers te vernietigen, heeft Hij, daar de strijdvraag over ’s mensen rechtschapenheid er eveneens bij was betrokken, en tevens ter wille van zijn naam — zoals hij dit aan de Farao in Mozes’ dagen kenbaar maakte — de beslissing hiervan uitgesteld. Te zijner tijd zal Jehovah zich echter genoodzaakt zien, alle twijfel welke er bestaat of hij inderdaad de opperste Soeverein, almachtig en volmaakt in liefde is, teniet te doen. Dit zal tijdens Armageddon, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” geschieden. — Openb. 16:14, 16; Ex. 9:16.
Het voornemen van Jehovah God vereist daarom thans een communicatiekanaal dat ten doel heeft al zijn vijanden op de ophanden zijnde strijd van Armageddon opmerkzaam te maken; anders zullen zij wanneer ze erdoor getroffen worden, niet weten waarom dit alles gebeurt. Dit kanaal is ook nodig om alle mensen die ten aanzien van God van goede wil zijn, te waarschuwen, zodat zij, evenals Noach en zijn gezin, een loopbaan kunnen gaan volgen welke tot behoud van hun leven leidt. Tot dezulken gaat de roep uit: „Zoekt Jahweh, gij nederigen der aarde, gij allen, die zijn wil volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt nederigheid: misschien zijt gij veilig op de Dag van de gramschap van Jahweh.” — Zef. 2:3, PC.
En inderdaad, in zijn grootse profetie over het einde van deze goddeloze oude wereld, gaf Jezus te kennen, dat God in die tijd een communicatiekanaal zou hebben dat hij zou gebruiken om de waarschuwing te laten weerklinken: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf wiens meester hem over diens huisknechten heeft aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn komst hieraan bezig ziet. Waarlijk, ik zeg u, dat hij hem zal aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47.
Is het Wachttorengenootschap deze „getrouwe en beleidvolle slaaf”? Neen, het is slechts een corporatief lichaam, een wettelijk instrument dat door deze „slaaf” wordt gebruikt. Wie is deze „slaaf” dan wel? Niet slechts een enkeling, maar een samengesteld lichaam van toegewijde, gezalfde volgelingen van Jezus Christus, die in zijn voetstappen treden en als „de overgeblevenen van haar zaad, die Gods geboden nakomen en wier werk bestaat in het afleggen van getuigenis over Jezus”, worden beschreven. — Openb. 12:17.
DE GESCHIEDENIS EN HET KARAKTER VAN HET GENOOTSCHAP
„Zie, HERE, ik sta bestendig des daags op den wachttoren en op mijn wachtpost stel ik mij alle nachten” (Jes. 21:8, NBG). Hier hebben we de schriftuurlijke basis voor de naam van het Genootschap. De naam is inderdaad passend gekozen, want doordat het al Jehovah’s voornemens bekendmaakt, fungeert het als een „wachter” op een wachttoren (Jes. 21:11; zie de voorpagina van De Wachttoren tot aan de uitgave van januari, 1939). Het oorspronkelijke charter van het Genootschap maakte onder andere als doel van zijn werk bekend: „De verbreiding van bijbelse waarheden in verscheidene talen door middel van het uitgeven van traktaten, vlugschriften, . . . en door gebruik te maken van alle andere wettige middelen welke door haar Raad van Directeuren . . . geschikt geacht zullen worden.”
Dit Genootschap vond zijn begin in het jaar 1872 toen slechts een handjevol oprechte christenen elkaar regelmatig in een voorstad van Pittsburgh ontmoetten ten einde gezamenlijk de bijbel te bestuderen. Aangezien zij de wens koesterden vrij te zijn van alle door mensen opgestelde geloofsbelijdenissen en alleen de bijbel als leidraad wilden hebben, zagen zij er de noodzaak van in zich van hun respectieve religieuze richtingen af te scheiden. Terwijl zij bleven studeren, nam hun kennis en begrip van Gods Woord toe en daar zij anderen over datgene wat zij leerden, bleven vertellen, werd ook hun aantal groter. Ten einde zo doeltreffend mogelijk te werken, organiseerden zij in 1881 een Bijbelgenootschap, dat in 1884 rechtspersoonlijkheid verkreeg. In 1909 verhuisde dit Genootschap, om beter voor haar belangen in andere landen zorg te kunnen dragen, naar Brooklyn in New York. Thans houdt het toezicht over de predikingsactiviteit in 175 landen en heeft ze in vijfentachtig landen bijkantoren.
Deze 175 landen zijn in zones verdeeld en naar gelang van de grootte en het aantal predikers zijn deze onder elk bijkantoor weer in districten verdeeld en deze op hun beurt weer in kringen. Gewoonlijk vormen twintig gemeenten een kring; op haar beurt heeft elke gemeente; naar gelang van haar omvang, een aantal huisbijbelstudiegroepen, die als dienstcentrums bekendstaan. Elke gemeente heeft een opziener en een aantal assistenten die voor verschillende onderdelen, de dienstcentrums inbegrepen, zorg dragen. Zij zijn allen door het Genootschap aangesteld, evenals de dienaren der zones, bijkantoren, districten en kringen. De kringdienaar bezoekt op zijn minst twee maal per jaar elke gemeente in zijn kring om haar bedienaren van het evangelie te onderwijzen en aan te moedigen, alsook om het Genootschap van haar geestelijke toestand op de hoogte te brengen en aanbevelingen te doen.
Om bijbelonderwijs te ontvangen en in de bediening opgeleid te worden, worden er wekelijks in elke gemeente vijf vergaderingen gehouden. Ook op verschillende andere tijden in de week ontmoeten de predikers elkaar om aan de velddienst deel te nemen. Alle werkzaamheden worden door middel van vrijwillige bijdragen verricht; er wordt niet met een collecteschaal rondgegaan.
HOE HET THANS GODS VOORNEMEN DIENT
De feiten tonen aan dat God het Wachttorengenootschap gebruikt om de waarheden betreffende de rechtvaardiging van zijn naam, Armageddon en zijn opgerichte koninkrijk waar alle christenen in gebed om hebben gevraagd, bekend te maken. Elke gemeente van Jehovah’s getuigen heeft een bepaald gebied toegewezen gekregen waarvoor ze verantwoordelijk is. Zij die daartoe in de gelegenheid zijn, regelen hun aangelegenheden zo dat zij al hun tijd als pionier-bedienaar of als zendeling in andere landen, kunnen doorbrengen. Voor de opleiding van zulke zendelingen heeft het Genootschap de Wachttorenbijbelschool Gilead in het leven geroepen.
Om al deze predikers te helpen, drukt het Genootschap bijbels, studieboeken, tijdschriften, brochures en traktaten. In tegenstelling tot andere bijbelgenootschappen legt het echter, daar de meeste mensen al een bijbel hebben en niet zo zeer een andere bijbel als wel een hulpmiddel om de bijbel die ze reeds bezitten, te begrijpen, nodig hebben, meer de nadruk op bijbelstudiehulpmiddelen. Van een dezer studieboeken, „God zij waarachtig”, zijn reeds zestien miljoen exemplaren in achtenveertig talen gedrukt en onder de mensen verspreid. Zoals aan de binnenzijde van de voorpagina van dit tijdschrift staat aangegeven, heeft De Wachttoren een oplage van 3.600.000 exemplaren in vierenvijftig talen. Het zusterblad Ontwaakt! verheugt zich in een oplage van 2.850.000 exemplaren in negentien talen.
Deze christelijke bedienaren van het evangelie en getuigen van Jehovah volgen het door de apostelen gestelde voorbeeld door „van huis tot huis” te gaan en uit te zien naar hen die „zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft”. Wanneer zij zulke personen gevonden hebben, blijven zij hen regelmatig bezoeken en streven ernaar een wekelijkse huisbijbelstudie met hen te beginnen. Indien zij hierin slagen, blijven zij niet slechts totdat de leerling zich aan God heeft opgedragen om zijn wil te doen, maar tot op het ogenblik dat hij niet langer dergelijke hulp nodig heeft, met deze studie voortgaan. Al deze bedienaren leiden òf anderen op, òf worden zelf opgeleid. Er is geen onderscheid tussen geestelijken en leken en ook ontvangt niemand een eretitel. Allen ontwikkelen zich van leerlingen tot predikers die ook weer anderen kunnen helpen. — Hand. 20:20; Matth. 5:3; 23:8.
Onder leiding van het Wachttorengenootschap „prediken” deze bedienaren van het evangelie „het woord” ook op de hoeken van drukke straten en in winkelcentrums. In hun Koninkrijkszalen, in gehoorzalen, parken en andere openbare plaatsen houden zij bijbellezingen. Het gebruik van alle andere beschikbare wettelijke en doeltreffende middelen, zoals de openbare pers, radio en televisie, wordt eveneens door het Genootschap aangemoedigd, en in het bijzonder organiseert het kring-, districts-, nationale en internationale vergaderingen. De grootste is vorig jaar van 27 juli tot en met 3 augustus te New York in de Verenigde Staten gehouden en op deze vergadering kwamen christelijke predikers uit meer dan honderd verschillende landen bijeen.
Op al deze manieren heeft het Wachttorengenootschap, als een doeltreffend wettelijk instrument in de handen van Gods toegewijde en gezalfde dienaren, die thans het ware communicatiekanaal van Jehovah God zijn, Zijn voornemen gediend. Als gevolg van deze activiteit hebben zeer vele op schapen gelijkende mannen en vrouwen hun standpunt voor Jehovah God, zijn Koning en koninkrijk ingenomen. Een bewijs hiervan vinden wij in het Yearbook of Jehovah’s Witnesses over het dienstjaar 1958 waaruit blijkt dat gedurende 1958 een maximaal aantal van 798.326 christelijke bedienaren van het evangelie en getuigen van Jehovah een aandeel aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk heeft gehad en, dat zij gezamenlijk meer dan 110 miljoen uur aan deze activiteit hebben besteed.
Waar de werkzaamheden van het Wachttorengenootschap zijn verboden, wordt het werk door de getuigen van Jehovah ondergronds voortgezet. Zelfs in zulke gevallen weet het Genootschap regelingen te treffen om vaak op wonderbaarlijke wijze in het geestelijke voedsel en onderwijs te blijven voorzien. Ja, of het nu boven- of ondergronds moet geschieden, deze christelijke bedienaren van het evangelie blijven hun predikingsopdracht vervullen. Het wordt gedaan, „niet door kracht, en niet door geweld, maar door mijn geest, spreekt Jahweh”. Met behulp van die geest zullen zij er mee voortgaan totdat hun predikingswerk is volbracht, „totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is, en de huizen, zodat er geen mens meer in is”. — Zach. 4:6, PC; Jes. 6:11, NBG.