Tekenen en wonderen in de tijd van het einde
Dit is de kernachtige lezing welke gedurende de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen door de president van de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania voor een publiek van 151.003 personen, dat op de zomerse maandagmiddag van 28 juli 1958 het Yankee Stadion en de Polo Grounds tot de nok toe vulde, werd uitgesproken.
„Zie! ik en de kinderen, die Jehovah mij heeft gegeven, zijn in Israël tot tekenen en wonderen van Jehovah der legerscharen, die op de berg Zion woont.” — Jes. 8:18.
1, 2. (a) Waarom was de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen in 1958 een teken en een wonder? (b) Waarvan was de internationale conferentie welke in 1945 te San Francisco werd gehouden, een teken, maar met welk doel werd de in 1958 gehouden vergadering in de stad New York belegd?
WAT wil het zeggen als meer dan 145.000 personen uit alle windstreken acht dagen lang bij elkaar komen en twee niet ver van de hoofdzetel der Verenigde Naties verwijderde reusachtige stadions in de stad New York tot de laatste plaats toe vullen met op de laatste dag een hoogtepunt van 253.922 personen op de openbare vergadering? Waarvan is dit in deze tijd van wereldspanning een teken? Dat het een wonder is, is zeker, want daar kwamen temidden van een door internationale moeilijkheden gekwelde wereld vertegenwoordigers van 123 natiën, landstreken en eilanden met een vreedzaam doel bijeen en gingen ondanks verschil van ras, kleur, taal, nationaliteit en beschaving als leden van één menselijke familie met elkaar om.
2 Dertien jaar geleden vergaderden aan de andere kant van het Amerikaanse vasteland te San Francisco, in Californië, 10.000 mannen en vrouwen, die vijftig politieke staten vertegenwoordigden — waarvan dertien Europese, vijftien van Azië, het Stille Zuidzee-gebied en Afrika, en tweeëntwintig Amerikaanse — om met elkaar te spreken en tot handelen over te gaan. Die conferentie te San Francisco was er een teken van dat men op internationale schaal plannen beraamde, en het was een wonder dat op de oprichting van de organisatie bekend als de Verenigde Naties duidde; de conferentie besloot op 26 juni 1945 haar werk met het ondertekenen van het Handvest der Verenigde Naties, door vertegenwoordigers van vijftig natiën. De in juli en augustus 1958 gehouden veel grootsere vergadering, met vertegenwoordigers van veel meer natiën, diende echter als een teken en wonder van groter gewicht voor de gehele mensheid. Deze vergadering is niet bijeengekomen om de wil van het mensdom te beschouwen en te dienen, maar de wil van de Allerhoogste van het universum. De bijeenkomst wordt de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen genoemd.
3. Wiens ogen waren, en dit is wel het belangrijkste, op die vergadering gericht, en waarom?
3 Door de publiciteit die er aan gegeven wordt, zijn de ogen der gehele wereld op dit congres gevestigd, want mensen uit alle delen der aarde zijn hier aanwezig. Het is echter nog veel belangrijker dat de ogen van de Allerhoogste God in de hemelen op deze internationale vergadering zijn gevestigd. Deze vergadering komt bijeen daar de volgende schriftuurplaats waar is: „De ogen van Jehovah zijn in iedere plaats, lettend op de kwaden en de goeden.” „Jehovah is in zijn heilige tempel. Jehovah — in de hemelen is zijn troon. Zijn ogen aanschouwen, zijn stralende ogen onderzoeken de mensenkinderen. Jehovah zelf onderzoekt zowel de rechtvaardige als de goddeloze” (Spr. 15:3; Ps. 11:4, 5). De natiën, met inbegrip van de Verenigde Naties, zijn voor hem als een „druppel aan een emmer.” — Jes. 40:15.
4. Waarom behoefde men niet bevreesd te zijn voor wat verslaggevers, critici of historici over die vergadering hadden te zeggen, en waarom kon geen natie of volk er goed aan doen die vergadering te negeren?
4 Wat de politieke waarnemers of dagbladverslaggevers en uitgevers, religieuze critici der christenheid of wereldse geschiedschrijvers ook van de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering mogen zeggen, beschouwen wij niet als iets waarover wij ons ongerust dienen te maken. Het gaat er niet om of deze vergadering door de mensheid in het algemeen, door de vele landen die hier vertegenwoordigd zijn of door de Verenigde Naties met haar nabijgelegen hoofdzetel wordt veroordeeld of goedgekeurd, maar wat Jehovah God, de Opperste Rechter, er van denkt. Waarom? Omdat de ’Goddelijke wil’ het thema is van onze vergadering waarop 151.003 personen zijn bijeengekomen. Door ons op de uitbreiding van het prediken der goddelijke wil over geheel Gods groene aarde te concentreren, zal deze vergadering als een teken en wonder van hem dienen, iets waaraan geen natie of volk op aarde goed doet het te negeren.
5. Waarom is dit de merkwaardigste dag van tekenen en wonderen uit ’s mensen geschiedenis?
5 Dit is de merkwaardigste dag van tekenen en wonderen in de gehele menselijke geschiedenis. Wij bedoelen zichtbare tekenen en wonderen van de onzichtbare God der hemelen, die door alle mensen kunnen worden waargenomen. Zijn door ons begrepen tekenen en wonderen geven te kennen dat wij aan de vooravond van een vreedzame, gelukkige en levengevende nieuwe wereld staan. Dit is het grootste nieuws, hoewel het betekent dat wij aan het eind van de van zorgen vervulde, door vraagstukken gepijnigde, krankzinnige, liefdeloze oude wereld staan. Wij willen de nieuwe. Wij verlangen er naar deze oude te verlaten.
6. In hoeverre verschillen de mensen van vandaag niet van die welke negentien eeuwen geleden gedurende Jezus’ tegenwoordigheid op aarde leefden?
6 Vooraanstaande mannen van de christenheid en het jodendom hebben hun eigen opvattingen met betrekking tot de tekenen en wonderen waarin God dient te voorzien, willen zij gaan geloven. Zulke mensen zijn vandaag niet anders dan de mensen die negentien eeuwen geleden in het Midden-Oosten woonden. Daar was een man die er getuigenis van aflegde Gods eniggeboren Zoon te zijn. Zijn naam was Jezus Christus van de geslachtslijn van koning David van Jeruzalem. De twee joodse religieuze sekten der Farizeeën en Sadduceeën twijfelden er aan wie hij werkelijk was. Zij verlangden bovennatuurlijke bewijzen, die verschilden van de verbazingwekkende wonderen die hij verrichtte. Eens voedde hij vierduizend mannen, de vrouwen en kinderen niet meegerekend, met slechts zeven broden en een paar visjes. Vervolgens vertelt het ooggetuigeverslag ons: „De Farizeeën en de Sadduceeën naderden hem en vroegen hem, om hem te verzoeken, hun een teken van de hemel te tonen.” Hij vertelde hun van het ene teken dat hun zou worden gegeven. Bij een andere gelegenheid zei hij tegen een menigte mensen: „Dit geslacht is een goddeloos geslacht; het ziet uit naar een teken; maar het zal geen teken gegeven worden behalve het teken van Jona. Want evenals Jona een teken voor de Ninevieten werd, zo zal ook de Zoon des mensen het voor dit geslacht zijn. . . . De mannen van Ninevé zullen in het oordeel over dit geslacht opstaan en zullen het veroordelen; want zij toonden berouw doordat Jona tot hen predikte; maar zie! iemand meer dan Jona is hier.” Die meerdere dan Jona was Jezus Christus zelf. — Matth. 16:1; Luk. 11:29-32.
7. Hoe was Jezus een groter teken dan Jona, en in welk opzicht was hij ook nog een vervulling van een ander teken in de dagen van koning Achaz?
7 Jona werd, door de ervaringen welke hij opdeed en zijn prediking, een „teken” voor de hoofdstad van het Assyrische wereldrijk. Jezus Christus was voor de joden van zijn geslacht een nog groter „teken.” Jezus was niet alleen een tegenbeeld van Jona toen hij in de buik van de aarde was, gedeelten van drie dagen lang dood was en daarna werd opgewekt, maar hij was ook een vervulling van een andere man uit vroeger tijden die een teken was, de profeet Jesaja, die een paar jaar later dan Jona leefde. Gedurende de regering van koning Achaz van Jeruzalem vestigde Jesaja de aandacht op zich als een teken van Jehovah God. In die tijd was het bestaan van het koninkrijk Juda, waarover Achaz regeerde, in gevaar. Tijdens de crisis kondigde Jesaja aan dat hij een „teken” van geweldige betekenis was. Jesaja’s naam betekent „Redding van Jehovah.” Hij zei: „Zie! ik en de kinderen, die Jehovah mij heeft gegeven, zijn in Israël tot tekenen en wonderen van Jehovah der legerscharen, die op de berg Zion woont.” — Jes. 8:18.
8. Hoe gebruikte Jehovah Jesaja drie jaar lang als een teken en wonder tegen Egypte, en waarvoor werden de Israëlieten op deze wijze gewaarschuwd?
8 In Jesaja’s dagen stonden Egypte en het Midden-Oosten net als thans in het middelpunt der belangstelling. Jehovah wilde dat Jesaja een teken tegen Egypte, het land waarheen de Israëlieten toen geneigd waren voor militaire hulp te vluchten, zou zijn. De Assyrische koning Sargon zond vanuit het noorden de bevelhebber Tartan om tegen de Filistijnen op te trekken, en Tartan veroverde hun stad Asdod. „In die tijd sprak Jehovah door middel van de hand van Jesaja, de zoon van Amoz, zeggende: ’Ga, en doe de zak van uw heupen, en de sandalen van uw voeten.’ Hierna deed hij dit, zodat hij naakt en barrevoets rondwandelde.” Drie jaar lang deed Jesaja dat en daarna gaf Jehovah God voor dit ongewone gedrag van Jesaja een verklaring. Hij zei dat Jesaja een teken en een wonder voor de Israëlieten was, en wel met de volgende woorden: „Evenals mijn dienstknecht Jesaja drie jaar als een teken en een wonder tegen Egypte en tegen Ethiopië naakt en barrevoets heeft rondgewandeld, zo zal de koning van Assyrië de meerderheid der gevangenen van Egypte en ballingen van Ethiopië wegvoeren, jongens en oude mannen, naakt en barrevoets, met ontbloot achterste, de naaktheid van Egypte. En [de Israëlieten] zullen stellig verschrikt en beschaamd zijn over Ethiopië, waar zij hun hoop op hadden gevestigd en over Egypte, hun schoonheid. En de bewoners van dit kustland zullen die dag zeker zeggen: ’Zo is het met de hoop vergaan waar wij naar uitzagen, waar wij voor hulp heenvluchtten, ten einde van de koning van Assyrië bevrijd te worden, en hoe zullen wijzelf dan ontsnappen?’” (Jes. 20:1-6) Degenen van Gods belijdende volk die acht sloegen op het teken en wonder dat Jehovah door bemiddeling van Jesaja gaf om hun voor de ondergang van Egypte en Ethiopië te waarschuwen, zetten de gedachte van zich af om in plaats van naar Jehovah naar Egypte voor hulp en redding te vluchten.
JESAJA EN ZIJN ZONEN
9. Waarvan waren Jesaja en zijn kinderen voor het Israël uit de oudheid tekenen, en waarvan vormde de naam van zijn eerste zoon voor Israël een voorteken?
9 Zowel Jesaja’s kinderen als hijzelf waren in het Israël uit de oudheid tekenen en wonderen. Wie waren deze kinderen van Jesaja? Van twee kunnen wij zeker zijn. De eerste heette Schear-Jaschub; die naam op zichzelf is profetisch. Hij betekent: „Slechts een overblijfsel zal terugkeren.” Deze zoon was een teken en zijn naam was een wonder, een veelbetekenend iets of voorteken; net zo zeker als die zoon van Jesaja werd geboren en Schear-Jaschub werd genoemd, zo zeker zou ook datgene gebeuren wat door zijn naam werd voorzegd.
10. Met welke woorden vestigde Jesaja op profetische wijze de aandacht op deze gebeurtenis?
10 Jesaja vestigde profetisch de aandacht op dit feit; hij zei: „Het zal in die dag zeker gebeuren dat zij die van Israël overblijven en degenen van het huis Jakobs die zijn ontvlucht, zich nooit meer om steun tot hem [de Assyrische koning] zullen wenden die hen slaat, en zij zullen zeker in oprechtheid op Jehovah, de Heilige Israëls, steunen. Slechts een overblijfsel, het overblijfsel van Jakob, zal tot de Machtige God terugkeren. Want al zou uw volk, o Israël, ook als de zandkorrels der zee blijken te zijn, dan nog zal slechts een overblijfsel van hen terugkeren. Een verdelging waartoe het besluit is genomen, zal in rechtvaardigheid doorstromen, want de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, zal in het midden van het gehele land een verdelgende en een strenge beslissing ten uitvoer brengen.” — Jes. 10:20-23.
11. Wat betekende Schear-Jaschubs naam daarom, en wat moesten de Israëlieten van het koninkrijk Juda derhalve ondergaan?
11 De naam Schear-Jaschub betekende daarom dat het koninkrijk Juda omvergeworpen zou worden, dat haar hoofdstad Jeruzalem en haar tempel zouden worden vernietigd, de overlevende joden als gevangenen naar Babylon zouden worden gevoerd en dat na een lange tijdsperiode slechts een overblijfsel naar het vaderland zou terugkeren om de hoofdstad en de tempel voor Jehovah te herbouwen. Zo ernstig zou de toestand in verband met het voortbestaan van de natie Israël worden, dat Jesaja profeteerde: „Als niet Jehovah der legerscharen zelf slechts een paar overlevenden voor ons had gespaard, zouden wij net als Sodom zijn geworden, wij zouden op Gomorra zelf hebben geleken” (Jes. 1:9). Sodom en Gomorra werden door een van boven neerdalende regen van zwavel en vuur vernietigd. Door net zo verdorven te worden als het oude Sodom en Gomorra, zou het koninkrijk Juda eveneens een volledige vernietiging hebben ondergaan als Jehovah niet een overblijfsel van getrouwe joden had gespaard en hun te gelegener tijd naar hun vaderland had laten terugkeren om Jeruzalem en Jehovah’s tempel te herbouwen. De Israëlieten van het koninkrijk Juda moesten dit alles, net zo zeker als Jesaja’s oudste zoon was geboren en Schear-Jaschub was genoemd, ondergaan.
12. Wie was Jesaja’s zoon die reeds voordat hij verwekt was, een naam kreeg, en hoe ging de betekenis van zijn naam als bewijs dat hij een teken en een wonder was, in vervulling?
12 Een andere zoon van Jesaja ontving al een naam voor hij verwekt was, en de naam werd door betrouwbare getuigen bevestigd. Jesaja vertelt ons: „Jehovah zei mij vervolgens: ’Neem een groot schrijfbord en schrijf er op met een menselijke stift: „Maher-Schalal Chaz-Baz.” En laten getrouwe getuigen dit voor mij bevestigen, Uria de priester, en Zacharia, de zoon van Jeberechja.’ Toen naderde ik tot de profetes, en zij werd zwanger en baarde op de bestemde tijd een zoon. Toen zei Jehovah tot mij: ’Noem hem Maher-Schalal Chaz-Baz, want eer de jongen weet hoe hij „Mijn vader!” en „Mijn moeder!” moet roepen, zal men de rijkdommen van Damascus en de buit van Samaria voor de koning van Assyrië wegslepen,’” (Jes. 8:1-4). De geschiedenis bericht dat koning Salmaneser de hoofdstad van het noordelijke koninkrijk van Israël in 740 v. Chr. veroverde en vernietigde en dat de overlevende Israëlieten als gevangenen naar het land Assyrië en de steden der Meden werden gebracht (2 Kon. 17:1-6). De betekenis van Jesaja’s zoon Maher-Schalal Chaz-Baz was letterlijk vervuld. Deze jongen had aldus als een waarachtig teken en wonder gediend.
13, 14. (a) Welke andere zoon heeft Jesaja waarschijnlijk nog gehad, en onder welke omstandigheden werd er in verband met zijn naam een voorzegging gedaan? (b) Voor welke overstroming van zijn land werd deze voorzegde zoon gewaarschuwd?
13 Er is waarschijnlijk nog een andere zoon van Jesaja geweest, en deze moest Immanuel worden genoemd. Tegen die tijd hadden de koning van noordelijk Israël en de koning van Syrië een complot beraamd tegen het koninkrijk Juda om koning Achaz, een afstammeling van koning David, van de troon te stoten en een zekere zoon van Tabeal, waarschijnlijk een Syriër, op de „troon van Jehovah” te zetten. Deze politieke samenzwering beangstigde koning Achaz; hoewel koning Achaz goddeloos was, zou Jehovah God de samenzwering toch niet laten gelukken. Ten einde koning Achaz hiervan te verzekeren, zei hij tegen Jesaja: „Ga, treed Achaz toch tegemoet, gij en Schear-Jaschub, uw zoon, . . . ’Dit is wat de Here Jehovah heeft gezegd: „Het zal geen stand houden, noch zal het plaatsvinden. Want het hoofd van Syrië is Damascus, en het hoofd van Damascus is [koning] Rezin; en binnen slechts vijfenzestig jaar zal Efraïm [het leidende lid van het koninkrijk Israël] in stukken geslagen worden zodat het geen volk zal zijn. . . . Tenzij gijlieden geloof hebt, zo zult gij in dat geval niet lang bestaan.”’”
14 Toen zei Jehovah tot koning Achaz van Juda: „Vraag voor uzelf een teken van Jehovah uw God; maak het zo diep als Sheol of maak het zo hoog als de hoogste gebieden.” De ontrouwe Achaz weigerde ’Jehovah op de proef te stellen.’ Toen zei Jesaja: „Daarom zal Jehovah ulieden zelf een teken geven: Zie! De maagd zelf zal werkelijk zwanger worden, en zij zal een zoon baren en zij zal hem zeker Immanuel noemen” (Jes. 7:1-14). Later, toen Jehovah vertelde hoe de Assyrische legers Syrië en Israël zouden omverwerpen, en zelfs het land Juda zouden bezetten en Jeruzalem zouden bedreigen, zei hij tegen Jesaja: „Zie! Jehovah doet de machtige en vele wateren van de Rivier tegen hen opkomen, de koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid. En hij zal zeker buiten al zijn beddingen stijgen en buiten al zijn oevers treden en dwars door Juda stromen. Hij zal werkelijk overstromen en er doortrekken. Hij zal tot aan de hals reiken. En wanneer hij zijn [militaire] vleugels zal uitslaan, zal dit geschieden ten einde de breedte van uw land te vullen, o Immanuel!” (Jes. 8:5-8) Hoe werd de naam Immanuel vervuld?
IMMANUEL
15, 16. (a) Wanneer en hoe ging de naam Immanuel in vervulling? (b) Hoe bewees hij aan de betekenis van zijn voorzegde naam te beantwoorden?
15 Voor het geschiedkundige antwoord moeten wij ons meer dan zevenhonderd jaar verder verplaatsen, naar de geboorte van degene van wie Jesaja een profetisch beeld was. Jozef, de timmerman van de Galilese plaats Nazareth, aarzelde zijn verloofde, Maria, tot vrouw te nemen, want zij was op een onverklaarbare wijze zwanger geworden. In een droom verscheen Jehovah’s engel aan de verbijsterde Jozef en zei: „’Jozef, zoon van David, vrees niet Maria, uw vrouw, mee naar huis te nemen, want dat wat in haar is verwekt, is door heilige geest. Zij zal een zoon baren, en gij moet hem „Jezus” noemen, want hij zal zijn volk van hun zonden redden.’ Dit alles is in werkelijkheid geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen Jehovah door zijn profeet had gesproken, zeggende: ’Zie! de maagd zal zwanger worden en zal een zoon baren, en zij zullen hem „Immanuel” noemen,’ hetgeen vertaald zijnde betekent, ’Met ons is God.’” Toen Jozef uit zijn slaap ontwaakte, deed hij zoals hem was gezegd.
16 Ter bestemder tijd baarde Maria een zoon, en hij werd Jezus genoemd. Op de leeftijd van dertig jaar begon Jezus het koninkrijk van God bekend te maken; wegens zijn getrouwheid aan Gods koninkrijk werd hij ter dood gebracht. Op de derde dag wekte de Almachtige God hem uit de doden op; veertig dagen later voer Gods zoon ten hemel en ging hij aan Gods rechterhand zitten. Van daaruit begon hij, door middel van zijn menselijke slachtoffer en door gebruik te maken van zijn grote macht in hemel en op aarde, zijn volk, zijn volgelingen op aarde, van hun zonden te redden, opdat zij eeuwig leven in Gods nieuwe wereld zouden mogen verwerven. Aldus bewees hij, zelfs tot op heden, dat ’God met ons is’ en dat de naam Immanuel hem dus rechtmatig toebehoort. — Matth. 1:18-25.
17. Wie zijn door Jehovah aan Immanuel geschonken, en in welke nauwe verwantschap staan zij tot hem?
17 Door hun geloof in deze Immanuel, en door zich zelfs aan Jehovah God op te dragen en in de voetstappen van zijn getrouwe Zoon, Immanuel, te treden, heeft Jehovah 144.000 van zulke getrouwe volgelingen verwekt en hen tot zonen van God, Zijn kinderen, gemaakt. Hij maakt deze door de geest verwekte zonen in het beloofde koninkrijk der hemelen tot mede-erfgenamen van Immanuel, Jezus Christus. Daardoor worden zij de geestelijke broeders van Immanuel, Gods koninklijke Zoon. Daar Jezus het middel werd tot hun eeuwige redding, geeft Jehovah God deze kinderen van Hem als een bruidsklasse en als een „kleine kudde” schapen, aan wie het de hemelse Vader behaagd heeft het hemelse koninkrijk te geven, aan Jezus (Luk. 12:32; Rom. 8:14-17). Thans, na deze negentien eeuwen, verblijft er slechts een overblijfsel van hen op aarde.
18, 19. In hoeverre zijn de namen Jesaja en Jezus met elkaar te vergelijken, en in welk opzicht hebben Jezus’ volgelingen, zoals uit Hebreeën 2:10-13 blijkt, tezamen met Jezus een bepaalde functie?
18 Laten wij er thans echter eens even aan denken dat Jezus net als Jesaja een teken was. De namen Jezus en Jesaja betekenen hetzelfde, behalve dat in Jezus’ naam Gods naam Jehovah aan het begin staat terwijl deze in Jesaja’s naam aan het eind is geplaatst. Jezus betekent „Jehovah is redding” en Jesaja „Gered heeft Jehovah.” Evenals hun Redder en Leider zijn Jezus’ 144.000 volgelingen tekenen. De leden van het overblijfsel van hen zijn tekenen voor het geslacht dat in de „tijd van het einde” van deze ellendige wereld leeft. Hoe kunnen wij dit zeggen? Op basis van het woord van de profeet in Jesaja 8:18. Onder inspiratie haalde de christelijke schrijver van de brief aan de Hebreeën deze woorden aan en paste ze op Jezus en zijn 144.000 discipelen toe, zeggende:
19 „Het was passend dat hij [God] ter wille van wie en door bemiddeling van wie alles is bij het tot [hemelse] heerlijkheid brengen van vele zonen, de Voornaamste Vertegenwoordiger van hun redding door lijden zou volmaken. Want hij [Jezus] die heiligt en zij die geheiligd worden spruiten allen uit één [Vader] voort, en daarom schaamt hij zich niet hen ’broeders’ te noemen, zoals hij zegt: ’Ik zal mijn broeders uw naam bekendmaken . . .’ en wederom: ’Ziet! Ik en de jonge kinderen die Jehovah mij heeft gegeven.’” — Hebr. 2:10-13.
20. Wat zijn zij die aan Jezus zijn gegeven, ondanks dat het „jonge kinderen” worden genoemd, in werkelijkheid van hem, en in welk werk zijn zij met hem verbonden?
20 Deze „jonge kinderen” zijn niet de grote schare „andere schapen” voor wie Jezus Christus, de Koning, op de „toekomende bewoonde aarde” „voor eeuwig Vader” zal zijn (Jes. 9:6; Hebr. 2:5). Gods „jonge kinderen” zijn degenen die door zijn geest zijn verwekt ten einde zijn geestelijke kinderen te worden. Dezen heeft Jehovah aan Jezus gegeven. In gebed tot Jehovah God zei Jezus: „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven. Zij waren van u, en gij hebt hen aan mij gegeven en zij hebben uw woord in acht genomen. Ik doe een verzoek voor hen; ik doe een verzoek, niet voor de wereld, maar voor hen die gij mij hebt gegeven, omdat zij van u zijn, en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en ik ben te midden van hen verheerlijkt” (Joh. 17:6, 9, 10). De hemelse Vader geeft Jezus 144.000 van deze „jonge kinderen” van God om in Gods geestelijke gezin zijn broeders en in Gods werk zijn metgezellen te zijn. Wat voor werk? Tekenen en wonderen op aarde te zijn. Jezus zei dat hij een teken was; hij zegt ook dat zijn door de geest verwekte en gezalfde broeders eveneens tekenen en wonderen moeten zijn. Tot op deze dag zijn ze het geweest.
21, 22. (a) Hoe leidden de omstandigheden er voor zijn overgebleven geestelijke broeders toe dat zij een moderne Schear-Jaschub werden? (b) Hoe kreeg de Grote Jesaja zijn hedendaagse Schear-Jaschub-klasse?
21 Daarom moeten zij als Schear-Jaschub en Maher-Schalal Chaz-Baz zijn. Jezus Christus is zelf de grote Immanuel. Zijn overgebleven geestelijke broeders op aarde vormen thans de huidige Schear-Jaschub want de betekenis van die Hebreeuwse naam is op hen van toepassing. Gedurende de eerste Wereldoorlog raakten zij in geestelijk en in lichamelijk opzicht in gevangenschap aan de oorlogvoerende natiën der christenheid. Zelfs de president en de secretaris-penningmeester van de Watch Tower Bible & Tract Society werden als gevolg van de opgewonden toestand in die wereldomvattende strijd gearresteerd en gevangen gezet. Deze kinderen van God verwachtten dat de eerste Wereldoorlog op wereldrevolutie zou uitlopen en dat deze op wereldanarchie zou uitdraaien, hetgeen voor alle natiën van deze wereld Armageddon zou betekenen. Was dit echter gebeurd, en had de Almachtige God de voorzegde strijd van Armageddon toen laten losbarsten, dan waren deze geestelijke broeders van de Grotere Jesaja in hun geestelijke gevangenschap aan de wereldse natiën misschien wel met hen vernietigd. Het zou hen wel eens net als Sodom en Gomorra kunnen zijn vergaan. God gaf Jesaja echter lang geleden een zoon, Schear-Jaschub genaamd, hetgeen „Slechts een overblijfsel zal terugkeren” betekent. Om die naam te vervullen, moest Jehovah aan Jezus Christus, de Grotere Jesaja, een overblijfsel van „jonge kinderen,” zijn broeders, die naar Jehovah’s organisatie waren teruggekomen, geven.
22 Jehovah God heeft dit gedaan. In 1918 liet hij de grote verdrukking die over de vijandelijke organisatie van Satan de Duivel was begonnen, ophouden. Gelijk hiermee hield ook de eerste Wereldoorlog op 11 november van dat jaar op. Zijn tijd voor Armageddon, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige,” behoorde nog steeds tot de toekomst. Op deze manier verkortte hij de dagen van die verdrukking over Satans onzichtbare en zichtbare organisatie. Toen, in het voorjaar van 1919, bevrijdde hij zijn „jonge kinderen,” het overblijfsel van degenen die Jezus Christus als zijn broeders erkende, uit hun gevangenschap aan het hedendaagse Babylon. God deed hen door bemiddeling van hun oudste broeder, Jezus Christus, weer naar zijn theocratische organisatie en zijn werk terugkeren. Zo keerde slechts een overblijfsel, de gezalfde „jonge kinderen” van God die zich waarlijk hadden opgedragen, terug, waarna God hen aan de Grotere Jesaja, Jezus Christus, gaf. Jezus voorzei dat dit in de „tijd van het einde” dezer wereld zou gebeuren (Matth. 24:21, 22, 30, 31). Het gebeurde ook, en de Grotere Jesaja kreeg zijn Schear-Jaschub-klasse. Gedurende enige jaren in de na-oorlogse periode nam het weergekeerde overblijfsel toe, maar de laatste tijd is hun aantal minder geworden, aangezien velen van hen hun aardse loopbaan in Jezus’ voetstappen hebben beëindigd.
23. Uit hoeveel personen bestaat dit geestelijke overblijfsel thans, en waarom mag men toch niet op hen neerzien of hen onbetekenend achten?
23 Thans telt het overblijfsel volgens berichten uit 1958 iets minder dan zestienduizend leden. Laat geen natie ter wereld echter op hen neerzien en hen onbetekenend achten. Laten de op schapen gelijkende mensen niet denken dat zij geen speciale taak in het voornemen van Jehovah God hebben. Dit geestelijke overblijfsel treedt als een teken voor de gehele wereld op de voorgrond; evenals Jesaja’s zoon Schear-Jaschub van vroeger, is deze geestelijke minderheid er een zichtbaar, van de Allerhoogste God afkomstig bewijs van dat het overblijfsel is teruggekeerd. Het vormt er een zichtbaar, tastbaar bewijs van dat Jehovah God zich aan zijn woord houdt en de profetie die lang geleden in zijn heilige naam werd uitgesproken, heeft vervuld. Iedereen dient dit geestelijke overblijfsel als een teken van de Allerhoogste God te bezien.
24. Waarom moeten zij als een bepaald bewijs dienen, om wat te volbrengen heeft hij dit overblijfsel derhalve uitgezonden en waarnaartoe?
24 Daar zij als een teken werden bevrijd, moeten zij als een bewijs dienen, als personen die alle natiën in deze tijd van het einde der wereld ergens op wijzen. Zij moeten naar voren treden als een levend bewijs van het feit dat Jehovah door middel van zijn heilige arm van kracht zijn volk uit de macht van de vijand kan bevrijden en redden. Het volgende is op het ogenblik werkelijk waar: „Jehovah heeft zijn heilige arm voor de ogen van alle natiën ontbloot en alle einden der aarde moeten de van onze God afkomstige redding zien” (Jes. 52:10). Hiertoe moest hij de leden van het overblijfsel uitzenden, wilden zij tot de einden der aarde bekend worden. Volgens zijn verklaring zou hij dit doen ten einde een grote wereldomvattende bijeenvergadering van op schapen gelijkende mensen uit alle delen der wereld ten uitvoer te brengen. Hij zei: „’Ik kom om alle natiën en tongen bij elkaar te brengen, en zij zullen moeten komen en mijn heerlijkheid zien. Ik zal een teken onder hen stellen, en ik zal enkelen van hen die naar de natiën ontkomen zijn, zenden, . . . de veraf gelegen eilanden, die geen bericht van mij hebben gehoord of mijn heerlijkheid hebben gezien, en zij zullen onder de natiën zeker over mijn heerlijkheid vertellen. Zij zullen werkelijk uit alle natiën al uw broeders als een gift tot Jehovah brengen, . . . tot mijn heilige berg, Jeruzalem,’ heeft Jehovah gezegd, . . . ’Want evenals de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde die ik maak, voor mij staan,’ luidt de uitspraak van Jehovah, ’zo zal ulieder nageslacht en naam blijven bestaan.’” — Jes. 66:18-22.
25-27. (a) Wie zijn door Jehovah aldus de Grotere Jesaja bijeenvergaderd? (b) Wat heeft Jehovah hun opgedragen, en wie hebben zich als gevolg hiervan in deze tijd met Jehovah’s tekenen en wonderen verbonden?
25 Door zijn bevrijde overblijfsel op deze wijze aan de natiën ten teken te geven, heeft Jehovah thans de overgebleven leden van zijn overblijfsel-klasse tot Jezus Christus, de Grotere Jesaja, bijeenvergaderd, ten einde het van tevoren vastgelegde aantal van 144.000 medeërfgenamen van zijn Zoon, volledig te maken. In overeenstemming met hun functie als tekenen en wonderen, heeft Jehovah zijn overblijfsel door bemiddeling van zijn Grotere Jesaja het volgende bevel gegeven: „Trekt uit, trekt uit door de poorten, gij mannen. Maakt de weg van het volk vrij. Verhoogt, verhoogt de grote weg. Ruimt de stenen er van af. Heft een signaal op voor de volken” (Jes. 62:10). Het signaal dat zij omhoogheffen, is de boodschap van Gods koninkrijk, en op het ogenblik is dit Koninkrijkssignaal reeds in 170 natiën opgeheven. Honderdduizenden op schapen gelijkende mensen, „andere schapen” van Gods Juiste Herder Jezus Christus, hebben dit opgeheven „signaal” waargenomen en het met vreugde begroet! Door hun onverdeelde steun aan Gods koninkrijk onder Christus te geven en zich onder bescherming en bevel daarvan te scharen, hebben zij zich er onder verzameld. Zij hebben zich achter de enige religie of aanbidding geschaard welke door zijn hemelse koninklijk gemachtigd en goedgekeurd wordt, de verheven aanbidding van Jehovah God in zijn geestelijke tempel. Hun bijeenvergadering is een wereldomvattend teken van de „laatste dagen” van deze wereld, want Jesaja voorzei dat dit in haar „tijd van het einde” zou geschieden, zeggende:
26 „In het laatste der dagen moet het geschieden dat de berg van het huis van Jehovah hecht zal worden bevestigd boven de top der bergen, en hij zal zeker boven de heuvelen worden verheven, en alle natiën moeten er naar toestromen. Vele volken zullen er zeker naar toe gaan en zeggen: ’Komt, gij volk, en laat ons opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob, en hij zal ons over zijn wegen onderwijzen en wij zullen op zijn paden wandelen.’ Want vanuit Zion zal de wet worden uitgevaardigd, en het woord van Jehovah vanuit Jeruzalem. Hij zal zeker oordelen onder de natiën en aangelegenheden betreffende vele volkeren in orde brengen. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten omsmeden en hun speren tot snoeimessen. Geen natie zal het zwaard tegen een andere natie opheffen, noch zullen zij ooit de oorlog meer leren. O mannen van het huis van Jakob, komt en laat ons in het licht van Jehovah wandelen.” — Jes. 2:2-5.
27 Zo sluiten zij zich bij Jehovah’s tekenen en wonderen aan.