Mijn doel in het leven nastreven
Zoals E.C. Ihrig dit heeft verteld
IN 1926, toen mijn moeder voor het eerst in het bezit kwam van enkele door het Wachttorengenootschap uitgegeven brochures, besefte ik nog niet in het minst dat ik eens als een volle-tijd-bedienaar van het evangelie mijn doel in het leven zou nastreven. Ik had die brochures als ’weer een andere religie’ waarvoor ik geen belangstelling had, van de hand gewezen. Maar zie nu eens, nu ben ik na ongeveer vierendertig jaar — waarvan ik zesentwintig jaar in de volle-tijd-pioniersdienst heb doorgebracht — als een zendeling van Jehovah’s getuigen in Brits Honduras.
In 1928 kochten wij onze eerste radio, en tot op heden denk ik nog steeds dat dit het beste is wat wij ons ooit hebben aangeschaft. In het begin hadden wij voornamelijk belangstelling voor de plaatselijke berichtgeving, maar later stemden wij ons toestel, min of meer bij toeval, af op een van de door het Genootschap tijdens een vergadering verzorgde programma’s, die gelijktijdig over een aantal stations werden uitgezonden. Ik begon in te zien dat dit een religie was die werkelijk anders was.
Toen ik enige tijd later bij een van mijn broers op bezoek ging, bemerkte ik dat hij enkele van de publikaties in zijn bezit had. Ik vroeg ze dadelijk te leen, en hij stemde er even prompt mee in daar hij er weinig belangstelling voor had. Toen ik het adres van het Genootschap opmerkte en las dat er een catalogus verkregen kon worden, stuurde ik mijn naam en adres op; het duurde niet lang of ik las met vreugde de beschrijving van alle gecatalogiseerde boeken en brochures. Ik zond zo spoedig mogelijk een bestelling op.
Ik kwam op een tamelijk ongewone wijze met de plaatselijke gemeente in contact. Gewoonlijk gebeurt dit doordat leden van de gemeente bij de mensen op bezoek komen, maar in dit geval geschiedde het doordat ik een gesprek begon met een oudere man die ik reeds enige tijd kende. Hij was voor een plotselinge regenbui gaan schuilen in een nieuw huis dat door mijn broer en mij werd gebouwd. Het is moeilijk te zeggen wie het meest verrast was. Van hem vernamen wij over de plaatselijke gemeente, welke destijds in zijn huis samenkwam. Wij kwamen tevens te weten dat er binnenkort een reizende vertegenwoordiger van het Genootschap zou komen om een lezing te houden. Wij werden uitgenodigd. Indien er nog enige twijfel in onze geest was geweest of dit wel de waarheid was, dan werd die door deze lezing volledig weggenomen. Hier ontmoette ik eveneens de eerste pioniers die ik ooit heb gekend. Enkele jaren later had ik het voorrecht met een groepje pioniers te werken onder wie ook zij zich bevonden. Ik ben altijd dankbaar geweest voor deze ervaring en ben er ten zeerste door geholpen om — vooral in het zendingsveld — mijn doel in het leven na te streven.
Wanneer ik op mijn eerste ervaring in de velddienst terugkijk, kan ik zien hoe ver de organisatie tot nu toe gevorderd is en hoe verstandig het is om in alles altijd gelijke tred met de organisatie te houden. In die dagen hadden wij geen partners die ons opleidden. Ik werkte eerst ongeveer een uur lang met een andere broeder samen en kreeg toen een handvol brochures en een paar bladen papier. Wij gingen toen namelijk met een verzoekschrift rond in verband met het uitzenden van de Koninkrijksboodschap over de radio. Dit werk leek mij bijzonder belangrijk toe omdat ik door middel van de radio werkelijk belangstelling voor de boodschap had gekregen. Hoe het mij echter verging toen ik alleen werkte, blijkt wel uit het feit dat ik drie zondagochtenden werkte zonder een brochure te verspreiden of ook maar een enkele handtekening op het verzoekschrift te krijgen. Dit was tamelijk ontmoedigend, maar ik ben altijd heel blij geweest dat ik er niet de brui aan heb gegeven.
MET DE PIONIERSDIENST BEGINNEN
Na korte tijd ontmoette ik een jonge broeder die later mijn eerste pionierpartner werd. Nadat ik met hem had gesproken en bovendien zo vele aanmoedigende velddienstervaringen in de publikaties van het Genootschap had gelezen, voelde ik dat ik gereed was om te pionieren.
Vlak voordat wij naar onze eerste toewijzing in Missouri, VS, gingen, hadden wij het voorrecht mijn eerste grote vergadering te bezoeken. Op die vergadering waren ook broeder Rutherford en anderen van het Genootschap aanwezig. Dit gaf ons precies de stoot die wij nodig hadden. Het was de eerste keer dat ik enige tijd van huis was geweest. Om zo’n 800 kilometer van huis af te zijn met niet veel meer dan dertig gulden voor ons beiden op zak, was in het begin geen prettig gevoel. Naarmate wij echter werkten en belangstellende personen vonden met wie wij konden omgaan, gingen wij ons veel beter voelen.
Wij begonnen het werk in deze toewijzing niet alleen door een grote vergadering te bezoeken, maar hadden — als een soort van beloning voor de voltooiing ervan — eveneens het grootse voorrecht nog een congres bij te wonen. Ditmaal was het de in 1935 gehouden vergadering te Washington, VS. Dat wij daar aanwezig konden zijn, leek ons bijna als een wonder, aangezien wij tot op de tijd van het vertrek nog niet wisten hoe wij zouden gaan. Omdat wij echter bijzonder goed gebied voor het verspreiden van lectuur hadden en tevens door de goede broeders en zusters en mensen van goede wil werden geholpen, konden wij onze reis per schoolbus — die bijna helemaal met pioniers gevuld was — betalen en vertrokken wij vanuit Little Rock in Arkansas, VS. Wij haalden niet alleen het congres, maar waren ook nog in staat om naar onze volgende toewijzing in Iowa, VS, te reizen.
Verscheidene jaren bleef ik in geïsoleerd gebied pionieren. Pas in 1940 begon ik enige ervaring met een gemeente te krijgen. Dit was toen wij in een gebied dat wij bewerkten, een aanzienlijk aantal belangstellende personen vonden en dachten dat er een gemeente gevormd diende te worden. Toen de zonedienaar op bezoek kwam, werd dit geregeld en hij beval mij als gemeentedienaar aan. Het duurde niet lang of ik bemerkte dat er meer verantwoordelijkheden in het verschiet lagen. In het kort gezegd, ik ontving een brief van het Genootschap, waarin mij dit keer werd gevraagd een onbezette plaats in de gelederen van de zonedienaren in te nemen.
Ongeveer een jaar later liep het zonewerk ten einde. Toen opende het speciale pionierswerk zich voor ons. Dit was nu precies wat ik graag had gewild. Nu kon ik heel veel van huis tot huis werken en vele studiën bedienen, want dit was de tijd waarin er een ernstig begin met het huisbijbelstudiewerk werd gemaakt. Niet zo lang daarna werd er weer een congres georganiseerd. Hier vernamen wij voor het eerst van een school waar zendelingen voor dienst in den vreemde werden opgeleid. Maar dat was mijns inziens voor anderen en beslist niet voor mij. Mijn gedachten waren echter onjuist. Korte tijd daarna werd een gedeelte van ons groepje — waartoe ik ook behoorde — naar een kleine stad in het zuidelijke deel van Illinois, VS, gezonden. Toen wij hier nog niet zo lang waren, kwam de brief die mij werkelijk tot een gebedsvol nadenken stemde. Wat voor een brief denkt u dat dit was? Een brief van het bureau van de president plus een aanvraagformulier voor de Wachttoren Bijbelschool Gilead. Zo had ik het voorrecht om de allereerste klas van de Gileadschool te bezoeken.
Ik aarzelde om mijn partner in dat tamelijk moeilijke gebied achter te laten, maar hij moedigde mij aan om te gaan. Voordat wij in dat gebied kwamen, waren Jehovah’s getuigen er namelijk bij verschillende gelegenheden door het gepeupel aangevallen en geslagen. Ik ontving nog een verdere aansporing toen ik na Gilead het voorrecht had een congres in Chicago te bezoeken, waar ik onder meer een echtpaar op leeftijd ontmoette uit hetzelfde stadje vanwaar ik naar de Gileadschool was gegaan en bij wie ik een studie had geleid. Het gaf mij grote vreugde om te zien dat ten minste twee mensen uit dat gebied naar voren waren gekomen en hun standpunt voor Jehovah hadden ingenomen.
ZEGENINGEN VAN HET ZENDINGSWERK
Ofschoon de eerste klas omstreeks de helft van het jaar 1943 eindigde, konden wij pas tegen het einde van 1945 naar Brits Honduras vertrekken, zodat ik hier nu vijftien jaar ben. Wanneer ik naar die tijd terugkijk, toen er nog maar zo’n zes of acht personen waren die het licht der waarheid naar allen uitstraalden, en dan nu de toename zie, ben ik werkelijk blij dat ik er een klein aandeel in heb gehad. Destijds was er slechts één kleine gemeente, want in de buitengebieden waren geen gemeenten. Gewoonlijk bezocht ik deze plaatsen een paar weken achtereen en zaaide dan het zaad door boeken te verspreiden, abonnementen af te sluiten en lezingen te houden. Wanneer wij nu naar zulke plaatsen gaan, vinden wij er óf een gemeente óf ten minste een geïsoleerde groep van onze broeders en zusters, die daar anderen helpen het licht der waarheid te zien.
Het maakt het leven waardevol wanneer men van deze toename ook personen deel ziet uitmaken die men heeft bezocht en heeft geholpen de Koninkrijkswaarheid te begrijpen. Om een voorbeeld te noemen: In het westelijke deel van de kolonie bevindt zich een geïsoleerde groep, en enkele kilometers verder een kleine gemeente van onze broeders en zusters. Er zijn hier twee jonge inheemse speciale pioniers die met deze twee groepen samenwerken en er het opzicht over hebben. Een van hen is een jongeman die enkele jaren geleden, toen hij nog maar een knaap was, door mij werd bezocht. Toen er vervolgens in 1954 in een ander deel van de kolonie nog een zendingshuis werd geopend, ontmoette ik deze jonge knaap weer. Ditmaal was hij gereed om te gaan. Het zaad was ontsproten en door het slechts een weinig water te geven en te verzorgen, was het gereed om vruchten voort te brengen.
Een andere kleine gemeente op het platteland heeft als gemeentedienaar een persoon aan wie ik enkele jaren geleden lectuur had verspreid en met wie een studie kon worden begonnen. Daar dit gebied behoorlijk ver van Belize af lag, kon ik de studie niet voortzetten maar trof regelingen dat een andere broeder die er niet zo ver vandaan woonde, de studie zou bedienen. Toen deze persoon in de loop van de studie werd getoond aan welke rechtvaardige vereisten inzake het huwelijk er voldaan moest worden, was hij gereed om zijn leven in overeenstemming daarmee in te richten. Thans geniet hij het voorrecht om zijn broeders en zusters en andere mensen van goede wil in zijn omgeving te dienen. Het schenkt mij vreugde dat ik er een klein aandeel aan heb mogen hebben om hem te helpen.
Vlak nadat het tweede zendingshuis werd geopend, werd er een gemeente opgericht. De kern hiervan werd gevormd door enkele personen die ik in voorgaande jaren — toen deze streek als geïsoleerd gebied werd bewerkt — had bezocht. Aangezien er nu een zendingshuis was geopend, konden wij het gezaaide zaad water geven, en het duurde dan ook niet lang of het begon te groeien en vruchten voort te brengen. Nog in 1952, toen wij er ons eerste congres hielden, was er geen teken van een gemeente. Nu is het een van de sterkste gemeenten in de kolonie. Ze heeft zulke vorderingen gemaakt, dat de broeders en zusters in staat waren om veel van de plaatselijke regelingen voor het houden van een congres te behartigen. Een speciale pionier uit het land zelf, die op de in 1958 te New York gehouden internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van de Gileadschool afstudeerde, is er thans opziener.
Na mijn terugkeer van het congres in 1958, ontving ik nog een extra voorrecht. Ik werd naar Belize geroepen om daar mee te helpen aan en de leiding te hebben over de bouw van een nieuw bijkantoor en een nieuwe Koninkrijkszaal.
Wanneer er nog enigen zijn die in twijfel verkeren of zij de volle-tijd-dienst wel zullen ingaan, denk dan slechts aan de volgende schriftuurplaats: „God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt” (Matth. 6:8). Uit persoonlijke ervaring van zesentwintig jaar volle-tijd-dienst kan ik zeggen dat die woorden waar zijn, en dat hij in alle noodzakelijke dingen, zowel op stoffelijk als op geestelijk gebied, heeft voorzien. Soms leek iets wel eens erg moeilijk, maar door op Jehovah te vertrouwen en hard met zijn werk bezig te zijn, is er altijd een uitweg geweest. Laat Jehovah u bewijzen dat hij goed is. Stel hem op de proef door er nu mee te beginnen uw doel in het leven als een volle-tijd-verkondiger van het goede nieuws na te streven. Naarmate de tijd verstrijkt, zullen er ongetwijfeld nieuwe terreinen van volle-tijd-dienst voor u opengaan. Misschien de speciale pioniersdienst, zodat u naar een plaats kunt gaan waar nog geen broeders en zusters werken, of naar een zwakke gemeente welke rijpe hulp nodig heeft. Men weet werkelijk nooit wat Jehovah voor hen die hem aan zijn woord zullen houden, in petto heeft. Wij weten echter dat het goed zal zijn, wat het ook is.