„Wijsheid is bij de bescheidenen”
ZOU u graag vele van ’s levens valkuilen en moeilijkheden willen vermijden? Zou u graag willen vermijden dat u anderen onnodig beledigt en in plaats daarvan liever door degenen in uw omgeving bemind willen worden? En zou u bovenal niet graag de mogelijkheid willen verkleinen dat u uw Schepper beledigt? Kweek dan bescheidenheid aan, want deze deugd zal in al deze opzichten een grote hulp voor u betekenen.
Er is heel veel over de lofwaardigheid van bescheidenheid geschreven, maar de beste beschrijving treffen wij in Gods Woord, de bijbel, aan. Door middel van voorschriften en voorbeelden — die beide de goede resultaten van bescheidenheid en de slechte gevolgen van onbescheidenheid aantonen — leert de bijbel ons bescheidenheid aan te kweken.
De woorden „bescheidenheid” en „bescheiden” hebben verschillende betekenissen. Eén betekenis heeft betrekking op afmetingen. Wij spreken over een bescheiden inkomen, een bescheiden huis of een bescheiden Koninkrijkszaal. In deze betekenis heeft het woord bescheiden betrekking op iets wat gematigd en pretentieloos is. Alle begin is meestal bescheiden, en zo vroeg God de joden die uit de Babylonische gevangenschap terugkeerden: „Wie veracht den dag der kleine dingen?” De herbouw van Jehovah’s tempel te Jeruzalem had een bescheiden begin maar diende daarom niet veracht te worden. De zuivere aanbidding van Jehovah God was er per slot van rekening bij betrokken. — Zach. 4:10.
Een andere betekenis van bescheidenheid, en wel de betekenis waarvoor wij ons bij deze bespreking het meeste interesseren, is „bewustheid van eigen beperkingen; afwezigheid van overmatig zelfvertrouwen; geen ijdelheid of verbeelding bezittend”. Iemand die in deze betekenis bescheiden is, heeft „geen te hoge gedachten van zichzelf” en is „zonder enige aanmatiging” (v. Dale). Het betekent dat men enigszins gereserveerd is, precies het tegenovergestelde van een al te aanmatigende houding: „Is arrogantie gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen.” — Spr. 11:2, NW.
Het Hebreeuwse woord dat in het woord „bescheidenen” ligt opgesloten, wordt ook in Micha 6:8 aangetroffen, waar het gewoonlijk met het woord „ootmoedig” of „nederig” is vertaald. De Soncino-bijbel zegt echter over de uitdrukking „ootmoedig wandelen”: „Men trekt ongaarne een uitdrukking in twijfel die zo diep in het religieuze bewustzijn van de mensheid is doorgedrongen; toch is het onzeker of ootmoedig wel een passende vertaling van het Hebreeuws vormt. De stam tsana wordt in de bijbel alleen hier en in Spr. xi. 2 aangetroffen (elders wordt anaw gebruikt om ootmoedigheid tot uitdrukking te brengen). Het lexicon wendt zich voor opheldering van de betekenis ervan tot het rabbijnse Hebreeuws, en daar betekent het woord ’bescheidenheid’, . . .” Heeft „bescheidenheid” hier echter betrekking op fatsoenlijkheid of kuisheid, zoals het rabbijnse Hebreeuws vervolgens te kennen geeft? Neen, want uit het verband van Micha 6:8 blijkt overduidelijk dat daar, evenals in Spreuken 11:2, niet gesproken wordt over kuisheid en gepastheid, maar over bescheidenheid in de betekenis van bewustheid van eigen beperkingen, en wel met betrekking tot onze verhouding tot onze Maker. De New World Translation zegt derhalve terecht, en ze is hier misschien wel uniek in: „Hij heeft u gezegd, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en vriendelijkheid lief te hebben en bescheiden te zijn in het wandelen met uw God?”
BESCHEIDENHEID EN NEDERIGHEID
Bescheidenheid en nederigheid staan nauw met elkaar in verband, maar deze woorden dekken elkaar niet volledig. Het tegenovergestelde van nederigheid is trots; het tegenovergestelde van bescheidenheid is zich teveel aanmatigen, ijdelheid en verwaandheid. „Nederigheid” is afgeleid van het verouderde bijwoord neder en heeft de betekenis van laagheid. Het grondwoord voor „bescheidenheid” heeft daarentegen betrekking op matigheid.
Bescheidenheid zou een aspect van nederigheid genoemd kunnen worden, daar nederigheid de hoedanigheid is die eraan ten grondslag ligt. Iemand die nederig en verstandig is, zal ook bescheiden zijn. Iemand die nederig is, zal niet gebelgd zijn over raadgevingen of kritiek, maar iemand die bescheiden is, zal eerder vragen: Waarin kan ik mij verbeteren? Kunt u mij een idee aan de hand doen?
Aangezien bescheidenheid betekent dat men zich bewust is van zijn beperkingen, is het een hoedanigheid van personen die beperkingen kennen. Alle schepselen zijn aan beperkingen onderhevig, en daarom is het voor hen gepast bescheiden te zijn. De Schepper is echter niet aan beperkingen onderhevig, en daarom lezen wij nergens in zijn Woord dat hij bescheiden is, maar wij lezen wel over zijn nederigheid: „Uw eigen nederigheid zal mij groot maken.” „Wie is als Jehovah onze God, die zijn woonplaats in de hemel maakt? Hij daalt af ten einde op hemel en aarde toe te zien.” — Ps. 18:35, NW; vs. 36, NBG; 113:5, 6, NW.
Betekent dit dat God onbescheiden is? In het geheel niet. Het betekent alleen dat bescheidenheid een deugd is die niet op hem van toepassing is.
Aangezien bescheidenheid een aspect van nederigheid is waarbij een gezond verstand is betrokken, wordt hier in Paulus’ raad aan de Romeinen stilzwijgend de nadruk op gelegd: „Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar met een gezond verstand te denken.” Ja, evenals het noodzakelijk is onszelf lief te hebben zonder een te grote liefde voor onszelf te koesteren, dienen wij iets van onszelf te denken zonder hierbij van een te hoge dunk blijk te geven. — Rom. 12:3, NW.
Het schriftuurlijke bericht helpt ons het verschil tussen bescheidenheid en nederigheid te begrijpen, want hierin wordt aangetoond dat hoewel Gods getrouwe dienstknechten altijd nederig waren, zij soms in gebreke bleven bescheidenheid aan de dag te leggen. Zij zijn onder andere wellicht in deze fout vervallen doordat zij zich niet van hun zwakheden bewust waren. De apostel Petrus was stellig een nederig mens, en toch was hij herhaaldelijk van mening dat hij datgene wat zijn volmaakte Meester zei en deed, kon verbeteren. Zijn gebrek aan bescheidenheid kwam wel speciaal aan het licht toen hij zei: „Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik zeker niet!” Hij was nederig, maar hij schoot te kort in bescheidenheid, aangezien hij zich niet van zijn eigen beperkingen bewust was. — Mark. 14:29.
Soms kan een nederige dienstknecht van God er door pressie toe komen in dit opzicht te zondigen. Mozes, die toch de zachtmoedigste mens op de gehele aarde was, matigde zich bij één gelegenheid, toen hij zwaar op de proef werd gesteld, te veel aan: „Hoort toch, wederspannigen, zullen wij uit deze rots voor u water te voorschijn doen komen?” God nam Mozes deze dwaling zeer kwalijk: „Aangezien gij . . . Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt” maar zo onbescheiden zijt geweest om uzelf de eer toe te kennen, ’daarom zult gij deze gemeente niet in het Beloofde Land brengen’. — Num. 20:10, 12.
GOD BEGUNSTIGT BESCHEIDEN PERSONEN
Waarom wordt er gezegd dat ’wijsheid bij de bescheidenen is’? In de eerste plaats omdat Jehovah het beste degenen kan gebruiken die bescheiden zijn, die niet verwaand zijn, die zich van hun eigen beperkingen bewust zijn. Dergelijke mensen zullen niet de aandacht van Jehovah God aftrekken en op zichzelf vestigen, en zij zullen ook eerder geneigd zijn om tot Jehovah God op te zien voor leiding en kracht.
Zoals verwacht kon worden, vormt Jezus Christus het treffendste voorbeeld van bescheidenheid dat in de Schrift wordt aangetroffen. Als gevolg hiervan kon zijn Vader hem de verantwoordelijkheid voor zoveel belangen toevertrouwen. Hoewel niemand hem ooit van zonde kon betichten en hoewel God hem tot de enige weg had gemaakt door middel waarvan mensen tot zijn Vader konden naderen, bleef Jezus bescheiden, terwijl hij er altijd voor zorgde dat alle eer aan zijn Vader werd geschonken: „Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.” „De Zoon kan geen enkel ding uit zichzelf doen.” „Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” — Luk. 18:18, 19; Joh. 5:19, 30, NW; 8:46; 14:6.
Mozes, die Jezus Christus voorafschaduwde, was over het algemeen eveneens bescheiden. Hij was zich zelfs pijnlijk van zijn beperkingen bewust (Ex. 3:11, 12; 4:10-13). Gideon bezat dezelfde geestesgesteldheid: „Och, Here, waarmee zal ik Israël verlossen? Zie, mijn geslacht is het geringste in Manasse en ik ben de jongste van mijn familie.” Als gevolg van Sauls aanmatigende gedrag liep het slecht met hem af, maar aanvankelijk was hij bescheiden: „Zijt gij niet, hoewel gij klein waart in eigen oog, geworden tot een hoofd der stammen van Israël? En heeft de HERE u niet gezalfd tot koning over Israël?” — Richt. 6:15; 1 Sam. 15:17.
Koning Salomo was ook bescheiden toen hij met zijn loopbaan begon: „God, Gij zelf hebt uw knecht in de plaats van mijn vader David koning gemaakt, hoewel ik een jonge man ben; ik weet niet uit te gaan of in te gaan.” Toen Jeremia de opdracht ontving om als profeet tot de natiën te gaan, drukte hij zich op overeenkomstige wijze uit: „Ach, Here HERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.” Weet echter wel dat Jehovah God in al deze gevallen hun gebrek aanvulde en hen aanmoedigde. — 1 Kon. 3:7; Jer. 1:6.
Er bestaat geen twijfel over dat de verhouding waarin wij tot Jehovah staan, door bescheidenheid zal worden verbeterd. Indien wij vollediger door hem gebruikt wensen te worden, dienen wij in bescheidenheid met God te wandelen. Het is inderdaad lofwaardig om naar het ambt van opziener te streven, maar dit dient niet met eerzuchtige bedoelingen te worden gedaan, aangezien wij ons terdege van onze beperkingen bewust dienen te zijn. — 1 Tim. 3:1.
DOOR BESCHEIDENHEID VERWERFT MEN VRIENDEN
Wijsheid is ook bij de bescheidenen doordat bescheidenheid hen helpt geen aanstoot te geven en zich in plaats daarvan vrienden te maken. Er zijn niet veel dingen die anderen zo irriteren als een gebrek aan bescheidenheid, terwijl er slechts weinig dingen zijn die zulk een goodwill kweken als juist bescheidenheid. Iemand die zich te veel aanmatigt, is geneigd inbreuk te maken op de rechten van anderen, waardoor hij vrees en verzet kweekt. Iemand die zich niet van zijn eigen beperkingen bewust is, móet anderen wel irriteren. Wanneer wij bescheiden zijn, zullen wij niet te veel spreken, zullen wij niet de boventoon voeren tijdens conversaties en zullen wij niet de tijd overschrijden wanneer wij een spreektoewijzing behartigen. Ook zal onze stem niet scherp, grof of onnodig luid klinken, maar de klank van onze stem zal bescheiden en pretentieloos zijn.
Ook zullen wij onze kennissen niet van ons vervreemden door afgunst, wedijver of een uit onze woorden of daden sprekende geest van ’gelijke tred houden met de Jansens’, aan te kweken. Wij zullen integendeel bescheiden zijn in de kleren die wij dragen, in de auto waarin wij rijden en in het huis waarin wij wonen. Wij zullen niet de aandacht op onze prestaties vestigen, of deze nu op het gebied van zakelijke transacties, sport, kunst of de christelijke bediening liggen. De spreuken herinneren ons dan ook aan het volgende: „Wanneer mensen hun eigen eer uitvorsen, is dat eer?” „Een ander roeme u, en niet uw eigen mond, een vreemde, en niet uw eigen lippen.” Iemand die bescheiden is, blaast niet de trompet om de aandacht te vestigen op zijn goede werken, maar hij zal ervoor zorgen dat zijn rechterhand niet weet wat zijn linkerhand doet. — Spr. 25:27, NW; 27:2; Matth. 6:1-6.
Wij kunnen eerzuchtige rivalen zelfs tot bedaren brengen door ons er speciaal op toe te leggen bescheiden te zijn. Dat deed Gideon toen de Efraïmieten ’hem hevige verwijten maakten’. Hij bracht de verhitte gemoederen tot bedaren door te zeggen: ’Wat heb ik nu gedaan in vergelijking met u? Heeft God de vorsten van Midian niet in uw hand gegeven?’ Gideons bescheidenheid had de gewenste resultaten, want „toen hij zo sprak, bedaarde hun toorn tegen hem”. — Richt. 8:1-3.
BESCHEIDENHEID EEN BESCHERMING
Bescheidenheid is ook de weg der wijsheid doordat ze als een bescherming dient. Ze vormt onder andere een bescherming tegen de strikken van de Duivel. Wanneer Jezus niet bescheiden was geweest, zou hij heel gemakkelijk aan een van Satans verleidingen toegegeven kunnen hebben. Satan is er inderdaad in geslaagd velen in de na-apostolische christelijke gemeente te verstrikken doordat het hun aan bescheidenheid ontbrak.
Bescheidenheid vormt ook een bescherming tegen de verleidingen waaraan de wereld ons blootstelt. Gideon en Jezus hebben geen van beiden toegestaan dat het volk hen tot koning over zich aanstelde. Iemand die minder bescheiden was geweest, zou voor de verleiding zijn gezwicht. Bescheidenheid beschermt ons tegen ’s werelds „begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”. — 1 Joh. 2:16, NW.
Bescheidenheid beschermt ons ook tegen onze eigen zwakheden. Ze zal ons ervoor behoeden teleurstellingen te moeten incasseren doordat onze ambities en doelstellingen te hoog waren gegrepen. De twee discipelen die vroegen in Jezus’ koninkrijk aan zijn rechter- en linkerhand te mogen zitten, werden in hun verwachtingen teleurgesteld en zij kregen van Jezus te horen: „Gij weet niet, wat gij vraagt.” — Mark. 10:38.
Bescheidenheid zal ons ervan weerhouden ons al te veel van openbare lof of openbare kritiek aan te trekken. Ze zal het voor kinderen gemakkelijker maken zich aan hun ouders te onderwerpen, voor vrouwen, zich aan hun echtgenoot te onderwerpen en voor leden van een gemeente onderworpen te zijn aan hun opzieners. Bescheidenheid zal ons ervan weerhouden over morgen te roemen en ze zal ons voor onnodige pijnlijke situaties behoeden, zoals wanneer wij ons aanmatigen de belangrijkste plaats tijdens een feestmaal in te nemen en later blijkt dat wij die aan iemand moeten afstaan die belangrijker is dan wij. — Luk. 14:8-10.
Het is inderdaad waar dat ’wijsheid bij de bescheidenen is’ en wij treffen in Gods Woord vele raadgevingen over bescheidenheid aan. Door bescheiden te zijn, komen wij ervoor in aanmerking meer door onze Schepper gebruikt te worden, zal de verhouding waarin wij tot onze medemensen staan soepeler worden, zullen wij tegen de verleidingen van Satan, de wereld en het vlees worden beschermd en zullen wij worden geholpen onnodige teleurstellingen en pijnlijke situaties te vermijden. Laat uw persoonlijkheid derhalve door bescheidenheid gekenmerkt worden. Bekleed uzelf met bescheidenheid.