Een juist begrip van de beesten uit de Openbaring
OVER Gods geïnspireerde Woord lezen wij: „Al wat namelijk te voren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in den weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden” (Rom. 15:4). Dat het boek Openbaring een deel van dat Woord is en met hetzelfde doel is gegeven, blijkt duidelijk uit het eerste vers: „Een openbaring door Jezus Christus, welke God hem gaf om zijn slaven te tonen wat weldra moet geschieden. Hij zond zijn engel uit en gaf het door bemiddeling van hem in de vorm van tekenen aan zijn slaaf Johannes door.” — Openb. 1:1, NW.
Tot de tekenen die in het boek Openbaring zijn gegeven en waarvan velen de betekenis trachten te weten te komen, behoren enkele erin beschreven beesten: „Een grote vurig gekleurde draak”, „een wild beest uit de zee”, „nog een wild beest” met „twee hoornen gelijk een lam” en „een scharlakenkleurig wild beest”. — Openb. 12:3; 13:1, 11; 17:3, NW.
Wil men deze symbolen of tekenen begrijpen, dan dient men een kennis te bezitten van de in de bijbel zelf onthulde fundamentele beginselen van God waardoor de interpretatie en het begrip van bijbelse profetieën worden bepaald, en het voornaamste van deze beginselen is dat God de uitleg geeft. — Gen. 40:8.
Hoe verschaft God begrip van zijn profetieën? Door middel van zijn Woord, zijn heilige geest en zijn aardse instrument of kanaal. Andere belangrijke factoren bij het begrijpen van bijbelse profetieën zijn het element tijd en de geesteshouding van degenen die ze wensen te begrijpen.
Dat Jehovah God zelf herhaaldelijk bepaalde bijbelprofetieën door middel van zijn Woord heeft verklaard, blijkt duidelijk uit dat Woord. Zo staat in de bijbel zelf het verslag over de vervulling van de profetieën betreffende de vernietiging, de zeventigjarige verwoesting en het herstel van Jeruzalem.a In het bijzonder verklaart de bijbel zeer vele van de profetieën over de Messias door de vervulling ervan te vermelden!b
Ook de bijbel zelf is een hulp voor het begrijpen van bijbelse profetieën doordat er bepaalde beginselen in zijn vastgelegd die op de profetieën erin van toepassing zijn. God gaf bijvoorbeeld zowel Mozes als Ezechiël de regel „voor elken dag één jaar”. Deze regel werpt licht op de profetie van Daniël betreffende de zeventig jaarweken. — Num. 14:34; Ezech. 4:6; Dan. 9:24-27.
Dat voor het begrijpen van bijbelse profetieën ook de verlichtende macht van Gods heilige geest nodig is, wordt eveneens door de Schrift duidelijk gemaakt: „God [heeft] het geopenbaard door den Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.” Ja, zonder de hulp van Gods geest, die hij alleen geeft aan degenen die hem zijn toegewijd, kunnen mensen geen nauwkeurig begrip van bijbelse profetieën verwerven. — 1 Kor. 2:10.
EEN AARDS COMMUNICATIEKANAAL
Daarnaast heeft het God voor de interpretatie van bijbelprofetieën goedgedacht een aards communicatiekanaal te gebruiken. Een voorbeeld hiervan zien wij wanneer het besturende lichaam in Jeruzalem, dat uit de apostelen en oudere mannen van aldaar bestond, aantoont dat het toetreden van de heidenen om leden van Christus’ lichaam te worden, als een vervulling van Amos 9:11, 12 plaatsvond: „Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten . . . opdat zij beërven . . . al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen.” — Hand. 15:13-18.
Jezus gaf te kennen dat God op deze manier met zijn aardse dienstknechten zou blijven handelen toen hij voorzei: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn komst hiermee bezig ziet. Waarlijk, ik zeg u, dat hij hem zal aanstellen over al zijn bezittingen.” En uit het feit dat de apostel Paulus aantoont dat ’Christus niet gedeeld is’ en dat er geen scheuringen onder zijn volgelingen dienden voor te komen, moeten wij concluderen dat God te allen tijde slechts één kanaal gebruikt. — Matth. 24:45-47, NW; 1 Kor. 1:10-13.
Dat Jehovah thans een dergelijk kanaal gebruikt en dat dit verbonden is met de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen, wordt onmiskenbaar door de feiten bewezen. Het bewijs hiervan zien wij in de boodschap die zij brengen, in het feit dat een ieder van hen een prediker van het goede nieuws is, in de vruchten van de geest die zij voortbrengen en in het feit dat zij zich afgescheiden van de wereld bewaren.c
HET ELEMENT TIJD
„Voor alles is een vastgestelde tijd.” Dat dit beginsel van toepassing is op het begrijpen van bijbelprofetieën blijkt duidelijk uit de woorden die God tot Daniël richtte: „Deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot den eindtijd.” Merk tevens op dat het boek Openbaring betrekking heeft op „wat weldra moet geschieden”, waaruit blijkt dat het spreekt over toekomstige dingen. En daar bij God „duizend jaar als één dag” is, kan „weldra” heel goed duizend jaar of langer betekenen. — Pred. 3:1, NW; Dan. 12:9; Openb. 1:1, NW; 2 Petr. 3:8.
Dit wordt bevestigd door Johannes’ verdere woorden: „Door inspiratie werd ik in de dag des Heren geplaatst” (Openb. 1:10, NW). Andere profetieën duiden erop dat de dag des Heren in 1914 is begonnen. Daar Johannes deze dingen in de dag des Heren zag gebeuren, dienen wij te verwachten dat ze vooral op de tijd vanaf 1914 van toepassing zijn. — Ps. 2:6-9; 110:1-3; Luk. 17:26.
En wat meer is, wij ontdekken opvallende parallellen tussen Jezus’ grote profetie in Matthéüs de hoofdstukken 24 en 25 en de Openbaring. Daar die profetie, zoals reeds herhaaldelijk in dit tijdschrift is uiteengezet, in het jaar 1914 in vervulling begon te gaan, moeten wij wel tot de gevolgtrekking komen dat de parallellen in de Openbaring in dezelfde periode in vervulling zouden gaan. Vergelijk Matthéüs 24:6, 7 met Openbaring 6:4-6 en 11:18.
Dat voor het begrijpen van bijbelprofetieën de geesteshouding belangrijk is, wordt eveneens duidelijk in de Schrift getoond. Daarom zei God namelijk tot Daniël: „Geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.” Daarom ook zei Jezus tot de geestelijken uit zijn tijd dat zij wegens hun zelfzucht niet in staat waren zijn boodschap te bevatten: „Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van den enigen God komt, niet zoekt?” — Dan. 12:10; Joh. 5:44.
Bovendien dienen wij, om zulke profetieën te begrijpen als de beesten uit de Openbaring, in gedachten te houden dat ze vast geestelijk voedsel vormen en daarom alleen verteerd kunnen worden door personen die reeds wat verder gevorderd zijn in het begrijpen van geestelijke zaken. Om een voorbeeld te geven: Hoe zou iemand kunnen begrijpen dat de draak en zijn engelen Satan en zijn demonen voorstellen indien hij niet in hun bestaan zou geloven? Dit beginsel gaat ook in collectieve zin op, want „het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag”. Hieruit volgt dat wij, ook al interpreteert Gods Woord zelf een profetie niet, de mogelijkheid dat er steeds meer licht op zal gaan schijnen niet mogen uitsluiten. Laten wij, met deze beginselen in gedachten, nu overgaan tot een beschouwing van de beesten uit de Openbaring. — Spr. 4:18.
[Voetnoten]
a Vergelijk bijvoorbeeld Jeremia 25:11 met Ezra 1:1-3 en Daniël 9:2.
b Vergelijk bijvoorbeeld Jesaja 53:7, 8 en Handelingen 8:32-35; Zacharia 9:9 met Matthéüs 21:4, 5.
c Ps. 83:19 18, Van der Palm; Jes. 43:10, 12; Matth. 24:14; Joh. 13:34, 35; 17:16; Rom. 10:10; Gal. 5:22, 23; Jak. 1:27.