Babylon valt, maar haar religie blijft bestaan om heerschappij te voeren over de naties
1. Welke vraag deed Babylons val als wereldmacht rijzen?
IN VOORGAANDE uitgaven hebben wij behandeld hoe Babylon in 539 v.G.T.a door Kores de Pers ten val werd gebracht. Van deze tijd af was Babylon niet langer een politieke wereldmacht. Hoe stond het echter met Babylons religie? Is Babylons religie met het verdwijnen van Babylons politieke macht en het van Semitische in Arische handen overgaan van de wereldheerschappij, met haar gestorven? In geen geval. Waarom niet?
2. (a) Op welke wijze was er voordien een fundament gelegd opdat de naties Babylons religie konden beoefenen? (b) Wat gebeurde er, toen Babylon haar politieke oppermacht verloor, met haar priesterschap, en waartoe waren deze priesters vastbesloten? (c) In welke richting keken zij, met welk uiteindelijke resultaat?
2 In de eerste plaats kunnen wij stellen dat de basis voor het beoefenen van Babylons religie door alle naties behalve de getrouwe afstammelingen van Sem, werd gelegd toen in Nimrods dagen de Toren van Babel werd gebouwd. Door de wonderbaarlijke spraakverwarring werden de families verstrooid, maar zij namen hun onjuiste religieuze ideeën met zich mee.b Babylon werd hierna door de heidense naties als het centrum van religie beschouwd. In de tweede plaats werd Babylons priesterschap nadat Babylon in 539 v.G.T. was gevallen, door de Perzen verdreven. Deze priesters dachten er echter niet over de traditionele autoriteit en het oppergezag van Babylons religie te laten uitsterven. Alhoewel Babylon haar politieke oppermacht verloor, handhaafde haar door Nimrod opgerichte religie zich als een wereldrijk van religie over allen behalve degenen die Jehovah’s ware aanbidding te Jeruzalem trouw bleven. Onder het handige gemanoeuvreer van Satan de Duivel lieten haar priesters onmiddellijk hun blik op westelijke horizonnen vallen ten einde een nieuw centrum voor haar priesterschap en de opvolging van Belsazar te stichten. Wij zullen zelfs zien dat het essentiële van deze Babylonische religie later het afvallige christendom binnendrong en zowaar de macht kreeg over het deel van de aarde dat naderhand de christenheid werd genoemd.
DE BABYLONISCHE RELIGIE BREIDT ZICH UIT NAAR EUROPA
3. (a) Wie waren de Etrusken, en in welke betrekking staan zij tot de geschiedenis van Rome? (b) Is de invloed van de Etrusken, toen de Etruskische koningen werden overwonnen, uitgestorven? Leg dit uit.
3 Lang voordat Babylon viel was er al voorbereidend werk verricht ten einde deze overplanting van het hoofd van de Babylonische religie naar Italië mogelijk te maken. De geschiedschrijver J. H. Breasted vertelt ons in het boek Ancient Times — A History of the Early World dat een geslacht van zeerovers, Etrusken genaamd, die vermoedelijk uit Klein-Azië afkomstig waren, zich tegen het jaar 1000 v.G.T. in Italië hadden gevestigd. Na 800 v.G.T. bevonden zij zich reeds helemaal in het noorden van Italië, en Rome werd een stadskoninkrijk onder een Etruskische koning, evenals de andere Etruskische steden, die zich van Capua tot de in het noorden gelegen haven van Genua uitstrekten. Deze koningen waren twee en een halve eeuw aan de macht. Als gevolg hiervan was de lijn van koningen van Rome van ongeveer 750 tot 500 v.G.T. exclusief Etruskisch. De traditionele stichting van Rome niet lang vóór 750 v.G.T. zou dan overeenkomen met de verovering ervan door de Etrusken, waarna deze er een machtig koninkrijk van maakten. Dit wordt door archeologische bewijzen gestaafd, alhoewel er geen geschreven documenten van deze beginperiode van Rome voorhanden zijn. Ofschoon deze Etruskische koningen in Rome verbeteringen hebben ingevoerd, hebben hun wreedheid en tirannie uiteindelijk tot een opstand geleid, en omstreeks 500 v.G.T. kwam er een einde aan de omstandigheid dat Rome door koningen werd geregeerd. Maar, zo zegt dr. Breasted, de twee en een halve eeuw van Etruskische heerschappij hebben hun stempel op Rome gedrukt, zoals altijd waarneembaar is in de architectuur, religie, stamorganisatie en enkele andere dingen.
4. Welke inlichtingen geeft The Encyclopædia Britannica ons als bevestiging van het door de geschiedschrijver Breasted gegeven verslag over de Etrusken?
4 The Encyclopædia Britannica ondersteunt dit feit en verwijst naar de geschiedschrijver Herodotus, die verhaalt dat er gedurende de regering van Atys, zoon van Menes, in geheel Lydië een grote voedselschaarste heerste welke achttien jaar aanhield. Ten slotte regelde de koning het zo dat zijn zoon Tyrrhenus de helft van de bevolking naar Smyrna meenam om daar schepen te bouwen waarin zij van wal staken om een middel van bestaan en een land te zoeken, en na bij verschillende naties vertoefd te hebben, kwamen zij bij de Ombrici in Italië, waar zij steden stichtten. Over deze mensen, die zich (volgens Herodotus) niet langer Lydiërs maar Tyrrheniërs noemden, zegt de Britannica vervolgens: „Gezien de aard van hun oudere ruïnes kan de datum van de eerste permanente nederzetting tegen het einde van de 9de eeuw worden vastgesteld.” Welke religie beoefenden de Tyrrheniërs? De Britannica verhaalt:
5. (a) Wat was de religie van de Etrusken? (b) Geef enkele voorbeelden.
5 Dat de Etrusken oosterlingen of halfoosterlingen waren, blijkt uit de hele aard van hun vroegste kunst en uit vele details van hun religie en aanbidding. Het is een kunst die kenmerken vertoont van een nauw contact met Mesopotamië, Syrië en Cyprus enerzijds en Egypte anderzijds. De godheden en mythologische figuren op Etruskische gouden voorwerpen en juwelen van de 7de eeuw zijn klaarblijkelijk de helden en godheden van de Aziatische mythologie. . . . Op het gebied van het ritueel en de religie zijn er vele details die rechtstreeks van Mesopotamië zijn overgenomen, en de gehele indruk en sfeer zijn zuiver oosters. De opvallendste overeenkomsten treffen wij aan op het gebied van toverij en toekomstvoorspellingen; want de gewoonte om toverij te beoefenen naar aanleiding van de levers van schapen of de vlucht van vogels is zuiver Chaldeeuws (zie TOVERIJ). Er zijn modellen voorhanden van uit Mesopotamië afkomstige en van spijkerschriftinscripties voorziene levers van gebakken klei die precies overeenkomen met het bronzen model van een lever dat in Piacenza [in de Italiaanse provincie Emilia] is gevonden en in vakjes is verdeeld welke stuk voor stuk in het Etruskisch de naam dragen van de godheid die er over gaat.c
6. (a) Noem enkele van de ontwikkelingen tot op de zesde eeuw v.G.T. (b) (met voetnoot) Waar was Etrurië, en welke hedendaagse naam is ervan afgeleid?
6 De archeologie geeft dus duidelijk te kennen dat de Etrusken ergens uit Klein-Azië kwamen en aan de zeekust van Toscane zijn geland. Veji, in Etruriëd, ten noorden van Rome, werd een van hun belangrijkste steden. Etrurië werd ten slotte door Rome opgeslorpt. Er bestond in de zesde eeuw een liga van twaalf steden, welke haar jaarvergaderingen hield bij het heiligdom van Voltumna boven Lacus Volsiniensis (het Bolsenameer) en zich naar alle waarschijnlijkheid voornamelijk met religieuze aangelegenheden heeft beziggehouden. Dit alles gebeurde vóór en tot op de tijd van de val van Babylon in de zesde eeuw (539 v.G.T.).
7. (a) Was de door Rome geërfde religie in rechtstreekser zin Babylonisch dan die welke de andere naties in die tijd beoefenden? (b) Waarin stelde de Babylonische priesterschap belang, en wat deden zij nadat zij uit Babylon waren verdreven? (c) Wat vertelt de bijbel ons over Pergamum?
7 De religie van Babylon kreeg derhalve een krachtig steunpunt in Europa, niet slechts een zeer zwakke band, overgehouden uit de tijd van Babel, maar een rechtstreekse erfenis. Wij zijn hier evenwel voornamelijk geïnteresseerd in de priesterschap van Babylon. Evenals Satan de Duivel door bemiddeling van Nimrod de Babylonische religie had ingesteld ten einde de ware aanbidding tegen te staan, zette zijn geest de Babylonische priesterschap ertoe aan ervoor te zorgen dat de priesterschap en de religieuze opvolging van Belsazar niet zouden uitsterven wanneer Babylon als hoofdstad verloren was gegaan. Na Babylons nederlaag gebeurde volgens het werk getiteld „Lares and Penates of Cilicia”, door Barker en Ainsworth, hoofdstuk 8, bladzijde 232, het volgende: „De verslagen Chaldeeën vluchtten naar Klein-Azië en vestigden hun centrale college te Pergamon.” Dit is het Pergamum of Pergamon dat in Openbaring 2:12, 13 (NW) wordt genoemd als de plaats waar veel later, in de eerste eeuw van de gewone tijdrekening, een christelijke gemeente was gevestigd. Over deze verplaatsing van het Chaldeeuwse hoofdkwartier schrijft dr. A. Hislop:
8. (a) Waaruit bestond het koninkrijk Pergamum? (b) (voetnoot) Wat valt er over de belangrijkheid van Pergamon als stad te zeggen? (c) (voetnoot) Wie was god van Pergamon?
8 Frygië . . . maakte deel uit van het koninkrijk Pergamon. Mysië eveneens, en de Mysiërs zijn volgens de Paschal Chronicle van Nimrod afgestamd. De woorden luiden: „Nebrod [Grieks voor Nimrod], de jager en reus — uit wie de Mysiërs zijn voortgekomen.” (Zie Paschal Chronicle, deel I, blz. 50.) Ook Lydië, waar volgens [de geschiedschrijver] Livy en Herodotus de Etrusken [van Italië] vandaan kwamen, maakte deel uit van hetzelfde koninkrijk. Zie voor het feit dat Mysië, Lydië en Frygië samenstellende delen van het koninkrijk Pergamon vormden, SMITHS Classical Dictionary, blz. 542.e
RELIGIEUZE INVLOED OP ROME
9. In welke mate heeft Rome de Etruskische invloed in religieus opzicht gevoeld?
9 Dit bleek een grote invloed op Rome te hebben. Nadat de Etruskische steden werden omvergeworpen en Rome een republiek werd (509 v.G.T.), namen de Romeinen de Etruskische goden Jupiter, Juno, Minerva en andere over, terwijl nu elke god voor het eerst in een menselijke gedaante werd afgebeeld en een plaats kreeg in een tempel of heiligdom. Ze werden vereenzelvigd met de Griekse goden. Jupiter, de „hemelvader” van de Etrusken, werd de Romeinse versie van de Griekse Zeus-pater. Mars, de god van de oorlog, was de lievelingsgod van de strijdende Romeinen. De Saturnaliën werden later door de christenen als hun Kerstmis overgenomen en er werd een nieuwe betekenis aan geschonken. Een modern historisch werkf verbindt de Romeinse gebruiken rechtstreeks met die van de Chaldeeën:
10. (a) Voor welk verdorven gebruik wendden de Babyloniërs hun kennis van de astronomie aan? (b) Toon aan hoe de Romeinen de Chaldeeuwse astrologische gebruiken overnamen.
10 De Chaldeeën maakten grote vorderingen in de studie van de astronomie, doordat zij door middel van de sterren de toekomst trachtten te ontdekken. Wij noemen deze kunst „astrologie”. De Babyloniërs hebben systematisch vele inlichtingen verzameld en daardoor hebben wij hier het begin van de astronomie. De sterrengroepen die nu de naam „Twaalf tekens van de dierenriem” dragen, werden voor de eerste maal in kaart gebracht, en de planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus waren bekend. Aangezien men aannam dat deze planeten een speciale macht over het leven van de mensen uitoefenden, werden ze naar de vijf belangrijkste goden en godinnen genoemd. Wij noemen deze planeten bij hun Romeinse naam, maar de Romeinen hadden de Babylonische uitdrukkingen overgenomen en deze eenvoudig vertaald in de equivalenten die hiervan in Rome bestonden. Zo werd de planeet Isjtar — de godin van de liefde — Venus genoemd en die van de god Mardoek in Jupiter veranderd.
11. (a) Hoe werd Pergamon een Romeinse bezitting? (b) Welke religieuze positie bekleedde koning Attalus?
11 In 133 v.G.T. vermaakte koning Attalus III op zijn sterfbed Pergamum en het hele gebied dat erbij behoorde aan de Romeinen, met het gevolg dat deze streek later een Romeinse provincie werd onder de naam Asia. Deze koning Attalus was door de Chaldeeuwse magiërs als de opvolger van Belsazar uitgekozen, zoals dr. Hislop vervolgens zegt:
12. (a) Op welke wijze verkregen de koningen van Pergamon hun religieuze ambt? (b) Welke keten van opvolging werd aldus hernieuwd?
12 De koningen van Pergamon, in wier gebieden de Chaldeeuwse magiërs asiel verkregen, werden klaarblijkelijk door hen [de magiërs] en door de algemene stem van het heidendom dat met hen sympathiseerde, in de vacante plaats aangesteld die Belsazar en zijn voorgangers hadden ingenomen. Zij werden als de vertegenwoordigers van de oude Babylonische god begroet. Dit blijkt duidelijk uit de verklaringen van Pausanias. . . . Attalus, in wier gebieden de magiërs hun voornaamste zetel hadden, was opgeworpen en erkend als de persoon van Bachus zelf, het Hoofd van de magiërs. Aldus werd de vacante zetel van Belsazar ingenomen en werd de verbroken keten van de Chaldeeuwse opvolging hernieuwd. — The Two Babylons, blz. 240, 241.
VANWAAR HET AMBT VAN PONTIFEX MAXIMUS?
13. Waarom gaan wij de oorsprong van het ambt van pontifex maximus met ongewone belangstelling na?
13 Nu wereldreligies zich in deze tijd als de hoop voor wereldvrede aanbieden, waarbij de Rooms-Katholieke Kerk de leiding neemt, zijn wij het aan ons zelf verschuldigd vervolgens met een onbevooroordeelde geest de oorsprong van het Roomse ambt van pontifex maximus na te gaan. Dr. Hislop vermeldt op de bladzijden 239 en 240 van The Two Babylons wat er in de geschiedenis is voorgevallen:
14. Hoe beschouwde Rome de Etrusken met betrekking tot wetenschap en religie?
14 Een kolonie Etrusken, zeer gehecht aan de Chaldeeuwse afgodendienst, was volgens sommigen van Klein-Azië [waar Pergamon was gelegen] en volgens anderen van Griekenland gemigreerd en had zich in de onmiddellijke omgeving van Rome gevestigd. Uiteindelijk werden zij in de Romeinse staat opgenomen, maar lang voordat deze politieke vereniging plaatsvond, oefenden zij een uitermate krachtige invloed uit op de religie van de Romeinen. Door hun vaardigheid in het voorspellen van de toekomst, in waarzeggerij en alle wetenschap — ware of voorgewende — waarvan de auguren of waarzeggers het monopolie hadden, zagen de Romeinen van het allereerste begin af met respect naar hen op. Er wordt van alle kanten toegegeven dat de Romeinen hun kennis op het gebied van de toekomstvoorspelling . . . voornamelijk van de Tuscanen, dat wil zeggen, de bewoners van Etrurië, hebben overgenomen, en in het begin werd het aan niemand anders dan alleen de bewoners van dat land toegestaan het ambt van haruspex te bekleden, dat betrekking had op alle riten die essentieel verband hielden met slachtoffers. . . . de jongelingen van de hoogste adel van Rome werden naar Etrurië gezonden om in de heilige wetenschap die daar bloeide, te worden onderwezen.
15. (a) Wie stichtte het college van pontifices? (b) Welke bevoegdheden bezat de pontifex, het presiderende lid van dat lichaam, en was hij, zowel wat de oorsprong als de uitoefening van zijn ambt betreft, werkelijk Romeins?
15 Het collegeg van pontifices werd gesticht door Numa Pompilius, tweede legendarische koning van Rome, en betreffende Numa zegt Hislop: „Die god werd in Babylon Nebo, in Egypte Nub of Num en onder de Romeinen Numa genoemd, want Numa Pompilius, de grote priesterkoning van de Romeinen, nam zuiver de positie in van de Babylonische Nebo.”h De soevereine pontifex die dat college presideerde en die in alle essentiële opzichten toezicht uitoefende op alle openbare en persoonlijke religieuze riten van het Romeinse volk, werd zowel in gedachten als in de praktijk een Etruskische pontifex. Dr. Hislop zegt hierover:
16. Wat zegt dr. Hislop met betrekking tot de werkelijke plaats van de zetel van autoriteit van de pontifex?
16 De ware wettelijke Babylonische pontifex had zijn zetel buiten de grenzen van het Romeinse rijk [dat nooit zuidelijk Mesopotamië of Chaldea onder de voet heeft gelopen]. Na de dood van Belsazar en de verdrijving van de Chaldeeuwse priesterschap uit Babylon door de Medo-Perzische koningen, bevond die zetel zich te Pergamum, waar later een van de zeven kerken van Asia was.i
17. Tot welke conclusie leidt onze studie ons met betrekking tot het ambt van de Roomse pausen?
17 Het zou voor ons van het grootste belang zijn om in deze korte, historische beschouwing te zien hoe deze religieuze verwantschap tussen Pergamon en Rome, dat in de eerste eeuw v.G.T. de Zesde Wereldmacht werd, tot uiting kwam in het ambt van pontifex maximus. Er wordt duidelijk door aangetoond dat de Babylonische religie in werkelijkheid de bron is van het door de pausen van Rome beklede ambt van pontifex maximus. In The Two Babylons wordt hier als volgt verslag van uitgebracht:
18. (a) Wanneer kwamen alle bevoegdheden en functies van de Babylonische pontifex bij de heerser van Rome te berusten? (b) Op welke wijze gaf Julius Caesar er blijk van dat hij op de bevoegdheden van de Babylonische pontifex aanspraak maakte?
18 In het begin bestond er geen rechtstreekse relatie tussen de Romeinse pontifex enerzijds en Pergamon en de hiërarchie aldaar anderzijds; toch werden het opperpriesterschap van Rome en het opperpriesterschap van Pergamon na verloop van tijd vereenzelvigd. Pergamon werd zelf een integrerend deel van het Romeinse rijk toen Attalus III, de laatste van de koningen, in 133 v. Chr. bij zijn dood al zijn gebieden bij testament aan het Romeinse volk vermaakte. . . . Toen Julius Caesar, die voordien als pontifex maximus was gekozen, als keizer ook de oppermachtige burgerlijke regeerder van de Romeinen werd, berustten alle bevoegdheden en functies van de ware wettelijke Babylonische pontifex in eerste instantie bij hem, als het hoofd van de Romeinse staat en het hoofd van de Romeinse religie, en hij bevond zich in de positie om recht op deze bevoegdheden te laten gelden. Verder schijnt hij aanspraak gemaakt te hebben op de goddelijke waardigheid van Attalus en ook op het koninkrijk dat Attalus, als iets wat in hem was geconcentreerd, aan de Romeinen had nagelaten; . . . Vervolgens verscheen hij bij zekere gelegenheden in de uitoefening van zijn verheven hogepriesterlijke ambt vanzelfsprekend in al de pracht en praal van de Babylonische klederdracht, zoals Belsazar zelf gedaan zou kunnen hebben, in scharlaken gewaden, met de kromstaf van Nimrod in zijn hand, terwijl hij de mijter van Dagon [de visgod] droeg en de sleutels van Janus [de god met twee gezichten] en Cybele [de „moeder”-godin] vasthield. . . .
19. Wie was de eerste Romeinse keizer die weigerde het ambt van pontifex maximus te bekleden?
19 . . . tot de regering van [de westelijke keizer] Gratianus, die, zoals door [de geschiedschrijver] Gibbon wordt getoond, de eerste was die weigerde in het afgodische opperpriesterlijke gewaad getooid te worden of als pontifex zitting te houden. . . .
20. Bleef het ambt van pontifex maximus, toen Gratianus dit ambt weigerde, vacant, of wat gebeurde er?
20 . . . Binnen enkele jaren nadat de heidense titel van pontifex was afgeschaft, werd deze nieuw leven ingeblazen . . . en, te zamen met alle heidense associaties die ermee zijn verbonden, aan de bisschop van Rome verleend. Van die tijd af werd deze de belangrijke tussenpersoon door bemiddeling van wie . . . alle andere aan het oude Babylon ontleende leerstellingen van het heidendom over de belijdende christenheid werden uitgestort. . . .
21. Wie was de eerste paus van Rome die deze titel voerde, en was Rome in die tijd christelijk?
21 . . . De omstandigheden waaronder die heidense titel aan paus Damasus werd verleend, waren van dien aard dat het geloof en de rechtschapenheid van een veel betere man dan hij er danig door op de proef zouden worden gesteld. Alhoewel het heidendom in het westelijke rijk van Rome wettelijk was afgeschaft, vierde het in de stad van de Zeven Heuvels nog steeds hoogtij, zózeer zelfs dat Hiëronymus [de vertaler van de Latijnse Vulgaat], die deze stad goed kende, haar in de beschrijving die hij van Rome in deze tijdsperiode geeft, „de poel van alle bijgelovigheden” noemt. De consequentie hiervan was dat alhoewel het keizerlijke edict inzake de afschaffing van het heidendom in het gehele rijk werd gerespecteerd, het in Rome zelf grotendeels een dode letter was. . . .
22. (a) Wat kan er worden gezegd over de rol die paus Damasus I vervulde? (b) (voetnoot) Op welke wijze verkreeg Damasus I van niet-kerkelijke zijde hulp bij het versterken van zijn positie?
22 . . . De man [paus Damasus I], die als een dief en een rover, over de dode lichamen van ruim honderd van zijn tegenstanders, in het bisschopsambt van Rome was gekomen, kon niet aarzelen met betrekking tot de keuze die hij moest maken. Het resultaat toont aan dat hij hiermee een rol had vervuld, dat hij zich, door de heidense titel van Pontifex aan te nemen, ertoe had gezet — ongeacht hoe ernstig de waarheid hiervoor zou moeten worden opgeofferd — zijn rechten op die titel in de ogen van de heidenen te rechtvaardigen, als de wettelijke vertegenwoordiger van hun lange lijn van pontifices. . . .j
23. (a) Als wie hebben de heidenen tot in de vierde eeuw G.T. de paus aanvaard? (b) Wat gebeurde er in 606 G.T. met betrekking tot het ambt van de paus van Rome?
23 . . . De paus, zoals hij dit nu is, was aan het einde van de vierde eeuw de enige vertegenwoordiger van Belsazar, of Nimrod, op aarde, want de heidenen hebben hem duidelijk als zodanig aanvaard. . . . In 606 A.D., toen de naties volop in beroering en verwarring verkeerden en als een onstuimige zee heen en weer werden geslingerd, werd de paus van Rome tot de Universele Bisschop gemaakt; en vervolgens erkenden de tien voornaamste koninkrijken van Europa hem als Christus’ plaatsbekleder op aarde, het enige centrum van eenheid, de enige bron van stabiliteit voor hun tronen.k
BABYLONS RELIGIE ZAL UITEINDELIJK VERDWIJNEN
24. (a) Hoe spreekt Gods Woord over Babylon de Grote? (b) Wat heeft ze van de afzonderlijke religieuze organisaties onder haar, met inbegrip van de religies van de christenheid, gemaakt? (c) In welke situatie heeft ze de naties geleid? (d) Met welke bedoeling heeft God Babylon zo in bijzonderheden aan de kaak gesteld, en wat dienen oprechte mensen derhalve te doen?
24 Op deze wijze bracht Babylon haar verovering van de westelijke wereld tot stand. Haar wereldomvattende religieuze rijk wordt in Gods Woord „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde” genoemd (Openb. 17:5, NW). Dit religieuze rijk oefende heerschappij uit over Pergamon en zelfs over Rome, maar haar heerschappij over de christenheid is van oneindig veel groter belang. Haar kinderen, „dochters” of religieuze organisaties, zijn net als zij, hoeren, die ongeoorloofde betrekkingen met het politieke element van deze wereld onderhouden. Haar leerstellingen en de handelwijze die ze de wereldmachten laat volgen, zijn even schadelijk voor de mensheid en even walgelijk en dodelijk als het Babylon uit de oudheid zelf. Het Babylon uit de oudheid heeft voor alle volgende geslachten een verachtelijke naam achtergelaten. Het hedendaagse Babylon heeft haar volgelingen ertoe gebracht hun hoop te vestigen op de door mensen in het werk gestelde krachtsinspanningen voor wereldvrede en ze heeft anderen wegens haar huichelarij en verdorvenheid met afkeer vervuld. Ja, ze leidt de wereld in een strijd tegen Gods koninkrijk. Ter wille van onze veiligheid en opdat wij verstandig kunnen handelen, is de bijbel zo goed ons het ware beeld te openbaren, en dit beeld wordt tot in de laatste details door de geschiedkundige feiten bevestigd. Waarom zou iemand aarzelen om te luisteren naar wat de Schepper van de mensheid ter wille van zijn veiligheid zegt? Als gevolg van Jehovah’s onverdiende goedheid jegens ons is Babylon aan de kaak gesteld. Vlucht derhalve uit het hedendaagse Babylon de Grote en verneem de waarheid over de vernietiging die ze binnenkort zal ondergaan en de vrijheid die de mensheid als gevolg hiervan ten deel zal vallen door middel van Gods koninkrijksheerschappij! (Openb. 18:4, 5, 20, NW) Op welke wijze God voorbeeldige drama’s heeft laten opvoeren ten einde eerlijke mensen bij hun vlucht te leiden en hen te helpen Babylon te verlaten, zal in volgende uitgaven worden beschouwd.
[Voetnoten]
a Zie Ontwaakt! van 8 augustus 1965, blz. 16.
b Zie voor verdere details De Wachttoren van 1 en 15 augustus 1964 en het door de Watchtower Bible and Tract Society, Brooklyn, New York, uitgegeven boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!
c Deel 8, uitgave van 1946, blz. 785, 786.
d Het Griekse woord voor Etrurië werd ook door Latijnse schrijvers gebruikt in de vorm van Tyrrenhia; ook Tuscia, waarvan het hedendaagse Toscane is afgeleid. — The Encyclopædia Britannica, 1959, Deel 8, blz. 783.
e Dat het oude Pergamon (Pergamum) in de vijfde eeuw v.G.T. een aanzienlijk rijke en grote stad was, blijkt uit het feit dat „ze op zijn laatst sinds 420 v. Chr. munten had geslagen”. Voordat Xenophon (ongeveer 430-355 v.G.T.) er in zijn Anabasis, VII, viii, 8 en Hellenica, III, i, 6, melding van maakt, is er van deze wereldstad niet veel meer bekend dan mythologie. — The Encyclopædia Britannica, uitgave van 1946, Deel 17, blz. 507; ook The Catholic Encyclopedia, Deel II, blz. 666, uitgave van 1911.
De gevierde en druk bezochte tempel van Aesculapius bevond zich in Pergamon. Aesculapius werd de god van Pergamon genoemd en de mythologie in verband met zijn aanbidding doet denken aan de religie van Babylon. Hij werd aanbeden in de vorm van een levende slang die in de tempel werd gevoed en als de godheid van deze tempel werd beschouwd.
f Zie blz. 230, 232 van The Dawn of Civilization and Life in The Ancient East (1940), uitgegeven door R. M. Engberg en F. C. Cole.
g Het woord „college”, zoals dit hier wordt gebruikt, verwijst niet naar een onderwijsinstelling, maar naar een groep van niet minder dan drie personen, die wettelijk onder de Romeinse wet was gevormd om een doel ten uitvoer te brengen. Ons hedendaagse „naamloze vennootschap” komt er enigszins mee overeen.
h The Two Babylons, door Hislop, blz. 256.
i Id., blz. 240.
j Onder „Damasus I, paus”, blz. 652b van Deel 2 van M’Clintock en Strongs Cyclopædia wordt het volgende gezegd:
„Damasus I, paus, . . . volgde Liberius in 366 A.D. als bisschop van Rome op. Hij werd tegengestaan door Ursinus, die aanspraak maakte op de keuze, en in hun schandelijke twisten werden vele mensen vermoord . . . In 378 verleende keizer Gratianus aan [Damasus] het recht om het vonnis uit te spreken over de geestelijken van de andere partij die uit Rome waren verdreven, en op het verzoek van een Romeinse synode die in dat zelfde jaar werd gehouden, gaf hij de wereldlijke autoriteiten opdracht hem de noodzakelijke ondersteuning te geven. . . .”
k The Two Babylons, blz. 241, 242, 247, 250, 252, 255.