Hoe God thans tot ons spreekt
Hoe helpt God ons het hoofd te bieden aan de problemen van het hedendaagse leven? Spreekt hij thans door bemiddeling van mensen?
DE VERWARRING, strijd en wetteloosheid die onze tijd kenmerken, doen sommigen de gevolgtrekking maken dat God zich er niet langer om bekommert wat er met de mensheid gebeurt. ’Als hij er zich om bekommert, waarom spreekt hij dan niet? Waarom helpt hij ons niet de problemen waarmee wij geconfronteerd worden, op te lossen?’ vragen zij.
In feite is het probleem niet dat God niet spreekt, maar dat de mensen in het algemeen in verwarring verkeren omtrent de wijze waarop God thans tot ons spreekt. Dit blijkt zelfs uit de poging van een van Amerika’s geestelijken, H. E. Fosdick, om de kwestie uit te leggen. Hij zei onlangs: „Gods Woord komt niet tot de mens via een magisch handschrift op de muur, of in letters geschreven op stenen tafels, maar uit de innerlijke overlegging van het hart.” Maar is dit werkelijk het antwoord?
Als Gods woord uit de innerlijke overlegging van het hart komt, zou men terecht kunnen vragen: Uit de overlegging van wiens hart? Het hart van de atheïst, de agnosticus, de communist, de Hindoe, de boeddhist, de moslem, of uit het hart van degenen die een van de honderden tegenstrijdige sekten der christenheid aanhangen? Is het niet juist aan de innerlijke overleggingen van ’s mensen hart te danken, dat de wereld thans in zulk een treurige toestand verkeert? Hoe zou bovendien een rechtvaardige en liefdevolle God zoveel tegenstrijdige dingen kunnen spreken?
Het feit doet zich voor, dat de bijbel ons waarschuwt voor het gevallen, onvolmaakte mensenhart: „Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?” (Jer. 17:9) Daarom vermaant Gods Woord ons: „Vertrouw op den HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken” (Spr. 3:5, 6). Maar hoe kunnen mensen God „kennen”? Spreekt God thans tot mensen?
HOE SPRAK GOD IN HET VERLEDEN?
Het zal verhelderend voor ons zijn eerst te onderzoeken hoe God tot mensen uit vroeger tijden sprak. Een van de manieren waarop God tot de mensheid sprak, was door bemiddeling van engelen. Dat blijkt uit het bijbelse verslag, zoals het verslag over Abraham, want Genesis 22:11 zegt duidelijk: „De Engel des HEREN riep tot hem van den hemel.” Ook naar de aan Israël gegeven Mozaïsche wet wordt verwezen als „het woord dat door bemiddeling van engelen werd verkondigd” (Hebr. 2:2). De meest op de voorgrond tredende engelen-spreekbuis die God gebruikte, was degene die later in de bijbel wordt geïdentificeerd als „het Woord”, of de vertegenwoordigende woordvoerder van God, Jezus Christus in zijn voormenselijke bestaan. — Joh. 1:1, 14.
God sprak in de oudheid ook door bemiddeling van zijn profeten. Een van de apostelen van Jezus Christus zei hierover: „God [sprak] bij monde van zijn heilige profeten van oudsher” (Hand. 3:21). En in Hebreeën 1:1 zegt de bijbel dat „God . . . bij vele gelegenheden en op vele wijzen tot onze voorvaders heeft gesproken door bemiddeling van de profeten”. Veel van wat God door bemiddeling van die profeten sprak, is voor ons in de bijbel bewaard gebleven.
De belangrijkste manier waarop God tot de mensheid heeft gesproken, is door bemiddeling van zijn eigen Zoon, door hem als mens naar de aarde te zenden om de woorden te spreken die God hem had gegeven. Na te hebben vermeld dat God in het verleden door de profeten sprak, verklaart het geïnspireerde verslag in Hebreeën 1:1, 2 dat God „op het einde van deze dagen tot ons [heeft] gesproken door bemiddeling van een Zoon”. Toen deze Zoon op aarde was, erkende hij dat de woorden die hij sprak niet uit hemzelf waren: „Wat ik leer is niet van mij, maar behoort hem toe die mij heeft gezonden. Indien iemand zijn wil wenst te doen, zal hij betreffende deze leer weten of ze uit God is of dat ik uit mijzelf spreek.” Jezus’ volgelingen wisten heel goed dat hij Gods woorden, woorden van goddelijke waarheid, sprak. Bij één gelegenheid beschreef Jezus zichzelf trouwens als „een mens die u de waarheid heeft gezegd, welke ik van God heb gehoord”. — Joh. 7:16, 17; 8:40.
God sprak dus in het verleden niet alleen door bemiddeling van engelen en profeten, maar, wat van het hoogste belang is, door bemiddeling van zijn eigen Zoon (Hebr. 2:1-3). Welnu, heeft God er daarna mee opgehouden tot mensen te spreken? Neen, beslist niet.
God sprak nu tot de mensheid door middel van zijn organisatie van volgelingen van zijn opgewekte Zoon. Toen bijvoorbeeld een zekere Ethiopische ambtenaar de profetie van Jesaja las en deze niet kon begrijpen, zond God een vertegenwoordiger van zijn organisatie, Filippus, om deze zoeker naar waarheid te helpen begrijpen wat hij las (Hand. 8:26-40). Saulus van Tarsus was ook zo’n voorbeeld. Gods woord kwam op een wonderbaarlijke wijze tot hem, doordat Jezus Christus aan hem verscheen. Maar ondanks dat Saulus op een dergelijke bovennatuurlijke manier Gods woord ontving, had hij hulp van Gods zichtbare organisatie nodig. De Heer zond de discipel Ananias naar Saulus, en leerde hem de waarheid omtrent Jezus. Op aansporing van Ananias werd Saulus onmiddellijk gedoopt, waarna hij de apostel Paulus werd (Hand. 9:1-19; 22:16). Deze zelfde apostel schreef later de volgende woorden, die aantonen dat God tot de mensheid spreekt door bemiddeling van mensen die tot Zijn organisatie behoren: „Toen gij Gods woord hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt gehoord, hebt gij het niet als het woord van mensen aangenomen, maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God.” — 1 Thess. 2:13.
GOD SPREEKT DOOR MIDDEL VAN ZIJN WOORD, DE BIJBEL
Wat God door bemiddeling van de profeten en door bemiddeling van zijn Zoon heeft gesproken, heeft hij laten optekenen. Dientengevolge is de hele Schrift, van Genesis tot en met Openbaring, door God geïnspireerd, zoals de apostel Petrus getuigde: „Geen profetie der Schrift [ontstaat] door enige eigen uitlegging . . . Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd” (2 Petr. 1:20, 21). Wanneer wij dus de bijbel horen voorlezen, horen wij de woorden van God.
Wat God liet optekenen was niet louter voor mensen van vorige generaties bestemd. Neen, want de apostel Paulus schreef dat het tot vermaning van ons werd geschreven: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij . . . hoop zouden hebben” (Rom. 15:4). Wat de bijbel zegt, reikt veel verder dan de tijd waarin het werd opgetekend. Hij spreekt van in de toekomst liggende dagen; hij beschrijft zelfs in bijzonderheden de tijd waarin wij leven (2 Tim. 3:1-5; Luk. 21:10, 11, 25, 26). Hij toont de handelwijze die wij thans dienen te volgen. Ja, door de bijbel spreekt God thans tot ons.
Gods Woord is in deze moderne wetenschappelijke wereld niet ouderwets. De feiten tonen aan dat hij betrouwbaar is. E. C. Rex, een wiskundige en schrijver van het leerboek Vector Analysis, zegt: „Als man van de wetenschap zie ik mijn conclusies betreffende God en het universum door de heilige Schrift bevestigd. Ik hecht namelijk geloof aan de Schrift. Ik geloof alles wat hij over de oorsprong en het bestuur van dit universum zegt. . . . [Critici] zijn te vaak op dwalingen betrapt om nog aan hun oppervlakkige beweringen geloof te hechten.”a Evenals de bijbel wetenschappelijk nauwkeurig is en betrouwbare geschiedenis bevat, zoals archeologen bevestigd hebben, bevat hij ook Gods volmaakte beginselen om ons door deze moeilijk door te komen tijden heen te leiden.
HET HOOFD BIEDEN AAN PROBLEMEN VAN HET HEDENDAAGSE LEVEN
God heeft ons in deze hedendaagse tijd niet aan ons lot overgelaten; wat hij tot ons heeft gesproken, is in deze kritieke, boze dagen zelfs nuttiger dan ooit tevoren. De raad die ons in het boek Spreuken wordt gegeven om niet met goddelozen, met driftkoppen of met verklikkers om te gaan, doch met personen die goddelijke wijsheid beminnen, kon niet méér „up to date” zijn. „Het boek Spreuken”, zei de Amerikaanse onderwijsautoriteit, W. L. Phelps, „is meer ’up to date’ dan de krant van vanmorgen”.b — Spr. 1:10-19; 4:14-19; 13:20; 20:19; 22:24, 25.
Ja, door middel van zijn Woord spreekt God thans woorden van wijsheid tot ons om ons te helpen het hoofd te bieden aan de hedendaagse problemen. Worden wij in deze materialistische tijd niet door de liefde voor geld verleid? God spreekt om ons ervoor te waarschuwen: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen” (1 Tim. 6:9, 10). Ja, wat een verdriet en teleurstellingen bezorgen de mensen zichzelf en wat een misdaden zijn er niet als gevolg van de liefde voor geld, voor materiële bezittingen gepleegd! Hoe wijs is deze waarschuwing die God thans tot ons spreekt!
Maken wij ons zorgen over het in stand houden van een gelukkig huwelijk? De menselijke aard is thans niet anders dan 1900 jaar geleden. Gods raad voor mannen en vrouwen, die hij destijds liet optekenen, is voor ons thans even toepasselijk als toen hij voor het eerst werd opgeschreven, en betreffende deze dingen spreekt God dus ook thans tot ons: „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun man als aan de Heer . . . evenals de gemeente onderworpen is aan de Christus, zo moeten ook vrouwen het zijn aan hun man, in alles. Mannen, blijft uw vrouw liefhebben . . . mannen [behoren] hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam.” Deze raad vat stellig de hoofdoorzaken van huwelijksmoeilijkheden bij de kop: vrouwen die nalaten onderworpen te zijn; mannen die nalaten hun vrouw lief te hebben als zichzelf. — Ef. 5:22-28.
Bovendien geeft God wijze raad over de verhoudingen tussen het individu en de regeringsautoriteiten, tussen werkgevers en werknemers, en tussen christenen en hun opzieners. Het past allemaal bij onze huidige omstandigheden. — Rom. 13:1-4; Kol. 3:22–4:1; Hebr. 13:7, 17.
En God spreekt niet alleen tot ons met betrekking tot hedendaagse individuele problemen, maar ook wat betreft de huidige wereldproblemen. Zijn Woord laat de enige oplossing zien voor de overweldigende problemen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd — het koninkrijk van God. Het verklaart hoe dat hemelse koninkrijk ze zal oplossen, eeuwigdurende vrede zal brengen en eeuwig leven in Gods rechtvaardige Nieuwe Ordening mogelijk zal maken. En wanneer zegt God dat dit zal plaatsvinden? In dit geslacht. Inderdaad, God spreekt thans tot ons door middel van de bijbel. — Dan. 2:44; Jes. 9:6 7; 1 Kor. 15:24, 26; Openb. 21:2-4; Matth. 24:32-34.
GOD SPREEKT THANS DOOR MIDDEL VAN ZIJN ORGANISATIE
Natuurlijk luistert niet iedereen naar God door de bijbel te lezen. Dit legt God echter niet het zwijgen op. Neen, want hij zendt zijn christelijke getuigen naar de huizen der mensen, om hun over zijn koninkrijk te vertellen, precies zoals Jezus Christus heeft voorzegd dat in onze tijd zou gebeuren: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” (Matth. 24:14). Dit wordt in 199 landen en op de voornaamste eilandengroepen gedaan. Zij vertellen de mensen wat God in zijn Woord zegt; hij is het die spreekt.
Zo gebruikt God ook mensen om tot degenen in de gemeente van gelovigen te spreken. Als bijvoorbeeld opzieners in de christelijke gemeente hun medegelovigen vermanen, wie spreekt er dan in werkelijkheid? Welnu, wie stelde hen tot opzieners aan? Gods Woord zet de vereisten uiteen. Als zij dienen omdat zij aan deze vereisten voldoen, zijn zij door God aangesteld. Wanneer zij in overeenstemming met de Schrift raad geven, is het God die door middel van hen spreekt. — 1 Tim. 3:1-7.
God spreekt evenwel niet door bemiddeling van iedereen die de bijbel ter hand neemt en de naam van zijn Zoon gebruikt. Evenals er in de oudheid profeten waren over wie God zei: „Ik heb hen niet gezonden, hun geen opdracht gegeven, en niet tot hen gesproken”, is het ook het geval in onze tijd. Jezus Christus zei over de tijd van de afrekening dat ’niet iedereen die tot mij zegt: „Heer, Heer”, goedkeuring zal ontvangen’. Hij verklaarde: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd . . .?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid” (Jer. 14:14; Matth. 7:21-23). Hoe kan iemand dan de organisatie door middel waarvan God thans tot de mensheid spreekt, identificeren?
Hij moet hun beweringen in het licht van Gods geschreven Woord onderzoeken. Houden zij zich aan Gods Woord, de bijbel, en onderwijzen zij getrouw wat hij zegt? Leven zij er in overeenstemming mee? Kan er naar waarheid worden gezegd dat „zij . . . geen deel van de wereld [zijn]”, zoals Jezus zei, en vermijden in haar sociale en politieke strijd verwikkeld te raken? Brengen zij de vruchten van Gods geest in hun leven voort? Staan zij bekend om hun eenheid, door overal waar zij zijn hetzelfde te geloven en te onderwijzen, zodat Gods boodschap door bemiddeling van hen overal voor alle mensen hetzelfde is? Zijn zij gemakkelijk van alle anderen te onderscheiden wegens hun liefde voor elkaar hetgeen, zoals Jezus zei, het geval zou zijn met degenen die werkelijk in eendracht met hem en God, zijn Vader, zijn? — Joh. 17:16, 20, 21; 13:35; Gal. 5:22, 23; 1 Kor. 1:10.
Er zijn thans zulke personen door bemiddeling van wie God spreekt. Door bemiddeling van hen ontving u dit tijdschrift. Overtuig u ervan of zij aan de schriftuurlijke vereisten voldoen die hierboven zijn uiteengezet; verbind u met hen in de Koninkrijkszaal die het dichtst bij u is. Stel het niet uit. Uw leven hangt ervan af of u ontdekt wie thans werkelijk Gods dienstknechten zijn die zijn Woord spreken, en of u een van hen wordt.
[Voetnoten]
a In The Evidence of God in an Expanding Universe — J.C. Monsma.
b Treasury of the Christian Faith, 1949, uitgegeven door Stuber en Clark, blz. 48.