Kan een kind „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” zijn?
Hoe jong kan een kind al onderwezen worden? Wat is de beloning wanneer men er vroeg mee begint?
KAN een jong kind „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” zijn? Kan het met verstand getuigenis afleggen van zijn geloof in God en in de bijbel? Kan het op doeltreffende wijze bijbelse leerstellingen en beginselen met anderen bespreken, en aldus werkelijk net als Timótheüs vroeger „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” zijn? — 2 Tim. 2:3.
Deze vragen zijn heel toepasselijk geworden door wat een van de populairste rooms-katholieke prelaten van Amerika, die daar veel voor radio en TV spreekt, namelijk bisschop Sheen, over dit onderwerp heeft gezegd. Onlangs is hij benoemd tot bisschop van Rochester in de staat New York, en sindsdien heeft hij een aantal vernieuwingen ingevoerd, onder andere dat van nu af aan de kinderen in zijn diocees ten tijde van hun eindexamen van de middelbare school hun plechtige communie zullen doen, en niet tussen het negende en twaalfde jaar, wat de gebruikelijke leeftijd is.
Toen hij de redenen voor deze verandering uiteenzette, zei hij: „Tegenwoordig wordt van bisschoppen gevraagd jonge peuters de communie af te nemen en hen heen te zenden als soldaten van Christus. In het algemeen gesproken dient de plechtige communie niet te worden afgenomen alvorens de kandidaat er klaar voor is zijn lekepriesterschap in de wereld ten uitvoer te brengen.” Bisschop Sheen houdt er blijkbaar geen rekening mee dat katholieke jongeren hier al voor hun zeventiende of achttiende jaar, de leeftijd waarop zij gewoonlijk de middelbare school verlaten, toe in staat zijn. — Time van 24 februari 1967.
Op welke leeftijd kunnen kinderen soldaten van Christus Jezus worden? Dat zal gedeeltelijk afhangen van de ernst waarmee hun ouders er zich mee bezighouden hun kinderen in de bijbel te onderrichten, en in grote mate ook van de aard van de kinderen zelf.
ACTUELE ERVARINGEN UIT HET WERKELIJKE LEVEN
Herhaaldelijk wordt gedemonstreerd dat heel jonge kinderen op doeltreffende wijze getuigenis kunnen afleggen van hun geloof. Zo deelde op zekere dag iemand in Duitsland zijn vier kinderen mee, dat hij een andere moeder voor hen ging zoeken omdat de moeder die zij nu hadden met Jehovah’s getuigen studeerde. Zijn jongste kind, een meisje van acht jaar, kwam hier tegenop en zei: „Nee, pappa, dat kun je niet doen! Weet je niet dat je dan overspel zou plegen?” Van zijn stuk gebracht, antwoordde hij nijdig: „Wat! Je weet niet eens wat dat betekent! Waarom gebruik je zulke woorden?” Niet in het minst uit het veld geslagen, legde het kind hem uit wat een overspeler is en gaf hem het volgende antwoord: „De bijbel zegt, dat wanneer je een vrouw hebt, je bij haar moet blijven en niet van haar moet scheiden. Iedereen die van zijn vrouw scheidt en met iemand anders trouwt, is een overspeler” (Matth. 5:31, 32; 19:9). Toen sprak zij ongeveer een half uur lang om een studie van de bijbel te verdedigen, waarbij haar vader en moeder stil toeluisterden. Een tijd lang vermeed de vader daarna alle omgang met haar; en hoewel hij zich ertegen is blijven verzetten dat zijn vrouw de bijbel bestudeert, praat hij er niet meer over een andere moeder voor zijn kinderen te zoeken.
Ja, zelfs een achtjarige kan vrijmoedig ten gunste van geloof in Christus Jezus spreken, als haar ouders de woorden van Jezus ter harte nemen: „Laat de jonge kinderen tot mij komen; tracht niet hen tegen te houden, want aan hen die zijn zoals zij, behoort het koninkrijk Gods toe.” — Mark. 10:14.
En dan was er nog een zekere jongeman die in een grote stad in Midden-Amerika woonde. Op de leeftijd van negen jaar verdedigde hij zijn adventistische geloof op krachtige wijze tijdens zijn discussies met Jehovah’s getuigen. Toen besloot hij op een dag een vergadering van de Getuigen bij te wonen, om te zien op welke fouten hij hen zou kunnen betrappen in hun leerstellingen en manier van doen. Maar wat hij zag en hoorde trok hem zo aan dat hij de uitnodiging aanvaardde om de daaropvolgende dinsdag aanwezig te zijn bij een huisbijbelstudie. Op deze studie schafte hij zijn eigen exemplaar aan van het studieboek dat werd gebruikt, „God zij waarachtig”, en vanaf die tijd is hij de vergaderingen van de Getuigen blijven bezoeken. Binnen drie maanden ging hij zelf van huis tot huis en bood de huisbewoners bijbelse tijdschriften aan. Enkele maanden later, op tienjarige leeftijd, liet hij zich in gehoorzaamheid aan het in Matthéüs 28:19 en 20 gegeven gebod dopen. Kort daarna liet hij zich inschrijven als pionier, een volle-tijdbedienaar van het evangelie, en twee jaar later werd hij samen met zijn moeder aangesteld als speciale pionier.
In deze hoedanigheid werd hij samen met zijn moeder naar een stad gezonden waar geen Getuigen waren. In drie jaar tijd had zich daar een groep van vijftien Getuigen gevormd, en er werd een gemeente opgericht. Op vijftienjarige leeftijd werd hij als gemeenteopziener aangesteld, terwijl hem terzelfder tijd ook andere verantwoordelijke taken werden toegewezen, zoals het leiden van de gemeentelijke Wachttoren-studie en het bedienen van de theocratische bedieningsschool. De raad van de apostel Paulus, namelijk: „Laat niemand ooit neerzien op uw jeugd”, kan toen zeker op hem van toepassing zijn geweest (1 Tim. 4:12). Vier jaar later werd hij overgeplaatst naar een andere gemeente en verscheidene jaren daarna werd hij uitgenodigd om de Wachttoren Bijbelschool Gilead in Brooklyn, New York, te bezoeken, waar hij momenteel studeert. Deze jongen behoefde stellig niet te wachten tot hij tegen de twintig liep voordat hij „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” kon worden, niet waar? Hoewel zijn ervaring in veel opzichten iets bijzonders is, blijkt uit het jaarlijkse Yearbook van Jehovah’s getuigen herhaaldelijk dat dergelijke jonge kinderen voortreffelijke soldaten van Christus Jezus kunnen zijn.
HET VERMOGEN VAN DE JEUGD OM TE LEREN
De feiten tonen aan dat veel volwassenen lange tijd het vermogen van jonge kinderen om te leren, onderschat hebben, evenals hun verlangen om te leren en hun liefde om kennis tot zich te nemen. De bevindingen van geleerden op het gebied van de sociale wetenschappen, de specialisten Wann, Dorn en Liddle, die gepubliceerd zijn in hun boek Fostering Intellectual Development (1963), zijn hierop van toepassing. Deze onderzoekers, die honderden kinderen die nog niet de schoolgaande leeftijd bereikt hadden, hebben ondervraagd, zeggen onder andere:
„De scherpzinnigheid van deze drie-, vier- en vijfjarige kinderen en de mate waarin zij de inlichtingen begrepen, was veel groter dan wij verwacht hadden. . . . In het begin van de studie bleek duidelijk dat de belangstelling van jonge kinderen een omvangrijk terrein bestreek. . . . Hoewel de mate van kennis van de kleine kinderen indrukwekkend was, was de manier waarop zij deze kennis gebruikten en onderzochten, nog indrukwekkender. Inlichtingen werden voor deze kinderen ruwe bouwmaterialen, waarover zij konden nadenken en redeneren. . . . Zij associeerden ideeën. Zij probeerden het verband tussen oorzaak en gevolg te begrijpen.” Typerend is de vraag die een vierjarige stelde toen hij voor het eerst een grote graafmachine bezig zag: ’Pappie, met wat voor machine is de aarde gemaakt?’
En de bevindingen van een team Britse artsen, die een studie hebben gemaakt van de oorzaken en gevolgen van ontijdige geboorten, onderstrepen hoe belangrijk bij de ontwikkeling van de bekwaamheden van een kind de rol is die liefdevolle aandacht van de zijde van de ouders speelt. Zij ontdekten dat ongunstige economische omstandigheden er vaak de oorzaak van waren dat kinderen te vroeg werden geboren. In het begin leek het er ook op dat een te vroeg geboren kind op school bepaald in het nadeel was, maar later bleek dat dit alleen maar was omdat dergelijke gehandicapte kinderen uit huisgezinnen kwamen waar kinderen weinig moederlijke zorg ontvingen en waar de ouders weinig belangstelling toonden voor de vorderingen van hun kinderen op school. Het bleek dat te vroeg geboren kinderen die moederlijke zorg ontvingen en wier ouders belangstelling hadden voor de vorderingen die zij op school maakten, gelijk op gingen met hun schoolkameraadjes die op tijd waren geboren.
Dergelijke bevindingen onderstrepen het feit dat men kinderen tot voortreffelijke soldaten van Christus kan opleiden voordat zij de leeftijd van zestien tot achttien jaar bereikt hebben. Maar het is niet waarschijnlijk dat zij dit zullen worden zonder goed, werkelijk belangstellend ouderlijk toezicht, hetgeen er de nadruk op legt dat ouders er vroeg mee moeten beginnen hun kinderen omtrent God en de bijbel te onderwijzen. Hoe vroeg? Zo vroeg mogelijk. In werkelijkheid vertellen zij die zich interesseren voor het maken van vorderingen bij het lezen ons, dat moeders hun kinderen op zijn laatst moeten beginnen voor te lezen als zij twee jaar zijn en hier een vaste gewoonte van dienen te maken. Dit brengt ons in herinnering wat Mozes de vaders van Israël gebood: „Gij zult den HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.” Ja, er diende geen gelegenheid over het hoofd te worden gezien jonge Hebreeuwse kinderen God en zijn vereisten te onderwijzen. — Deut. 6:5-7.
Dat de christelijke discipel Timótheüs vanaf zijn jongste kinderjaren op deze wijze door zijn moeder Eunice en zijn grootmoeder Loïs was onderwezen — zijn vader was een ongelovige Griek — blijkt uit wat de apostel Paulus hem jaren later schreef: „Blijf gij echter in de dingen die gij hebt geleerd en waarin gij door overtuiging zijt gaan geloven, wetend van welke personen gij ze hebt geleerd en dat gij van kindsbeen af de heilige geschriften hebt gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus.” Er bestaat geen twijfel over dat Timótheüs reeds op zeer prille leeftijd over God en in de bijbel werd onderwezen. — 2 Tim. 3:14, 15.
Wijze christelijke ouders zullen er daarom vroeg mee beginnen hun kinderen vertrouwd te maken met bijbelse waarheden. Zodra zij woorden kunnen herkennen en ze kunnen zeggen, kan hun worden geleerd dat God alle dingen heeft gemaakt, dat hij een naam heeft, namelijk Jehovah, dat zijn woonplaats in de hemelen boven is, dat hij niet met menselijke ogen gezien kan worden en dat zijn Boek, dat heilig is en ons tot gids dient, de bijbel is. In dit opzicht is het boek Van het verloren naar het herwonnen paradijs een zeer waardevol studiehulpmiddel, zoals ook vele moeders kunnen getuigen. Het vereist krachtsinspanningen, maar het is de moeite waard te zien wat een kennis jonge kinderen kunnen verwerven en kunnen gebruiken wanneer zij in de voetstappen van Christus Jezus beginnen te wandelen.
OOK DE VORMING VAN DE PERSOONLIJKHEID BEGINT VROEG
Het is echter net zo belangrijk, zo niet belangrijker, dat uw kind, ten einde een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus te worden, van zijn vroegste kinderjaren af in juiste beginselen wordt geoefend. Ja, zelfs van de allereerste weken en maanden af helpt de moeder er door de liefde en zorg die zij aan haar kind besteedt, aan mee de persoonlijkheid van het kind te vormen. Dr. S.F. Yolles schrijft dan ook: „Kinderpsychologen en -psychiaters ontdekken verbazingwekkende nieuwe feiten . . . Een baby is een zoekend, reagerend menselijk wezen — met het vermogen om al vroeg in het leven te leren en veel dieper ten goede of ten kwade beïnvloed te worden dan men vroeger vermoedde — door de invloed van het gedrag van zijn moeder.”
Dr. Spock, Amerika’s populairste raadgever op het gebied van kinderopvoeding, laat zich in dezelfde geest uit wanneer hij zegt dat tegen het derde jaar de neigingen van een kind zich al hebben ontwikkeld, hetzij in opbouwende of in afbrekende zin. „Persoonlijke neigingen die vóór de leeftijd van drie jaar aardig scherp bepaald zijn, hebben te maken met zulke algemene houdingen als vertrouwen contra wantrouwen, vriendelijkheid contra vijandschap, optimisme contra pessimisme”, enzovoort. En B. Fine, opvoedkundig redacteur van de New York Times, zegt in zijn boek 1,000,000 Delinquents: „De eerste zes jaar zijn de belangrijkste jaren voor het bepalen van ons karakter.”
Dit alles is in overeenstemming met de ontdekkingen van S. en E. Glueck, van wie wordt gezegd dat zij de meest grootscheepse studies en onderzoekingen hebben verricht betreffende de oorzaken van jeugdmisdaad. Zij hebben ontdekt dat misdadigers meestal uit gezinnen komen waar van weinig begrip, genegenheid en morele kracht sprake is, en dat neigingen tot misdaad „klaarblijkelijk diep in het lichaam en de geest verankerd zijn en in wezen komen de misvormingen van de persoonlijkheid voort . . . uit de eerste paar levensjaren”.
Met het oog op deze feiten zijn de woorden van de apostel Paulus tot de christenen te Thessaloníka veelbetekenend voor alle moeders. Hij had als eerste het goede nieuws tot hen gepredikt en er kan dus worden gezegd dat hij hen van hun geestelijke kindsheid af had grootgebracht. Hij was hierin zo doeltreffend geweest dat hun vermogen om vervolging het hoofd te bieden iets opmerkenswaardigs was geworden. En welke methode gebruikte Paulus? „Wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert. Daar wij dus tedere genegenheid voor u hadden, hebben wij u gaarne niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld, maar ook onze eigen ziel, want gij zijt ons lief geworden.” Hoe wijs is daarom het schriftuurlijke standpunt waardoor de vrouwelijke taak wordt omschreven, zodat zij haar eerste aandacht kan schenken aan de liefdevolle zorg voor en opvoeding van haar kinderen! — 1 Thess. 2:7, 8.
Het is niet zo dat alleen de moeders deze verantwoordelijkheid dragen, maar gedurende de belangrijke jaren voordat de kinderen naar school gaan, zijn zij het meeste met hèn samen. De apostel Paulus liet in dit verband ook zien dat vaders eveneens verantwoordelijkheid dragen, want hij vergeleek zijn werkzaamheden ook met die van een vader: „Wij [bleven] een ieder van u, zoals een vader zijn kinderen, . . . vermanen . . . opdat gij zoudt voortgaan te wandelen op een wijze welke God . . . waardig is” (1 Thess. 2:11, 12). Zoals reeds opgemerkt, gaf Mozes aan vaders het gebod hun kinderen over Jehovah te onderrichten, en de apostel Paulus zei de vaders ’hun kinderen groot te brengen in de gezaghebbende raad van Jehovah’. In dit opzicht is het beste wat een vader kan doen, een geregelde bijbelstudie met zijn kinderen te houden. De beide ouders moeten met elkaar samenwerken, elk van hen naar gelang hij of zij daar tijd en gelegenheid voor heeft, en de moeder heeft dit het meeste, maar wat de vader doet legt vaak meer gewicht in de schaal. En daarom lezen wij: „Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet.” — Ef. 6:4; Spr. 1:8.
Ja, als ouders een kind op de juiste wijze onderrichten en daar vroeg mee beginnen, kan dit tot gevolg hebben dat het kind hun, zelfs in zijn prilste jaren, veel vreugde kan schenken en, in plaats van zich tot de misdaad te keren, een opgedragen dienstknecht van God kan worden en „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” blijkt te zijn.