„Gij moogt het niet vergeten”
’En het moet geschieden dat wanneer Jehovah, uw God, u rust heeft gegeven van al uw vijanden, gij het niet moogt vergeten.’ — Deut. 25:19, NW.
1. Welk ernstige incident moest Israël gedenken?
TOEN de twaalf stammen van Israël in 1513 v.G.T. Egypte hadden verlaten, overkwam hun een bijzonder ernstig incident. Het betrof een optreden van de zijde van het volk van Amalek waartoe geen aanleiding was gegeven en dat niet alleen erg onvriendelijk, maar ook onnodig was. Daarom zei de profeet Mozes tot Israël: „Er dient gedacht te worden aan wat Amalek u bij uw uittocht uit Egypte onderweg heeft aangedaan, hoe hij u onderweg tegemoet ging en vervolgens in uw achterhoede alle achterblijvers, die vermoeid achter u aankwamen, sloeg, terwijl gij uitgeput en afgemat waart; en hij vreesde God niet. En het moet geschieden dat wanneer Jehovah, uw God, u rust heeft gegeven van al uw vijanden rondom in het land dat Jehovah, uw God, u tot erfdeel geeft om het in bezit te nemen, gij de vermelding van Amalek van onder de hemel dient uit te wissen. Gij moogt het niet vergeten.” — Deut. 25:17-19, NW.
2. Wie waren de Amalekieten, en waarom hoefde het weinig verwondering te wekken dat zij het volk Israël haatten?
2 Wie waren deze Amalekieten, die de uitgeputten en vermoeiden neersloegen? Wie waren deze mensen, die God niet vreesden? Amalek was een kleinzoon van Esau. Geen wonder! Esau was degene die zijn geboorterecht aan zijn broer Jakob had verkocht. Daarom waren de nakomelingen van Amalek vastbesloten de haatgevoelens die Esau tegen zijn broer Jakob koesterde, voort te zetten, al waren er reeds meer dan drie eeuwen verstreken. Vandaar dat zij deze aanval, die beslist niet was uitgelokt, op de nakomelingen van Jakob deden. Wegens deze lafhartige daad vaardigde Jehovah God het besluit uit dat zij verdelgd moesten worden, hetgeen betekende dat het gehele volk van Amalek definitief moest worden uitgeroeid.
3, 4. (a) Wat moest koning Saul van Israël, volgens het bevel van Gods profeet Samuël, met Amalek doen? (b) Wat deed koning Saul in werkelijkheid? (c) Wie traden nog meer handelend op tegen de Amalekieten, en wanneer ging Jehovah’s woord ten slotte ten aanzien van hen in vervulling?
3 Gedurende de periode van de rechters van de natie Israël bleven de Amalekieten vijanden van Israël, terwijl zij samen met andere natiën Israël aanvielen (Richt. 3:12, 13; 6:1-3, 33; 7:12; 10:12). Ongeveer vier eeuwen nadat de Israëlieten Egypte hadden verlaten, zei Gods profeet Samuël tot koning Saul: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Ik moet rekenschap vorderen van wat Amalek Israël heeft aangedaan, toen hij hen in de weg trad terwijl hij uit Egypte optrok. Ga nu heen, en gij moet Amalek verslaan en hem met al wat hij bezit aan de vernietiging prijsgeven, en gij moogt geen mededogen met hem hebben, en gij moet hem ter dood brengen, zowel man als vrouw, zowel kind als zuigeling, zowel stier als schaap, zowel kameel als ezel’” (1 Sam. 15:2, 3, NW). Jehovah was het niet vergeten!
4 Koning Saul versloeg de Amalekieten „van Havila af tot aan Sur”. Saul overtrad Jehovah’s bevelen echter en hij spaarde koning Agag. Het verslag zegt dat ’Saul en het volk mededogen hadden met Agag’. Niettemin kon er niet met God gespot worden, want Samuël „hakte . . . Agag in stukken voor het aangezicht van Jehovah te Gilgal” (1 Sam. 15:2-33, NW). De Amalekieten werden toen echter niet volledig uitgeroeid. Gedurende de tijd van koning David werden er veldtochten tegen de Amalekieten ondernomen. Pas eeuwen later, gedurende de regering van Hizkía, heeft „een deel van de Simeonieten” het overblijfsel van de Amalekieten gedood (1 Kron. 4:42, 43). In de vijfde eeuw v.G.T. werden ten slotte de Agagiet Haman en zijn familie verdelgd omdat zij de jood Mordechaï en zijn volk hadden willen uitroeien. Op deze wijze werd het bevel „Gij moogt . . . niet vergeten” wat de Amalekieten de zonen en dochters van Jakob hebben aangedaan, volledig vervuld.
LUISTER
5. (a) Moesten de Israëlieten alleen het bevel betreffende de Amalekieten niet vergeten? (b) Kan iemand in deze tijd de bevelen van Jehovah negeren en nog steeds zijn zegen genieten?
5 Dat bijbelse verslag vormt slechts één voorval dat deze belangrijke kwestie om niet te vergeten wat God heeft gezegd, duidelijk doet uitkomen. Er waren nog veel meer belangrijke dingen die de kinderen Israëls niet moesten vergeten, vooral niet dat zij Jehovah’s natie waren, zijn erfdeel (Ps. 33:12). Ten slotte vergaten zij dit, met het gevolg dat de gehele natie Israël werd verworpen en Gods gunst verloor. Is het, met het oog op wat de Israëlieten eeuwen geleden overkwam, voor mensen in deze tijd niet nog belangrijker de rechterlijke beslissingen en onderwijzingen van God niet te vergeten als zij het verlangen koesteren „de aarde [te] beërven”? (Matth. 5:5) Mozes zei: „Luister naar de voorschriften en de rechterlijke beslissingen die ik u leer om te volbrengen, opdat gij moogt leven en het land dat Jehovah, de God van uw voorvaders, u geeft, inderdaad moogt binnengaan en in bezit moogt nemen. Gij moogt niets toevoegen aan het woord dat ik u gebied, noch er iets van afnemen, opdat gij de geboden van Jehovah, uw God, die ik u gebied, onderhoudt” (Deut. 4:1, 2, NW). Niemand — u niet en ook de geestelijken van de christenheid niet — heeft het recht aan het Woord van God te knoeien en er gedeelten van te verwerpen of er iets aan toe te voegen, denkend dat men meer kennis en wijsheid heeft dan de Auteur van de bijbel zelf. Wanneer de Israëlieten als afzonderlijke personen en als natie wensten te leven, was het voor hen noodzakelijk de geboden van hun God Jehovah te onderhouden. Met christenen is het niet anders gesteld. Wanneer God spreekt, dienen christenen te luisteren! De meeste mensen zijn evenwel geneigd God te vergeten, zijn uitspraken en onderwijzingen te negeren en overeenkomstig hun eigen verlangens te leven.
6. Hoe weten wij dat Jehovah veel belangstelling voor de mensheid heeft?
6 Ook al denken de mensen hier heel anders over, toch heeft de grote God van het universum nog steeds veel belangstelling voor zijn schepping. ’God heeft de mensheid zelfs zozeer liefgehad, dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven om hen te redden (niet om hen te vernietigen) en om hen eeuwig leven te laten genieten’ (Joh. 3:16). Toen Gods Zoon Jezus Christus naar de aarde kwam, bestudeerde hij de Heilige Schrift. Hij citeerde schriftplaatsen om zijn onderwijzingen te staven. Met betrekking tot de woorden die hij sprak, merkte hij op: „Ik [spreek] niet uit mijzelf” (Joh. 14:10). Hij las en geloofde Gods Woord, terwijl hij zijn onderwijzingen daarop baseerde. Lang voordat Jehovah zijn Zoon in de wereld zond, trachtte hij de Israëlieten hiervan te doordringen. Zij hebben echter niet allen geluisterd. Daarom zei God: „Alleen neem u in acht en zorg goed voor uw ziel, dat gij de dingen die uw ogen hebben gezien, niet vergeet en dat ze al de dagen van uw leven niet uit uw hart wijken; en gij moet ze uw zonen en uw kleinzonen bekendmaken.” — Deut. 4:9, NW.
7. (a) Hoe kan men goed voor zijn leven en het leven van zijn zonen zorgen? (b) Welke stappen deden de Israëlieten in Egypte om hun leven in veiligheid te stellen?
7 Als iemand goed voor zijn ziel gaat zorgen, betekent dit dat hij goed voor zijn leven gaat zorgen. Uw ziel, dat bent u. Niemand van ons dient datgene wat wij met onze ogen hebben gezien, te vergeten, en wij dienen te luisteren naar wat Jehovah in zijn geschreven Woord zegt. Op deze wijze zorgen wij goed voor ons leven. Door te horen en niet te vergeten en Gods woorden al de dagen van ons leven niet uit ons hart te laten wijken, worden wij in staat gesteld onze zonen en kleinzonen te helpen. Ook zij moeten weten wat God heeft gezegd en gedaan. Wat heeft God gedaan? Dit: Israël was een talrijk volk geworden. Na Jozefs dood werden zij slaven in Egypte. Door zijn grote macht bevrijdde Jehovah hen uit Farao’s onderdrukking. Voordat de vrijheid evenwel kwam, werd Egypte door de ene plaag van God na de andere getroffen. Toen, voordat de tiende plaag kwam, droeg Mozes alle kinderen Israëls op zich op hun bevrijding en hun trektocht uit Egypte voor te bereiden. Er was van de zijde der Israëlieten weinig voorbereiding voor nodig om deze door God geschonken vrijheid te verwerven; er was echter wel geloof voor nodig. Elk Israëlitisch gezin moest een lam doden, het bloed ervan nemen en het op de deurposten en bovendrempel van de deuropening van hun huis sprenkelen; vervolgens moesten zij het lam roosteren en het, terwijl zij binnenshuis bleven, eten. Het was niet moeilijk deze instructies op te volgen, niet waar? Wegens deze geloofsdaad — dat zij alleen maar deden wat Jehovah hun opdroeg te doen — sloeg de engel van Jehovah de kinderen Israëls over terwijl alle Egyptische eerstgeborenen, zowel van de mensen als van de dieren, door Gods engel werden gedood. Wat was dat een nacht van gejammer en geween voor de Egyptenaren! Maar wat was het in de huizen van de Israëlieten een nacht van vreugde! Zij waren allen in leven en begonnen al gauw aan hun tocht naar en door de Rode Zee, waarbij zij Mozes volgden, die hen uit het land Egypte naar het beloofde land leidde. Vindt u dat deze gebeurtenis het waard was door de Israëlieten herdacht te worden en van geslacht op geslacht aan hun zonen en kleinzonen bekendgemaakt te worden?
8. Hoe zouden zonen en kleinzonen in latere geslachten van Jehovah’s bevrijding van Israël uit Egypte vernemen, hetgeen aanleiding geeft tot het stellen van welke actuele persoonlijke vraag?
8 Ouders moesten hun kinderen en kleinkinderen van geslacht op geslacht over deze dag van bevrijding, met al zijn opwinding, vertellen. ’Vergeet niet de dingen die uw ogen hebben gezien’, zei God. Zij moesten elk jaar opnieuw, op de paschadag en ook op andere tijden, van deze grootse gebeurtenis melding maken. Hun bevrijding uit slavernij was geen mythe. Het was niet slechts een verhaal waarmee men kinderen aangenaam kan bezighouden. Het was Jehovah’s werk! Het was werkelijkheid! Het was ware geschiedenis! Mannen en vrouwen hadden het persoonlijk meegemaakt, en om zich in acht te nemen en goed voor hun ziel te zorgen, moesten zij niet vergeten deze waarheden aan hun zonen en kleinzonen te vertellen. Hoeveel historische bijbelse gebeurtenissen vertelt u steeds weer opnieuw aan uw zonen?
9. Welk lot trof het volk Israël kort na hun vertrek uit Egypte, omdat zij Gods daden snel vergaten?
9 Hoe snel zijn mensen echter geneigd te vergeten! Niet lang daarna, toen de Israëlieten in de wildernis van Paran waren, zond Mozes twaalf verspieders naar het beloofde land om alles in ogenschouw te nemen. Tien verspieders keerden bevreesd terug en zeiden met klem: Terug naar Egypte. Daar konden zij weer knoflook en watermeloenen krijgen (Num. 11:5). Twee van de twaalf verspieders, Jozua en Kaleb, waren ingenomen met wat zij hadden gezien, en zij raadden het volk aan: „Laten wij direct optrekken” en het land vloeiende van melk en honing binnengaan (Num. 13:27-30, NW). Het volk luisterde echter naar de tien bevreesde verspieders, terwijl zij de wonderbaarlijke bevrijding die God in Egypte ten behoeve van hen had bewerkstelligd, vergaten. Wegens gebrek aan geloof brachten zij veertig lange jaren in de wildernis door, totdat die oudere generatie was uitgestorven. De kinderen van de nieuwe generatie, die van hun ouders of grootouders over de bevrijding hadden gehoord, waren nu gereed om onder Jehovah’s leiding het land van belofte binnen te trekken.
10. Hoe handelde Jehovah, ondanks Israëls vergeetachtigheid, ten aanzien van hen, en waarom?
10 Hoewel vele geslachten van Israël de redding die Jehovah hun schonk, snel vergaten, was God niet iemand die vergat. „Want Jehovah, uw God, is een barmhartige God. Hij zal u niet in de steek laten, noch u in het verderf storten, noch het verbond van uw voorvaders, dat hij hun onder ede bevestigd heeft, vergeten” (Deut. 4:31, NW). Eeuwen tevoren had Jehovah tot Abraham, Isaäk en Jakob gezegd dat hij hun dit land zou geven en dat alle geslachten van de aardbodem door bemiddeling van Abrahams zaad gezegend zouden worden. Die nieuwe generatie had geloof, en Jehovah schonk hun talloze successen. Wederom waarschuwde God hen echter dit alles niet te vergeten.
11. Welke zegeningen zouden er op grond van Gods belofte op Israël worden uitgestort, en welke problemen zou dit scheppen?
11 Jehovah God leidde Israël verder naar het land dat in de bijbel wordt beschreven als gelijkend op de hof van Eden. Zij zouden in huizen komen te wonen die zij niet hadden gebouwd. Zij zouden zoet water drinken uit regenbakken die zij niet hadden uitgehouwen. Zij zouden druiven eten van wijngaarden en olijven van bomen die zij nooit hadden geplant. Welke uitwerking zouden deze voorspoed en luxe op hen hebben? Zou deze nieuwe generatie, die al deze dingen in het beloofde land zou ontvangen, Jehovah eveneens vergeten? Zouden zij zo verzadigd geraken dat zij God zouden vergeten?
12. Hoe waarschuwde Jehovah Israël in verband met de gevaren van het land van belofte en de goede dingen die het bevatte?
12 Luistert u eens naar de waarschuwing die Jehovah de kinderen Israëls gaf: „En het moet geschieden dat wanneer Jehovah, uw God, u in het land zal brengen dat hij uw voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heeft u te geven, grote en mooie steden die gij niet hebt gebouwd, en huizen vol met allerlei goede dingen die gij niet hebt gevuld, en uitgehouwen regenbakken die gij niet hebt uitgehouwen, wijngaarden en olijfbomen die gij niet hebt geplant, en gij gegeten zult hebben en verzadigd zijt geworden, neem u dan in acht dat gij Jehovah niet vergeet, die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, heeft geleid” (Deut. 6:10-12, NW). Hoeveel mensen zijn in deze tijd zo vergeetachtig? Zij genieten voorspoed en hebben in materieel opzicht alles wat zij willen hebben, maar zij raken hun geestelijke gezindheid en hun belangstelling voor hun God Jehovah totaal kwijt!
DE MENSHEID VERGEET
13. Wat vergeten vele mensen zelfs thans in verband met Gods voorzieningen?
13 Jehovah wist dat de mensheid gemakkelijk zou kunnen vergeten. Dat was de reden waarom hij de waarschuwing gaf. Hoe velen sloegen echter acht op Jehovah’s waarschuwingen? Vele mensen staan er nooit bij stil dat Jehovah God degene is die de zon op goeden en kwaden laat schijnen, dat hij het op rechtvaardigen en onrechtvaardigen laat regenen; dat God ons de lucht heeft gegeven die wij inademen en in de gewassen heeft voorzien die wij eten; dat hij het land en de zee heeft gemaakt, de bergen en de dalen met hun zoet-waterstromen. Deze dingen waren hier allemaal reeds toen u op aarde verscheen, maar hoe vaak hebt u de Schepper ervoor gedankt? Er bestaat een grote verscheidenheid in voedsel en onderdak in huizen van steen, hout en andere materialen die uit de aarde genomen zijn. Wij hebben kleding van katoen, wol en zijde. Er is geen einde aan de dingen waarin Jehovah voorziet. Hij heeft het allemaal aan de mensheid gegeven. Hebt u tot verzadiging toe gegeten? Neem u dan in acht dat u Jehovah niet vergeet.
14, 15. Vermeld de belangrijkste betekenis van het woord „vergeten”, en geef in grote trekken weer welke vragen er rijzen in verband met de vergeetachtigheid van mensen in deze tijd.
14 Iemand zou kunnen zeggen: ’Och, wij vergeten allemaal wel eens wat’, maar is dat de belangrijkste betekenis van „vergeten”? Volgens van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal is de eerste betekenis van „vergeten”: „Uit de herinnering, het geheugen verliezen, niet meer kennen of weten.” Dit is de betekenis van het woord „vergeten” dat in de aangehaalde schriftplaatsen is gebruikt; men laat met andere woorden de dingen die tevoren zo duidelijk in de geest of de gedachten waren gegrift, er volledig uit verdwijnen.
15 Hoeveel mensen hebben God volgens u in deze tijd vergeten, kennen hem niet meer en weten niet meer wie hij is en wat hij heeft gedaan? Hoeveel mensen zijn er volgens u die de grote God van het universum, de Gever van elk goede en volmaakte geschenk, werkelijk aanbidden? Hoeveel mensen geloven volgens u werkelijk dat God de mensheid zozeer heeft liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden opdat de mens eeuwig leven zou kunnen verwerven? Bent u van mening dat de meerderheid van de bevolking der christenheid God, zijn wetten en wat hij christenen heeft opgedragen te doen, is vergeten? Bent u dit zelf vergeten?
16. (a) Vermeld nog een, minder ernstige, betekenis van het woord „vergeten”. (b) Welk verband bestaat er tussen het aangehaalde artikel in de New York Times en vergeetachtigheid?
16 Zeker, er is ook een tweede betekenis van het woord „vergeten”, namelijk, „Verzuimen te doen, te noemen, enz.”, onopzettelijk veronachtzamen, in gebreke blijven te nemen, te brengen, te spreken of op te merken. Deze soort van vergeetachtigheid kunnen wij thuis elke dag waarnemen. De vrouw zou aan haar man kunnen vragen: ’Als je vanavond van je werk thuiskomt, zou je dan een brood willen meenemen?’ Hij vergeet het. Er is beslist geen opzet in het spel, want als hij thuiskomt, zal hij òf naar de winkel moeten gaan òf het tijdens die avondmaaltijd zonder brood moeten stellen. Dergelijke kleinigheden in het leven vergeten wij af en toe te doen, maar wij kunnen ons hierin verbeteren en het alsnog doen. Wat hebt u echter in verband met de ware religie gedaan? Lijkt het in uw geval veel op wat er op de voorpagina van het zondagsblad van de New York Times van 15 september 1968 verscheen? De kop boven het vier-kolomsartikel luidde: „Algemene apathie schept crisis in Kerk van Engeland.” Het verslag was van de hand van een zekere E. B. Fiske en het artikel begon aldus: „LONDEN — De kerk is als een café. U gaat de stad in en treft er één aan; misschien gaat u naar binnen, misschien ook niet. Ik persoonlijk ga er niet binnen. De spreker was James Cavenaugh.” Een beetje verder in het artikel zei de heer Fiske: „Het kerkbezoek is zo gedaald, dat slechts acht van elke honderd gedoopte personen met Pasen aan de godsdienstoefening deelneemt.” Zou u willen zeggen dat 92 percent van de inwoners van dat land God is vergeten? Hoe staat het met de rest van de christenheid? Worden hun religieuze centra druk bezocht? U weet dat het antwoord Neen luidt, en dit komt omdat de mensen God zijn vergeten! Zij hebben de dingen die zij over God hebben geweten — indien zij gedurende hun leven althans van Hem hebben gehoord of over Hem hebben gelezen — uit hun herinnering verloren. Velen hebben zelfs geleerd dat God dood is, en bijna alle anderen hebben geleerd dat hetgeen in de Heilige Schrift, de bijbel, staat, slechts een mythe is. Zij ontvangen geen aansporing of hulp, noch van de zijde der geestelijken noch van de zijde van hun ouders of andere oudere personen, om deze dingen in hun herinnering vast te houden. Daarom vergeten zij God.
17. (a) Wie of wat zijn velen gaan aanbidden? (b) Welke vragen behoeven met het oog op ’s mensen verdorven aanbidding, een antwoord?
17 Religie, de een of andere vorm van aanbidding, is iets waarbij iedereen in de wereld op de een of andere wijze is betrokken. De mens is nu eenmaal van nature geneigd iets te aanbidden. Mensen die wij „heidenen” noemen, hebben goden die zij aanbidden. Sommige mensen aanbidden geld, filmsterren, politici, regeerders en zelfs zichzelf. Het kan een beeld zijn of iets denkbeeldigs, nirwana bijvoorbeeld. Laten wij de christenheid, nu wij het toch over dit onderwerp hebben, echter nog eens beschouwen en ons in alle ernst afvragen: Wat heeft de religie van de christenheid voor de mensheid gedaan? Heeft ze de natiën en haar mensen in moreel en geestelijk opzicht op een hoger peil gebracht? Heeft ze hen vreedzamer gemaakt? Hebben zij elkaar thans meer lief dan vijftig jaar geleden, of dan vijfhonderd jaar geleden? Heeft de christenheid „glorie . . . aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil” gebracht? (Luk. 2:14) Waarom niet? Omdat de mensheid en haar priesters en geestelijken God zijn vergeten, zijn Woord als van nul en gener waarde beschouwen en Jehovah’s koninkrijk onder zijn Zoon Christus Jezus hebben verworpen. Jezus verklaarde onomwonden: „Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd. Tevergeefs blijven zij mij aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen” (Matth. 15:8, 9). De valse religies onderwijzen u niet in Gods Woord maar in hun eigen leerstellingen. Luister naar God, want hij zegt thans tot u: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen” (Openb. 18:4). De christenheid en het gehele wereldrijk van valse religie zijn ten ondergang gedoemd!
[Illustratie op blz. 169]
Mozes herinnerde Israël eraan dat zij niet mochten vergeten hoe Amalek God had getart door zijn volk aan te vallen