Neemt u deel aan de grote strijd van het geloof?
„Strijd de voortreffelijke strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven stevig vast.” — 1 Tim. 6:12.
1. Welke actuele vragen worden er gesteld over de honderden miljoenen personen die het christendom belijden?
ER ZIJN thans naar schatting 924.274.000 personen die het christendom belijden. Gelooft u dat de meesten van deze mensen aan de grote wedloop van het geloof deelnemen? Hebben zij het eeuwige leven vastgegrepen? Of bent u van mening dat de meeste mensen in de christenheid geloven dat zij het leven dat zij bezitten, door middel van een evolutionair proces hebben verworven? Op veel scholen van de christenheid wordt de evolutie onderwezen in plaats van schepping door God, zoals de bijbel verklaart. Welke mening bent u toegedaan?
2. Hoe beschouwen velen in de kerkelijke stelsels van de christenheid Christus Jezus, alsmede het scheppings- en het vloedverslag?
2 In de kerkelijke stelsels van de christenheid wordt algemeen aangenomen dat Jezus de stichter van het christendom was, maar er zijn tegenwoordig heel wat zogenaamde modernisten en mensen met weinig geloof die Jezus Christus niet als hun loskoper van de dood aanvaarden. Zij beschouwen Jezus als een gewone man die er een prachtige filosofie op na hield, veel goede dingen onderwees en een voorbeeldig leven leidde. Maar dat hij de Zoon van God was die uit de maagd Maria werd geboren en dat hij voor de gehele mensheid in het loskoopoffer heeft voorzien, gaat hun gewoon een beetje te ver. En dan is er de schepping van Adam en Eva door God, en het verhaal van Noach en zijn ark. Vergt het te veel van uw geloof om dat allemaal eveneens aan te nemen?
3, 4. (a) Hoe bezag de apostel Petrus het vloedverslag, en van welk belang dient dit voor rooms-katholieken te zijn? (b) Hoe gaf Jezus blijk van zijn geloof in het vloedverslag en de betekenis ervan voor de mensheid?
3 Welnu, hoe staat het met Petrus, die volgens velen de eerste paus van de Rooms-Katholieke Kerk was? Evenals Christus Jezus geloofde hij de Heilige Schrift, en hij zei: „Door herinnering [wek ik] uw vermogen om helder te denken op . . ., opdat gij u de woorden die vroeger door de heilige profeten gesproken zijn . . . te binnen zoudt brengen. . . . Want overeenkomstig hun wens [dat wil zeggen, van de spotters] ontgaat dit feit hun aandacht, dat er door het woord van God in de oudheid hemelen waren en een aarde, compact staande uit het water en te midden van water; en door die middelen werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd. Maar door hetzelfde woord zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.” — 2 Petr. 3:1-7.
4 Misschien hebt u niet zo’n groot geloof als Petrus, maar Petrus geloofde wat hij over de vloed van Noachs dagen opschreef, omdat hij geloof stelde in wat „door de heilige profeten” was gesproken, alsmede door Christus Jezus, die zei: „Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matth. 24:37-39). Jezus gaf hier antwoord op een vraag die zijn discipelen hem hadden gesteld, namelijk: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Jezus Christus, de Zoon van God, gaf aan zijn discipelen een beschrijving van de vele dingen die in het besluit van dit samenstel van dingen — of, als u de voorkeur geeft aan de uitdrukking het „einde der wereld” — zouden gebeuren. Leest u het vierentwintigste hoofdstuk van Matthéüs maar. Misschien zal dit u opnieuw aanvuren en zult u aan de grote strijd van het geloof willen deelnemen. Indien u Gods Woord reeds gelooft, zal dit u stellig helpen een voortreffelijke strijd voor het geloof te blijven strijden.
5, 6. Voor wiens heerschappij had Jezus in de eerste plaats belangstelling, en hoe gaf hij dit te kennen?
5 Jezus verklaarde dat een groot predikingswerk betreffende Gods koninkrijk tot de belangrijke gebeurtenissen zou behoren die de laatste dagen van dit samenstel van dingen zouden kenmerken. Hij profeteerde: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
6 Jezus verraste de mensen door iets te zeggen dat miljoenen mensen nog steeds zeggen: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10, NBG). Hebt u dat gebed leren bidden en hebt u het af en toe in uw leven gebeden? Maar hoeveel mensen die deze woorden uitspreken, willen werkelijk dat Jehovah Gods koninkrijk komt om de heerschappij over deze aarde over te nemen? Jezus Christus, de Zoon van God, wilde dit wel! Wilt u het ook?
WAARNAAR GAAT UW BELANGSTELLING UIT?
7. Hoe onderwees Jezus zijn discipelen belangstelling te tonen voor Gods koninkrijk?
7 Jezus’ gehele belangstelling in het leven ging uit naar Gods koninkrijk. Dit is nog steeds het geval. Hij zei in zijn Bergrede: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:33). Jezus leidde mensen ertoe op over dit koninkrijk te spreken en hij zond zijn twaalf discipelen uit om andere mensen over het Koninkrijk te vertellen. Hij zei: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Geneest zieken, wekt doden op, maakt melaatsen rein, werpt demonen uit. Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet” (Matth. 10:7, 8). Jezus wilde dat zijn discipelen de mensen overal zouden helpen inzien dat de mensheid alleen maar de hoop kan koesteren het eeuwige leven vast te grijpen door Gods koninkrijk te aanvaarden. „Toen Jezus nu gereed was met het geven van instructies aan zijn twaalf discipelen, vertrok hij vandaar om in hun steden te onderwijzen en te prediken” (Matth. 11:1). Na in de synagoge te Kapernaüm onderwezen te hebben en enkele wonderbare werken te hebben verricht, zei Jezus tot zijn discipelen: „’Laten wij ergens anders heen gaan, naar de naburige dorpen, opdat ik ook daar kan prediken, want met dat doel ben ik uitgegaan.’ En hij ging en predikte in hun synagogen in geheel Galiléa en wierp de demonen uit.” — Mark. 1:38, 39.
8. Verdween na Jezus’ dood en opstanding de belangrijkheid van Gods koninkrijk uit de geest van zijn volgelingen? Waarom?
8 Drie en een half jaar lang hield Jezus zich er toegewijd mee bezig te onderwijzen en te prediken, terwijl zijn enige thema het koninkrijk van God was en de zegeningen die het aan de mensheid zou schenken. Daarna stierf hij aan de martelpaal. Hij wist echter dat het goede nieuws van het Koninkrijk helemaal tot het einde van dit samenstel van dingen gepredikt moest worden. Daarom zei Jezus nadat hij uit de doden was opgewekt tot zijn volgelingen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:19, 20.
9. Wat predikte Petrus met Pinksteren, en tot wie en met welke resultaten?
9 Wij leren uit de Heilige Schrift, en wel uit hoofdstuk twee van het boek Handelingen, dat Jezus na zijn hemelvaart, en wel op de dag van het pinksterfeest van het jaar 33 G.T., de heilige geest uitstortte, waarna de 120 discipelen die Jezus had onderwezen en opgeleid, allen met deze werkzame kracht van God werden vervuld. Het was op die dag dat Petrus grote mensenmenigten in de stad Jeruzalem tegemoettrad en duizenden mensen op welsprekende wijze toesprak. Toen zij de boodschap die Petrus op die dag bekendmaakte, hoorden, werden velen uit dat kromme geslacht gered en werden gedoopt. Van die dag af begon het goede nieuws van het Koninkrijk zich tot de einden der aarde te verbreiden. Er waren destijds in Jeruzalem „Parthen en Meden en Elamieten, en de bewoners van Mesopotamië, en Judéa en Kappadócië, Pontus en het district Asia, en Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt, en tijdelijke inwoners uit Rome, zowel joden als proselieten, Kretenzers en Arabieren” (Hand. 2:9-11). Er waren daar wel vijftien nationaliteiten vertegenwoordigd, mensen die uit vele delen van de destijds bekende wereld afkomstig waren, en het verslag toont aan dat velen die Petrus’ boodschap op die dag hoorden, werden gedoopt. Deze joden en proselieten geloofden in Jehovah God en nu aanvaardden zij Christus Jezus en waren zij blij de boodschap die zij hadden gehoord naar hun verschillende landen mee terug te nemen. Zij waren nu Jehovah’s christelijke getuigen, omdat zij geloof stelden in Gods Zoon, Christus Jezus, die hen van de dood had losgekocht, en omdat zij in het koninkrijk van God geloofden. Zij gingen nu eveneens tot degenen behoren die aan de grote strijd van het geloof deelnamen, terwijl zij moesten standhouden tegen de vele verschillende religies die de mensen er in hun landen op na hielden. Het christendom had een goed begin gekregen. Deze opgedragen, gedoopte mensen moesten nu evangelisten zijn — hetgeen betekende dat zij zouden proberen anderen tot het christendom te bekeren — en Jezus’ woorden „gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” moesten in vervulling gaan. — Hand. 1:8.
DE EXPANSIE BEGINT
10. Toon aan hoe mensen in Jeruzalem, Judéa en Samaria het getuigenis van de waarheid na Pinksteren ontvingen?
10 Er zijn veel bewijzen in het Woord van God waaruit blijkt dat Jeruzalem, Judéa en Samaria een bijzonder voortreffelijk getuigenis ontvingen. De evangelist Filippus ging naar de stad Samaria, en de mensenmenigten aldaar schonken aandacht aan wat hij had te zeggen. Petrus maakte er een begin mee het evangelie voor de heidenen toegankelijk te maken door tot Cornelius te spreken, die werd gedoopt en, doordat hij door heilige geest werd verwekt, eveneens een christen bleek te zijn. Over Paulus en Barnabas en hun bediening lezen wij vervolgens: „Nadat zij dan door de gemeente een eind weegs waren vergezeld, vervolgden zij hun weg door Fenicië en Samaria, en zij vertelden uitvoerig over de bekering van mensen uit de natiën en verschaften alle broeders grote vreugde” (Hand. 15:3). Er werd in die eerste dagen van het christendom een groot expansiewerk verricht, en degenen die naar de waarheid uit Gods Woord luisterden, kwamen in gemeenten bijeen en werden heel actief in het doen van Gods wil. In Handelingen 9:31 wordt ons verteld: „Toen trad er voor de gemeente in geheel Judéa en Galiléa en Samaria werkelijk een periode van vrede in en werd ze opgebouwd; en daar ze in de vreze Jehovah’s en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze in aantal toenemen.” Deze vredige toestand deed zich vóór de bekering van Cornelius voor, en ook al werden er na deze tijd heidenen bekeerd, toch verontrustte dit de joodse christelijke gemeente in geen enkel opzicht, omdat zij nu begrepen dat er een wereldomvattend evangelisatiewerk moest worden doorgevoerd.
11. Welke goede raad betreffende het getuigeniswerk gaf de apostel Paulus aan de jonge Timótheüs?
11 De apostel Paulus was de getrouwe christen die de jongeman Timótheüs hielp een vastberaden standpunt voor de waarheid in te nemen en „de voortreffelijke strijd van het geloof” te strijden. Het moet Paulus veel voldoening hebben gegeven een jongeman als Timótheüs zo ijverig te zien worden en te zien hoe hij naar het ambt van opziener in een gemeente van God streefde en zijn werk bijzonder goed verrichtte. Aangezien Paulus iemand was die het eeuwige leven stevig had vastgegrepen, kon hij ook Timótheüs de aansporing geven: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd . . . Houd gij . . . in alle dingen uw zinnen bij elkaar, lijd kwaad, doe het werk van een evangelieprediker, volbreng uw bediening ten volle” (2 Tim. 4:2-5). Er waren in die vroege dagen veel mensen die net als Paulus en Timótheüs het goede nieuws van het Koninkrijk predikten. In deze tijd zijn eveneens veel opgedragen mannen en vrouwen met dit werk bezig.
12. (a) Hoe zouden sommigen antwoord kunnen geven op Jezus’ woorden: „Span u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan”? (b) Hoe alleen kan men Christus’ goedkeuring verwerven?
12 Wat zou u doen wanneer u Jezus zou tegenkomen als hij van stad tot stad en van dorp tot dorp reisde? Zou u, net als een zekere man, tegen hem zeggen: „Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Als antwoord zei Jezus tot deze man en degenen die bij hem waren: „Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn.” Zou dat antwoord u verontrusten en zou u net als veel mensen in deze tijd zeggen: „Ik ken Christus Jezus. Ik ga naar de kerk. Ik eet en drink tijdens de communie ter herdenking aan Christus”? Die bewuste man hoorde Jezus over degenen die hem beleden te kennen, zeggen: „Ik weet niet waar gij vandaan komt. Gaat weg van mij, al gij werkers van onrechtvaardigheid!” (Luk. 13:23-27) Er komt heel wat meer voor kijken dan alleen maar praten en uiterlijke schijn. Men moet zijn geloof en werken tonen om gunst van Christus Jezus te kunnen ontvangen. Men moet zich krachtig inspannen om door de nauwe deur binnen te gaan. Men moet „de voortreffelijke strijd van het geloof” strijden om ’het eeuwige leven stevig vast te grijpen’. Doet u dit? Is uw religie gemakkelijk? Jakobus zei: „Geloof zonder werken [is] dood.” — Jak. 2:26.
13. Wat zei Paulus over de noodzaak zich krachtig in te spannen?
13 Maar al te veel mensen in de christenheid vragen, zich te willen verontschuldigen. Zij willen niet het werk doen dat Christus Jezus deed toen hij op aarde was, en ook willen zij het werk van zijn discipelen niet doen. Daarom zei de apostel Paulus zo nadrukkelijk tot de Hebreeën in de brief die hij aan hen schreef: „Ziet toe dat gij hem die spreekt, niet vraagt u te willen verontschuldigen. Want indien zij niet zijn ontkomen die verontschuldigd vroegen te worden bij hem die een goddelijke waarschuwing op aarde gaf, dan nog veel minder wij, als wij ons afkeren van hem die uit de hemelen spreekt” (Hebr. 12:25). Wilt u vrijgesteld worden van wat Gods geschreven Woord zegt en wilt u zich dan nog steeds een christen noemen? U dient God te danken dat niet iedereen heeft gevraagd hem te willen verontschuldigen en dat er nog altijd mensen zijn die een voortreffelijke strijd voor het geloof voeren, die de natiën waarschuwen voor het naderende einde van dit samenstel van dingen en die het koninkrijk van God aankondigen, dat op het punt staat volledig over deze aarde te gaan regeren.
HET GOEDE NIEUWS BEREIKT AFRIKA
14, 15. (a) Waarom kan er worden gezegd dat de christenheid Gods koninkrijk thans niet krachtig in Afrika predikt? (b) Hoe is het werk van de Koninkrijksprediking door Jehovah’s getuigen in onze tijd in West-Afrika begonnen?
14 Toen Petrus in de eerste dagen van het christendom op de dag van het pinksterfeest sprak, waren sommigen die naar hem luisterden uit Egypte en Libië afkomstig. Wanneer wij aan deze natiën denken, denken wij aan het werelddeel Afrika. Wordt het goede nieuws van Gods koninkrijk thans krachtig in Afrika gepredikt? Er kan beslist niet van de christenheid worden gezegd dat ze Gods koninkrijk als ’s mensen enige hoop bekendmaakt, want ze beweert dat de organisatie van de Verenigde Naties ’s mensen enige hoop is. Hebben Jehovah’s christelijke getuigen echter evangelisatiewerk in dit werelddeel verricht en hebben zij getracht geloof in Christus Jezus en Gods koninkrijk op te bouwen? Laten wij eens kijken.
15 In 1923 verliet W. R. Brown, een van Jehovah’s getuigen die later bekend kwam te staan als „Bijbel-Brown”, te zamen met zijn vrouw en jonge gezin, zijn geboorteland Trinidad in West-Indië en reisde hij naar Afrika. Hij had geloof, geloof in Jehovah God en zijn Zoon Christus Jezus en geloof in Gods koninkrijk. Hij wilde de mensen van West-Afrika in de gelegenheid stellen kennis over Gods koninkrijk te verkrijgen en hij ging erheen om het goede nieuws te prediken. Hij reisde in veel landen van West-Afrika — Sierra Leone, Ghana, Cameroun en andere landen — en leed veel ontberingen.
16. Om welke redenen is de predikingsactiviteit tussen de jaren 1931 en 1946 in Nigeria vooruitgegaan?
16 In 1931 vestigde „Bijbel-Brown” zich in Lagos, Nigeria, en vestigde er een kantoor van het Wachttorengenootschap. Op hun eerste congres waren slechts tien afgevaardigden aanwezig. Dit ontmoedigde „Bijbel-Brown” niet. Hij besefte dat, hoewel veel mensen in Nigeria Engels konden spreken, er geen grote indruk op deze mensen gemaakt kon worden als de lectuur niet in hun inlandse talen beschikbaar was. Het Genootschap trof er regelingen voor dat sommige publikaties in het Yoroeba, alsmede in het Ibo, Itsekiri, Haussa en Efik werden vertaald. Nu deze publikaties in deze inheemse talen waren vertaald, konden de mensen worden bereikt, en door middel van bijbelstudies die in hun eigen huis werden gehouden, kon er geloof in Gods Woord worden opgebouwd. In 1939 waren er 636 getuigen van Jehovah. Deze christenen namen te zamen met „Bijbel-Brown” aan de prediking deel en maakten het goede nieuws van het Koninkrijk bekend. Toen kwam de Tweede Wereldoorlog. De regering verbood de invoer van de publikaties van het Genootschap. De verbodsbepaling werd in 1946 opgeheven, maar gedurende de jaren tussen 1939 en 1946 was Jehovah’s christelijke gemeente in Nigeria door alleen maar de bijbel te gebruiken tot 3542 personen gegroeid.
17, 18. Hoe hebben de afgestudeerden van Gilead tot de vooruitgang van het werk bijgedragen?
17 Gedurende de Tweede Wereldoorlog opende het Wachttorengenootschap de Wachttoren Bijbelschool Gilead. In 1943 waren de eerste afgestudeerden van deze zendingsschool gereed om uitgezonden te worden ten einde in alle delen van de wereld evangelisatiewerk te verrichten. In 1947 mochten de eerste afgestudeerden van de Gileadschool Lagos, in Nigeria, binnenkomen.
18 Door het grote aantal analfabeten was het noodzakelijk veel Afrikanen te leren lezen en schrijven, en in 1948 werd door middel van lees- en schrijfklassen in de gemeenten van Jehovah’s getuigen de strijd hiertegen aangebonden. Door middel van dit gratis onderricht hebben letterlijk duizenden Westafrikanen leren lezen en schrijven. Nu zijn nog veel meer discipelen die het goede nieuws van Gods koninkrijk prediken, aan de christelijke bediening toegevoegd.
19. Welke veranderingen hebben de rechtgeaarde personen in Nigeria aangebracht toen zij de waarheid van de bijbel leerden kennen?
19 Tienduizenden mensen die met de bijbelse boodschap werden benaderd, waren katholieken en protestanten, maar toch leefden velen nog steeds in polygamie. Voordat zulke mensen Jehovah’s christelijke getuigen konden worden, moesten zij veranderingen in hun leven aanbrengen om aanvaardbaar te worden. De bijbel zegt dat een man ’de echtgenoot van één vrouw’ moet zijn en dat elke man zijn eigen vrouw en elke vrouw haar eigen man dient te hebben (1 Tim. 3:2; 1 Kor. 7:2). Hoe komt het dat de religieuze denominaties van de christenheid hun leden toestaan in polygamie te leven als de bijbel dit gebruik voor christenen verbiedt? Welk een wonderbaarlijke verandering heeft zich voorgedaan in het leven van deze Nigerianen en van de bevolking van andere natiën in geheel Afrika, die eveneens de beslissing hebben genomen een voortreffelijke strijd voor het geloof te strijden. Dat zij door hun vroegere religieuze leiders in de christenheid werden bespot, maakte voor deze ware christenen niet het minste verschil, want zij wilden evenals de apostel Paulus kunnen zeggen: „Ik heb de voortreffelijke strijd gestreden, ik heb de loopbaan tot het einde gelopen, ik heb het geloof bewaard.” — 2 Tim. 4:7.
20. Wat is er gedurende de afgelopen vijftig jaar als gevolg van de Koninkrijksbekendmaking in West-Afrika gebeurd?
20 Op het ogenblik, bijna vijftig jaar nadat „Bijbel-Brown” naar Afrika ging om het ware christelijke geloof te bevorderen, treffen wij in zeven landen van West-Afrika meer dan 118.000 christelijke getuigen van Jehovah aan die het goede nieuws van Gods koninkrijk bekendmaken.
21, 22. Welke problemen hebben Jehovah’s getuigen in Zambia ondervonden, en hoe zijn deze van invloed geweest op de activiteit van Gods dienstknechten?
21 Laten wij een land in Centraal-Afrika, namelijk Zambia, eens nader beschouwen. De prediking van Gods koninkrijk is daar in 1924 begonnen. Als gevolg van onrechtvaardige verbodsbepalingen, vervolging en dwarszitterij ten opzichte van Jehovah’s getuigen, ging het werk slechts langzaam vooruit. Pas in 1947 kwam er werkelijk schot in het werk, met 6114 personen die het goede nieuws van het Koninkrijk predikten. Het land stond toen bekend als Noord-Rhodesia. In 1948 werd er in Lusaka een bijkantoor gevestigd, en in slechts één jaar tijd steeg het aantal verkondigers tot 11.606. In het jaar 1948 arriveerden ook de eerste afgestudeerden van de Gileadschool. Dezen kwamen om hulp te bieden bij het evangelisatiewerk en om het christelijke werk te helpen organiseren. Zij hielpen de gemeenten eveneens bij hun lees- en schrijfprogramma.
22 Nog niet zo lang geleden verzocht de regering de Wachttorenzendelingen het land te verlaten, terwijl de regeringsfunctionarissen vorig jaar aankondigden dat Jehovah’s getuigen niet langer van huis tot huis mogen gaan om mensen tot het christelijke geloof te bekeren. Nu mogen Jehovah’s getuigen alleen nog maar met hun eigen mensen over de bijbel spreken, ten einde hen in het geloof op te bouwen, en met mensen die meer willen weten over hun christelijke werk. Ondanks deze beperkingen met betrekking tot het werken van huis tot huis en van dorp tot dorp, toont het bericht uit Zambia over het dienstjaar 1970 aan dat de mensen in Zambia willen horen wat Jehovah’s christelijke getuigen hebben te zeggen, en duizenden pas geïnteresseerde mensen komen naar hun Koninkrijkszalen. Het precieze aantal personen en gezinnen dat er belangstelling voor heeft dat Jehovah’s getuigen elke week de bijbel met hen studeren, bedroeg in het afgelopen jaar 33.699, terwijl 50.655 christelijke getuigen van Jehovah in 1970 een aandeel hadden aan het bekendmaken van dit goede nieuws van het Koninkrijk. De Gedachtenisviering ter herinnering aan Christus Jezus’ dood op de avond van 22 maart 1970 werd zelfs door 157.013 Zambianen bijgewoond.
23. Welk getuigenis van buitenstaanders over de verandering die de Koninkrijksboodschap in mensen teweegbrengt, hebben wij in The African Weekly?
23 Dat de geest van de bevolking van Zambia op de bijbel werd gericht, heeft een goede morele uitwerking gehad. In The African Weekly van 30 augustus 1950 werd bericht: „De Wachttorenchristenen in de plattelandsgemeenten . . . zijn bijzonder actief, maar het verheugt mij te kunnen berichten dat hun activiteiten werkelijk heel goed zijn en tot gevolg hebben dat de vechtpartijen onder de Afrikanen in deze gemeenten verminderen. Wanneer zij zich eenmaal bij de Wachttoren hebben aangesloten . . . vechten die christenen [Jehovah’s getuigen] niet meer onder elkaar. Zij gaan niet naar kroegen, waar zij met andere mannen of vrouwen in moeilijkheden kunnen komen.” De morele maatstaf van Jehovah’s getuigen in Zambia is gebaseerd op de bijbel en komt overeen met die van Jehovah’s getuigen over de gehele wereld. Op het ogenblik is er in Zambia één getuige van Jehovah op elke 89 Zambianen. Er kan werkelijk worden gezegd dat elk gezin in Zambia het goede nieuws van Gods koninkrijk heeft gehoord. Ieder moet zelf beslissen of hij de voortreffelijke strijd van het geloof zal strijden en het eeuwige leven stevig zal vastgrijpen. Niemand zal ooit kunnen zeggen: ’Ik ben niet in de gelegenheid geweest het goede nieuws te horen.’
24. Toon aan in welke opzichten er gedurende de afgelopen dertig jaar vorderingen zijn gemaakt in Afrika.
24 Negentienhonderd jaar geleden verlieten enkele christenen Jeruzalem na Petrus gehoord te hebben en gingen naar Egypte, Libië en misschien nog andere delen van dat grote continent. Filippus sprak met een Ethiopische eunuch die naar zijn geboorteland terugkeerde. Kan er gezegd worden dat het getuigenis van Jezus tot de verst verwijderde streek van de aarde, met inbegrip van Afrika, is gegeven? Onderstaande tabel toont aan wat Jehovah’s christelijke getuigen hebben gedaan.
AFRIKA
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 11 6.612 —
1950 29 53.787 46
1960 42 131.321 177
1970 51 250.915 328
NAAR AZIË
25. Met welke problemen worden christenen geconfronteerd die de Koninkrijksboodschap naar Azië brengen?
25 Op de pinksterdag van het jaar 33 G.T. hoorden mensen uit Parthië, Medië, Elam, Kappadócië en het district Asia wat Petrus had te zeggen. Hoe staat het hier thans mee? Het grootste gedeelte van Azië is niet christelijk. De Moslimreligie zwaait de scepter over een bevolking van ongeveer 374.000.000, de Sjintoïsten tellen 70.000.000 aanhangers, de Taoïsten 54.000.000, de Confucianisten 371.000.000, de Boeddhisten 176.000.000 en de Hindoes 435.000.000. In geheel Azië belijden ongeveer 120.000.000 mensen het christendom aan te hangen. Leggen al dezen echter geloof in Gods koninkrijk aan de dag? Prediken zij het? Neen! Zij behoren alleen maar bij een sekte van de christenheid, en in de meeste gevallen hebben zij nog een tweede niet-christelijke religie. Maar wordt het goede nieuws van Gods koninkrijk thans wel in Azië gehoord? Ja, zeer beslist!
26, 27. Ondanks wat voor vervolging bleven Jehovah’s christelijke getuigen in Korea voorwaarts gaan, hetgeen tot welke vooruitgang in 1970 heeft geleid?
26 Toen het Wachttorengenootschap in 1949 zijn eerste zendelingen naar Korea kon sturen, verrichtten slechts dertien mensen in het gehele land het werk dat Jehovah’s getuigen doen, namelijk van huis tot huis gaan om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. In die dagen ontmoetten de zendelingen vijf christelijke vrouwen die standvastig waren gebleven, zelfs in een concentratiekamp. Gedurende de tijd dat de Japanners Korea onder de voet hadden gelopen, hadden deze vijf christelijke vrouwen, in ketenen gebonden, geweigerd voor de keizer neer te knielen en zijn religie te aanvaarden. Zij werden hevig gemarteld, maar zij bleven een voortreffelijke strijd voor het geloof strijden. Toen zij na de Tweede Wereldoorlog werden bevrijd, waren zij er heel verlangend naar het goede nieuws van het Koninkrijk weer te gaan bekendmaken. En dit doen zij nog steeds.
27 Hoe hebben de Koreanen op het goede nieuws gereageerd? Tegen 1960 had het Wachttorengenootschap tweeëntwintig zendelingen gestuurd en hadden meer dan 3800 Koreanen zich bij hen aangesloten in het werk. In 1970 waren er 12.267 personen die het goede nieuws van Gods koninkrijk predikten en onderwezen. Het is werkelijk opmerkelijk te zien dat er gedurende de afgelopen drie jaar 6575 Koreanen werden gedoopt, hetgeen betekent dat de helft van alle getuigen van Jehovah in Korea sinds 1967 aan de grote strijd voor het geloof zijn gaan deelnemen.
28, 29. Waarom hebben Jehovah’s dienstknechten die het Koninkrijksgetuigenis in India geven, zich krachtig moeten inspannen?
28 Wij zouden een ander land van Azië, namelijk India, nader kunnen beschouwen. Wat is daar gebeurd? In 1914 hadden Jehovah’s getuigen er vier vertegenwoordigers. Het duurde evenwel tot 1926 eer het Wachttorengenootschap een kantoor in Bombay opende. Dit werd door enkele bijzonder ijverige jonge christelijke mannen uit Engeland gedaan, die geloofden dat er evangelisatiewerk in India verricht moest worden. Zij bemerkten dat het bijzonder moeilijk was de Hindoes ervan te overtuigen dat de bijbel werkelijk het Woord van God is, want de Hindoes zijn in de loop van vele eeuwen totaal van hun geloofsovertuiging doortrokken geraakt. Maar er werden vorderingen gemaakt en tegen april 1947 konden de eerste twee afgestudeerden van de Gileadschool het land binnenkomen om degenen te helpen die reeds een voortreffelijke strijd voor het geloof streden.
29 India is een land van veel goden, veel talen, veel gewoonten en veel levenswijzen. Een zendeling moet zich aanpassen om mensen met allemaal een verschillende persoonlijkheid te bereiken. Jehovah’s schepping bestaat uit alle soorten van mensen, dus hun moet, ongeacht waar zij zich op aarde bevinden, de gelegenheid gegeven worden over Gods koninkrijk te vernemen, ook al zullen zeer weinigen dit accepteren. Het werk van Jehovah’s getuigen is bijzonder lonend geweest, want op het ogenblik maken 3347 personen Gods koninkrijk ondanks de grootste moeilijkheden bekend. Zou u in een land als India „in de plaats van Christus” kunnen handelen en hem kunnen vertegenwoordigen? Uw vermogen tot strijden zou er beslist door op de proef gesteld worden. — 2 Kor. 5:20.
30. (a) Tot welke conclusie kwam broeder Russell na zijn bezoek aan Japan? (b) Voor welke problemen kwamen Jehovah’s getuigen te staan toen het predikingswerk in Japan eenmaal op gang begon te komen?
30 In vergelijking met veel andere delen van de aarde heeft Japan langer moeten wachten om het goede nieuws van het Koninkrijk te horen. De eerste president van het Wachttorengenootschap, Charles T. Russell, heeft Japan in het jaar 1912 als het hoofd van een commissie van de International Bible Students Association bezocht om het religieuze veld in de Oriënt te onderzoeken. Zij merkten op dat de zendelingen van het orthodoxe christendom erg ontmoedigd waren, waarna broeder Russell de conclusie trok dat de Japanse bevolking het evangelie van het Koninkrijk, namelijk de aankondiging van de tweede komst van Christus en de oprichting van zijn rechtvaardige koninkrijk, nodig had. Het duurde echter tot 1927 eer een Amerikaanse Japanner naar Japan werd gezonden om met het werk te beginnen. Met de hulp van enkele hard werkende pioniers werd er in 1938 een hoogtepunt van 110 verkondigers bereikt. In dat jaar werden er 1.125.817 exemplaren van het tijdschrift Het gouden tijdperk, de voorloper van het tijdschrift Ontwaakt!, onder de Japanners verspreid. Toen, op 21 juni 1939, werden alle getuigen van Jehovah gearresteerd. Andere leden van zogenaamde christelijke organisaties werden niet gearresteerd, aangezien de regering geen bezwaar tegen hen had zolang degenen die tot hun zogenaamde christelijke kerken behoorden, ook de Sjintogoden aanbaden, waar er acht miljoen van waren. Jehovah’s getuigen moesten het echter ontgelden omdat zij zich niet bereid toonden de Sjintogoden te aanbidden. En daarom werden zij ervan beschuldigd „een Jehovah-monotheïsme voor te staan”. Na een lange rechtszitting, die achter gesloten deuren werd gehouden, werden degenen die weigerden hun God Jehovah te verloochenen tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld, terwijl sommigen na het uitzitten van de eerste strafperiode opnieuw werden veroordeeld. Degenen die ten tijde van de Amerikaanse bezetting nog in de gevangenis zaten, werden vrijgelaten.
31, 32. (a) Toon aan dat het werk van Jehovah’s getuigen sinds 1949 is vooruitgegaan. (b) Toon aan in welke opzichten er in de afgelopen dertig jaar in Azië vorderingen zijn gemaakt.
31 Het Genootschap koesterde de hoop zijn christelijke werk onder de meer dan 82 miljoen bewoners in Japan te hervatten en deed dit ook in 1949, toen een aantal Japanse Hawaiianen, die een opleiding hadden genoten aan de zendingsschool Gilead, Japan bereikte. Tegen 1950 had het Wachttorengenootschap zesentwintig zendelingen naar Japan gezonden en tegen 1960 waren er zeventig zendelingen. Tegen 1970 waren er tachtig werkzaam. Hadden degenen die het goede nieuws van het Koninkrijk predikten, succes? Op het ogenblik bedraagt het aantal Japanse mensen dat het werk doet dat volgens Jezus gedaan zou worden, in totaal 9478 personen.
32 In 1951 begon het Genootschap het tijdschrift De Wachttoren in het Japans te drukken en in 1956 het tijdschrift Ontwaakt! En op het ogenblik drukken wij elk jaar ruim 7.400.000 tijdschriften in Japan. Er zijn daar nu 228 christelijke gemeenten van Jehovah’s getuigen. Beschouw door middel van de volgende tabel eens wat er in geheel Azië gebeurt en merk dan op wat er in dertig jaar is gepresteerd.
AZIË
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 7 541 —
1950 15 1.485 69
1960 26 11.568 265
1970 28 30.693 257
NAAR EUROPA
33. Tot op welke hoogte wordt Gods koninkrijk thans in Europa gepredikt, en hoe blijken Jehovah’s getuigen te verschillen van de denominaties van de christenheid?
33 Op de pinksterdag van het jaar 33 G.T. waren er in Jeruzalem ook mensen uit Rome, en zij hebben de boodschap van het Koninkrijk ongetwijfeld met zich meegenomen naar anderen die in Rome woonden. Veel later brachten Paulus en andere discipelen van Christus Jezus de boodschap echter over naar Griekenland, Italië en misschien wel Spanje, alsmede naar andere delen van Europa. Op het ogenblik wordt het goede nieuws van Gods koninkrijk in geheel Europa gepredikt, in alle landen van dat werelddeel. Zelfs gedurende de Eerste Wereldoorlog en gedurende de gehele periode van de Tweede Wereldoorlog, toen alle religieuze denominaties van de christenheid in oorlog met elkaar waren en elkaar naar het leven stonden, waren de ware christelijke getuigen van Jehovah er druk mee bezig het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. Zij hebben ervoor moeten lijden dat zij weigerden hun naasten te doden en in Duitsland werden duizenden in gevangenissen geworpen en naar Hitlers concentratiekampen gezonden.
34. Welk standpunt namen Hitler en zijn regering tegenover Jehovah’s getuigen in?
34 Toen Hitler in januari van het jaar 1933 aan de macht kwam, werd het duidelijk dat hij vastbesloten was zijn macht meedogenloos tegen Jehovah’s christelijke getuigen uit te oefenen. Hij verbood hun werk inderdaad in 1933 en vele duizenden getuigen van Jehovah werden als dieren achtervolgd en gearresteerd. Vele maanden achtereen hielden speciale rechtbanken zich ermee bezig mensen te veroordelen die voordien nog nooit wegens het een of andere delict hadden terechtgestaan. Er werden gevangenisstraffen van vijf en meer jaren opgelegd. Later werden vele Getuigen naar concentratiekampen gezonden, en alles scheen erop te duiden dat Jehovah’s christelijke getuigen geheel van het toneel zouden verdwijnen.
35. (a) Wat is er tussen 1932 en 1946 met Jehovah’s getuigen in Duitsland gebeurd? (b) Hoe heeft Jehovah zijn volk in dat land, aan beide zijden van het IJzeren Gordijn, sinds die tijd gezegend?
35 In 1932, toen het laatste bericht uit Duitsland binnenkwam en voordat de verbodsbepaling ten aanzien van Jehovah’s getuigen van kracht werd, namen 14.453 Getuigen aan de bekendmaking van het Koninkrijk deel. In 1946, na de ineenstorting van de Duitse oorlogsmachine en het openen van de poorten van de concentratiekampen — maar niet van de graven — namen 11.415 opgedragen christenen nog steeds aan de grote strijd voor het geloof deel. Tien jaar later groeide dit aantal tot 50.530, en tegen 1970 waren er 86.252 christelijke getuigen in West-Duitsland. De overlevenden hebben de moed nooit opgegeven! Zij predikten! Er is ook nog een groep in West-Berlijn, waar in totaal 5396 christelijke getuigen van huis tot huis werken. En in Oost-Duitsland, waar het getuigeniswerk achter de Berlijnse muur en het IJzeren Gordijn wordt verricht, zijn nog veel meer duizenden Getuigen die de Oostduitsers, die nu onder communistisch bestuur staan, over Gods koninkrijk vertellen, alleen niet met dezelfde vrijheid van spreken die Jehovah’s christelijke getuigen ten westen van het IJzeren Gordijn hebben. Dat Jehovah’s getuigen in Duitsland trouw aan rechtvaardige beginselen vasthielden bracht over duizenden van hen de dood, maar de overlevenden brachten redding aan tienduizenden mensen, en nog steeds helpen zij mensen het eeuwige leven stevig vast te grijpen.
36. Hoe zijn de mensen in Frankrijk geholpen het goede nieuws van het Koninkrijk te horen?
36 Frankrijk is altijd een sterk katholiek bolwerk geweest. De geschiedenis toont aan hoe machtige kardinalen vaak een grote invloed in de Franse politiek hebben uitgeoefend. In de „laatste dagen” zou echter het goede nieuws van Gods koninkrijk gepredikt worden, en hiermee werd omstreeks het jaar 1904 een begin gemaakt. Het werk had een klein begin, en op 27 augustus 1919 werd het werk van Jehovah’s getuigen wettelijk erkend. In 1940 werden de 320 verkondigers van het goede nieuws er als gevolg van Hitlers machtsovername toe gedwongen ondergronds te gaan werken. Maar na de oorlog, toen de verbodsbepaling in 1947 werd opgeheven, verschenen er 2380 personen op het toneel van actie. Zelfs gedurende jaren van moeilijke omstandigheden had de prediking met veel succes voortgang gevonden. Op het eerste internationale congres dat in 1951 in het Palais des Sports in Parijs werd gehouden, kwamen 10.456 personen om de lezing van de president van het Genootschap over het onderwerp „Zal religie het hoofd bieden aan de wereldcrisis?” te horen. In dat jaar waren er in geheel Frankrijk 7136 getuigen van Jehovah die Gods koninkrijk predikten. Op het ogenblik, slechts ongeveer drieëntwintig jaar nadat Jehovah’s getuigen in 1947 weer wettelijk werden erkend, treffen wij in Frankrijk een snel groeiende organisatie aan met 36.721 bedienaren van het evangelie die een machtig getuigenis geven tot eer van Jehovah God en zijn Zoon Christus Jezus.
37. Wanneer begon het predikingswerk in Italië vooruit te gaan, en welke problemen moesten Jehovah’s getuigen het hoofd bieden en overwinnen?
37 Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog brak er voor Jehovah’s getuigen in Italië een nieuw en bloeiend tijdperk aan. Zelfs toen de Tweede Wereldoorlog nog aan de gang was, nodigde het Genootschap enkele Italiaanse Amerikanen uit de Gileadschool te doorlopen en zich op dienst in Italië voor te bereiden zodra er evangelisten in het land zouden worden toegelaten. De eerste arriveerde in oktober 1946. Er waren toen slechts 120 christelijke getuigen van Jehovah die in het land predikten. In dit door het katholicisme overheerste land, waar het communisme heel snel groeit, verkeren de mensen erg in verwarring en zijn zij, hoe vreemd dit ook mag lijken, er verlangend naar te weten wat de bijbel in werkelijkheid leert. In 1970 waren er in geheel Italië, van de punt van de laars tot aan de grens van Zwitserland, 372 gemeenten van Jehovah’s getuigen, met 18.636 christelijke getuigen van Jehovah die de mensen de waarheid uit Gods Woord vertellen en de dwalingen van de afbrokkelende christenheid aan de kaak stellen. Er is geloof voor nodig om een standpunt voor Gods koninkrijk en tegen de hiërarchie van het Vaticaan in te nemen.
38. (a) Welke profetie van Daniël gaat thans in vervulling? (b) Hoeveel vooruitgang is er in de afgelopen dertig jaar in Europa gemaakt?
38 In drie van de meest katholieke landen van Europa nemen Jehovah’s christelijke getuigen snel in aantal toe. Maar dit geldt voor geheel Europa. Jezus zei dat de boodschap die hij aan zijn discipelen gaf, tot de verst verwijderde streek van de aarde gepredikt moest worden. Dit gebeurt op het ogenblik ook en vele duizenden mensen weten thans dat de profetie van Daniël in vervulling gaat, waarin wij lezen: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Dan. 2:44). Stelt u geloof in hetgeen Jehovah God Daniël inspireerde op te tekenen? De volgende tabel zal u helpen inzien dat honderdduizenden opgedragen mensen er inderdaad geloof in stellen.
EUROPA
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 13 17.414 —
1950 24 142.675 101
1960 26 337.053 305
1970 30 442.707 339
NAAR DE EILANDEN IN DE ATLANTISCHE OCEAAN EN DE CARIBISCHE EN MIDDELLANDSE ZEE
39, 40. Waarheen is de Koninkrijksboodschap in de hedendaagse tijd nog meer gegaan, en waarom zijn Jehovah’s getuigen zich in dit opzicht van een zware verantwoordelijkheid bewust?
39 De discipelen van Christus Jezus hebben de eilanden in de Middellandse Zee bezocht. Maar wat de eilanden in de Atlantische Oceaan en de Caribische Zee en het westelijk halfrond betreft, dit waren gebieden van de wereld waarvan men nog nooit had gehoord. Op het ogenblik behoren al deze gebieden echter tot „de verst verwijderde streek der aarde”.
40 Jehovah’s getuigen zijn zich van de verantwoordelijkheid om te prediken en te onderwijzen bewust en zij willen ’discipelen maken van mensen uit alle natiën, hen dopen en hun alles leren wat Christus heeft geboden’ (Matth. 28:19, 20). Er moest dus een groot predikings- en onderwijzingswerk worden verricht dat zich tot de eilanden zou uitstrekken.
41, 42. (a) Hoe heeft men getracht de Koninkrijksprediking van Jehovah’s getuigen in de Dominicaanse Republiek te belemmeren? (b) In welke mate werden zij in dat land vervolgd?
41 De Dominicaanse Republiek ontving haar eerste zendelingen van de Wachttoren Bijbelschool Gilead in het jaar 1945. Toen die zendelingen arriveerden, was er helemaal niemand van wie bekend was dat hij een getuige van Jehovah was. Tot 1949 ondervond hun evangelisatiewerk heel weinig tegenstand. Maar in dat jaar begon een rooms-katholieke priester zich tegen de activiteit te verzetten terwijl hij de bedreiging uitte dat hij enkelen van de zendelingen het land zou laten uitzetten. Tegen deze tijd waren er in verschillende steden van dit land tweeëntwintig zendelingen. De katholieke priesters waarschuwden hun parochianen dat zij zich helemaal niet met Jehovah’s getuigen moesten inlaten. Later brachten zij de politie ertoe de namen van de kerkmensen te noteren die de vergaderingen van Jehovah’s getuigen bijwoonden. In juni van het jaar 1950 werd de bijkantoordienaar in het kantoor van de minister van binnenlandse zaken ontboden en werd hem te verstaan gegeven dat het propagandawerk van Jehovah’s getuigen tegen de wet van het land was en was verboden.
42 Gedurende de periode dat deze verbodsbepaling van kracht was, vergaderden de Getuigen in particuliere huizen van geïnteresseerde mensen. In 1956 verminderde de tegenstand heel even, maar toen kwam er plotseling een hevige vervolging tegen alle getuigen van Jehovah in de gehele Dominicaanse Republiek. De Getuigen werden opgespoord, geslagen en in de gevangenis geworpen. De rooms-katholieke priesters namen er de leiding in, hen met smaad te overladen. Zij maakten gebruik van geluidswagens, door middel waarvan zij de mensen van de vroege ochtend af instrueerden niet met Jehovah’s getuigen te praten en hun lectuur te verbranden of ze aan de priester te geven, zodat die ze kon verbranden. Sommige huizen van Jehovah’s getuigen werden door katholieke jongeren, die door de priesters hiertoe waren aangezet, met stenen bekogeld. De zendelingen werden uitgewezen. De reden: zij spraken de waarheden die Jezus in zijn tijd verkondigde.
43. Welke veranderingen vonden er toen plaats, met een groter getuigenis als resultaat?
43 Enkele jaren later kwam er een verandering in de regering, en de Katholieke Kerk verloor veel van haar macht en invloed, niet alleen bij de regering, maar ook bij de bevolking. In 1960 mochten de Wachttorenzendelingen weer terugkomen. Op het ogenblik zijn er vijfendertig zendelingen in de Dominicaanse Republiek en is er een voortreffelijk functionerende christelijke organisatie van 3591 Getuigen, terwijl de mensen luisteren. Op dit kleine eiland in de Caribische Zee hebben Jehovah’s getuigen veel geleden, maar de vreugde er te mogen terugkeren en de mensen met de verlichtende waarheden van Gods Woord van dienst te kunnen zijn, is dit alles waard. Zij namen deel aan de grote strijd voor het geloof en bleven trouw dienst verrichten. Jehovah zegende zijn getuigen en op het ogenblik prediken zij het goede nieuws van Gods koninkrijk op het gehele eiland.
44. (a) Wanneer werd de eerste gemeente van Jehovah’s getuigen op Cuba georganiseerd, en welke vooruitgang werd er tot 1959 gemaakt? (b) Wat toont het bericht sindsdien aan?
44 Cuba heeft eveneens een interessante geschiedenis als katholiek land. Het goede nieuws van het koninkrijk van Jehovah bereikte dit land reeds in 1918. De eerste gemeente werd in 1922 georganiseerd, in welk jaar er in Palma Soriano, Oriente, een congres werd gehouden dat door 100 personen werd bijgewoond. De prediking van het goede nieuws bleef gestadige vorderingen maken en in 1944 was het mogelijk enkele afgestudeerden van de Wachttoren Bijbelschool Gilead naar Cuba te sturen. Tegen het einde van dat jaar waren er 1260 Getuigen. Het werk ging gestadig vooruit en in 1959 waren er 12.140 getuigen van Jehovah op het eiland, van wie er tweeëntwintig zendelingen waren. Toen kwam er een verandering in de regering en verschillende jaren achtereen waren er geen bijzondere moeilijkheden. Ten slotte mocht er echter helemaal geen lectuur meer worden ingevoerd, terwijl de plaatselijke drukkerij werd gesloten. Maar door middel van het bijbelstudiewerk in particuliere huizen bleef het werk dat erin bestaat getuigenis af te leggen over Gods koninkrijk voortgaan. Er werd steeds meer druk op de prediking van Gods koninkrijk uitgeoefend en veel Koninkrijkszalen werden gesloten en sommige verbrand, maar de bediening bleef doorgaan. Er zijn op het ogenblik veel meer getuigen van Jehovah op Cuba dan destijds in 1965, toen het laatste bericht over hun activiteiten in het Yearbook of Jehovah’s Witnesses verscheen. Toen waren er 18.078 geregelde werkers. Van 1959 tot 1965 groeide het aantal Getuigen van 12.000 tot 18.000. Ongeacht welke belemmeringen er in een land zijn, een ware, actieve christen zal prediken en onderwijzen en ervoor zorgen dat hij het leven stevig vasthoudt.
45-47. (a) Welke vroege geschiedenis hebben wij betreffende Cyprus, en wie maakten daar hun eerste zendingsreis? (b) Wat is er in de hedendaagse tijd gebeurd? (c) Geef een samenvatting van het predikingswerk in de afgelopen dertig jaar op de eilanden van het gebied van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Caribische Zee.
45 Het eiland Cyprus ligt in de Middellandse Zee en werd door de eerste christenen tamelijk vaak bezocht. Er werden daar gemeenten opgericht. De vervolging van christenen die op het martelaarschap van Stéfanus volgde en de daaropvolgende verstrooiing had tot resultaat dat sommige discipelen naar Cyprus gingen, waar zij tot de aldaar wonende joden getuigenis gaven. Enkele uit Cyprus afkomstige christenen gingen naar de stad Antiochië, tegenover Cyprus bij de Syrische kust, en predikten met veel succes onder mensen die, evenals zijzelf Grieks spraken (Hand. 11:19, 20). Toen Paulus en Barnabas, vergezeld van Johannes Markus, vanuit Antiochië hun eerste zendingstocht gingen maken, vormde het eiland waarvan Barnabas afkomstig was, Cyprus, hun eerste gebied.
46 Nu zijn acht evangelisten van de Gileadschool naar het eiland gezonden. Er zijn twaalf gemeenten opgericht, terwijl 562 bekendmakers van Gods koninkrijk met de bewoners van een door moeilijkheden geteisterd eiland over vrede spreken.
47 Hier volgt een progressief bericht van de eilanden in de Atlantische Oceaan en de Caribische en de Middellandse Zee gedurende een tijdsbestek van dertig jaar.
EILANDEN IN DE ATLANTISCHE OCEAAN, DE MIDDELLANDSE EN DE CARIBISCHE ZEE
Eilanden Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 6 803 —
1950 16 12.938 148
1960 43 25.508 187
1970 42 49.337 163
NAAR DE EILANDEN IN DE STILLE OCEAAN
48. Hoe reageerden de mensen op de Filippijnen nadat Charles T. Russell er in 1912 had gepredikt?
48 Er zijn heel veel eilanden in de Stille Oceaan en Jehovah’s getuigen hebben ze nog niet allemaal bereikt. Wanneer wij eerst de Filippijnen beschouwen, dan bemerken wij dat dit land uit 7100 eilanden bestaat die zich uitstrekken over een afstand van 1850 kilometer van noord naar zuid en 1097 kilometer van oost naar west. Elf van de eilanden beslaan het grootste gedeelte van de landoppervlakte. Slechts 462 eilanden zijn groter dan twee en een halve vierkante kilometer. Wanneer wij teruggaan naar het jaar 1912, bemerken wij dat Charles T. Russell een bezoek bracht aan Manila en in het Operahuis van Manila een openbare lezing uitsprak. De belangstelling die door zijn lezingen werd opgewekt, bracht veel mensen ertoe naar het Wachttorengenootschap in Amerika om lectuur te schrijven, en velen van hen waren er zo van overtuigd dat wat zij hoorden de waarheid was, dat zij de boeken onder vrienden begonnen te verspreiden.
49. Hoe hebben Jehovah’s getuigen gedurende de Tweede Wereldoorlog op de Filippijnen gepredikt?
49 Op 7 oktober 1941 brak er oorlog uit in het gebied van de Stille Oceaan. De Japanners bezetten de Filippijnen. De bijkantoordienaar, een Amerikaans burger, werd door de Japanners geïnterneerd en het bijkantoor werd gesloten. Jehovah’s getuigen werden hevig vervolgd. Maar velen slaagden erin vrij te blijven en zij bleven het goede nieuws van het Koninkrijk gedurende de gehele oorlogstijd bekendmaken door in kleine plaatsen en in de bergen, waar veel getuigen van Jehovah te zamen met de vluchtelingen naar toe gevlucht waren, te prediken. Er werd een goed werk verricht.
50. Wat heeft sinds 1947 tot de uitbreiding van het Koninkrijkswerk op de Filippijnen bijgedragen?
50 In 1947 bezocht N. H. Knorr, de president van het Wachttorengenootschap, het pas opgerichte bijkantoor en sprak hij in een openbare lezing 4200 personen toe. In dat jaar namen 2902 bedienaren van het evangelie aan het van-huis-tot-huiswerk deel. Het duurde niet lang of veel publikaties van het Genootschap werden in de talrijke talen van de Filippijnse republiek uitgegeven. Daarna werden veel Filippijnse broeders naar de Gileadschool geroepen. Zij ontvingen daar een opleiding en werden naar de Filippijnen teruggestuurd om te helpen het predikingswerk beter te organiseren. In 1960 waren 31.608 personen met Jehovah’s getuigen verbonden in de prediking van het goede nieuws, en in 1970 waren er 54.789 Getuigen. Zij zijn in 1309 gemeenten ondergebracht.
51, 52. (a) Hoe is er druk uitgeoefend op het werk dat Jehovah’s getuigen op de Fidzji-eilanden verrichtten? (b) Welke situatie bestaat er sinds 1945?
51 De Fidzji-eilanden in het zuiden van het Stille-Oceaangebied zijn welbekend, en degenen die de eilanden bezoeken, bemerken dat de bewoners heel interessante mensen zijn. Toen sommige getuigen van Jehovah uit Australië deze eilanden in de jaren twintig bezochten, werd er al snel een gezonde gemeente opgericht. Dit kleine groepje christenen bleef niet onopgemerkt voor de tegenstanders van de bijbelse waarheid. Geestelijken begonnen de boodschap openlijk te veroordelen. In 1932 liet de bestuurder van de eilanden een van de Getuigen zelfs in de gevangenis werpen omdat hij een christen was. Er werd al snel een wet aangenomen waarin de invoer van bijbelverklarende lectuur van het Wachttorengenootschap werd verboden. Zelfs boeken die reeds in het land waren aangekomen, werden bijeengebracht en verbrand. In januari 1941 werd de verbodsbepaling tegen de invoer van de lectuur van het Genootschap echter nog verscherpt en werden er zware straffen opgelegd aan degenen bij wie lectuur werd aangetroffen.
52 Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de verbodsbepaling met betrekking tot de lectuur verlicht en in 1945 werd er van regeringswege meegedeeld dat lectuur die door de regering werd goedgekeurd, in het land kon worden binnengelaten. Er worden nu in vrijheid openbare vergaderingen gehouden. Jehovah’s getuigen op de Fidzji-eilanden hebben een lange, gestadige en volhardende strijd voor het geloof moeten voeren, maar er werd een goed getuigenis gegeven en van 9 tot 12 november 1969 werd er in Soewa een internationaal Congres gehouden met een bezoekersaantal van 1621 personen.
53. Toon aan in welke opzichten er gedurende de afgelopen dertig jaar in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vooruitgang is gemaakt.
53 De mensen in het zuidelijk deel van het Stille-Oceaangebied hebben rechtvaardigheid en het leven lief. Zij hebben het recht in de gelegenheid te worden gesteld meer over het eeuwige leven te vernemen. Wordt u er door uw geloof toe bewogen hulp te bieden? De volgende tabel toont aan welke toename Jehovah’s getuigen in dit gebied hebben bereikt, een gebied dat naar de mening van velen de verst verwijderde streek van de aarde is.
EILANDEN IN DE STILLE OCEAAN
Eilanden Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 4 3.819 —
1950 6 16.807 25
1960 17 52.671 82
1970 30 91.782 150
NAAR NOORD-AMERIKA
54. (a) Waarom vluchtten veel mensen sinds en na de vijftiende eeuw van Europa naar Amerika, en met welk resultaat op religieus gebied? (b) Wat begon er in 1884, en met welk resultaat op religieus gebied?
54 In de vijftiende eeuw werd er een „nieuwe wereld” gesticht, en in de daaropvolgende eeuwen reisden bewoners van Europa naar het westen. Veel mensen die belangstelling hadden voor vrijheid van religie vluchtten naar Noord-Amerika. Zij waren op zoek naar een nieuw land dat vrij was van regeringen waarin kerk en staat elkaar het hof maakten en hun onderdanen gezamenlijk onderdrukten. Er werden in de loop van de jaren veel nieuwe religieuze denominaties gevormd en nu zijn er alleen al in de Verenigde Staten meer dan 270, die in de meeste gevallen vrij willen zijn van de tradities van machtige religieuze leiders. In 1884 verenigde een groepje oprechte bijbelonderzoekers zich in wat nu de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania is. Dit Genootschap werd een charter verleend om in verscheidene talen bijbelse waarheid te verspreiden, waarbij de nadruk op de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk viel. Het Wachttorengenootschap had een heel klein begin, maar nu zijn degenen die ermee zijn verbonden in staat het wereldomvattende getuigenis te geven waarvan Jezus zei dat het in deze „laatste dagen” gegeven zou worden. Charles T. Russell, de eerste president van dit Genootschap, was een groot prediker en een strijder voor het ware geloof. Hij reisde de lengte en breedte van de Verenigde Staten af en hield in veel landen over de gehele wereld lezingen ten einde de tweede tegenwoordigheid van Christus en Gods koninkrijk in handen van Christus Jezus als ’s mensen enige hoop op redding bekend te maken. Hij toonde tevens aan dat de religieuze leerstellingen van de orthodoxe geestelijken — zowel de protestantse, de katholieke als de joodse geestelijken — op tradities van mensen gebaseerd waren. Hij toonde aan de hand van de bijbel aan dat er geen hel van vuur en zwavel is waar menselijke zielen na de dood naar toe gaan. Er werd zelfs vaak geschreven dat Russell het vuur van de hel had gedoofd. Verder toonde hij aan de hand van de Schrift aan dat de mens niet een ziel heeft, maar een ziel is en dat de mens bij zijn dood naar het gemeenschappelijke graf van de mensheid gaat en daar blijft totdat hij door middel van de opstanding van de doden in een aards paradijs terugkomt. Hij toonde aan dat er geen Drieëenheid is. Broeder Russell bracht de mensen ertoe weer belangstelling te krijgen voor bijbelstudie en hun geloof in God en zijn geschreven Woord te stellen in plaats van in de theorieën en verdichtselen van de mens. Als gevolg hiervan keerde de woede van de geestelijken zich tegen hem en zijn medewerkers. Maar Jehovah’s christelijke getuigen zijn er nog steeds en maken de bijbelse waarheden nog steeds bekend.
55. Welke uitwerking had de druk van de Eerste Wereldoorlog op de prediking van Gods koninkrijk door Jehovah’s getuigen?
55 Gedurende de Eerste Wereldoorlog, en wel in 1918, werden J. F. Rutherford, de tweede president van het Wachttorengenootschap, en andere vooraanstaande leden van het Genootschap in de gevangenis geworpen omdat zij zo energiek Gods koninkrijk als ’s mensen enige hoop bekendmaakten. De geestelijken waren de aanstokers van dat optreden, maar rond de jaren 1919–1920 verklaarde het Hof van Appel de tegen hen aangevoerde beschuldigingen dat zij opruiend waren, alle ongegrond en kon men deze getrouwe mannen wederom in het openbaar aan duizenden het goede nieuws van Gods koninkrijk zien bekendmaken.
56. Maakte de vervolging die over Jehovah’s christelijke getuigen kwam, een einde aan hun predikingswerk gedurende en na de Tweede Wereldoorlog?
56 Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden Jehovah’s getuigen opnieuw vervolgd. Velen in de Verenigde Staten werden in de gevangenis geworpen. Koninkrijkszalen werden verbrand en veel getuigen van Jehovah werden uit steden en dorpen verdreven omdat zij de mensen van huis tot huis de boodschap uit de bijbel vertelden. Van 1939 tot 1945 maakten Jehovah’s getuigen enkele van hun moeilijkste jaren door. Niettemin streden zij een voortreffelijke strijd van het geloof. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939 waren er in de Verenigde Staten 41.902 verkondigers van het Koninkrijk. Maar tegen 1946 hadden 65.922 personen zich met het Wachttorengenootschap verbonden en nu zijn er 388.920 Getuigen. Hebt u enkelen van hen ontmoet? Hebt u geluisterd naar wat zij hadden te zeggen toen zij bij u aan de deur kwamen? Zij zullen er in 1971, en net zo lang als „dit goede nieuws van het koninkrijk” gepredikt moet worden, moeite voor blijven doen u te bereiken.
57. Hoe komt Canada’s geschiedenis overeen met wat er in de Verenigde Staten gebeurde, en welke zegeningen heeft Jehovah geschonken?
57 Canada heeft een overeenkomstig verhaal te vertellen. De Canadese regering verbood het werk op 4 juli 1940, toen er 6813 getuigen van Jehovah in het land waren. Het bijkantoor in Toronto werd gesloten. Alle lectuur werd in beslag genomen, maar de christelijke getuigen werkten alleen met de bijbel in hun bediening. Bovendien maakten zij gebruik van de publikaties die zij eventueel nog in hun eigen huis hadden. In 1944 werd in Canada de verbodsbepaling tegen het Genootschap uiteindelijk opgeheven, en toen er weer berichten uit alle gemeenten binnenkwamen, bleken veel meer mensen een deel van de organisatie te zijn geworden, want nu waren er 10.345 met het Genootschap verbonden. Hoewel zij vier jaar ondergronds hadden gewerkt, hadden zij een harde strijd voor het geloof gevoerd, en zij hadden succes gehad. Het bericht toont aan dat zij nu net zo hard werken en werkelijk geloof aan de dag leggen. Er zijn nu 46.808 getuigen van Jehovah in Canada.
58. Toon aan hoe dertig jaar van prediken in Noord-Amerika een grote toename tot gevolg heeft gehad in het aantal personen dat aan de grote strijd van het geloof is gaan deelnemen.
58 Beschouw eens een ogenblik de toename in Noord-Amerika, want deze getuigt op welsprekende wijze ten gunste van de van-huis-tot-huisprediking en het leiden van huisbijbelstudies. Als u nauwkeurig naar Gods Woord luistert, zult u misschien ook aan de grote strijd van het geloof willen deelnemen.
NOORD-AMERIKA
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 7 65.577 —
1950 12 138.108 492
1960 12 319.560 858
1970 12 498.736 823
NAAR ZUID-AMERIKA
59. Met welk opvoedkundig probleem kregen Jehovah’s getuigen in hun Koninkrijksprediking in Zuid-Amerika te maken, en hoe hebben zij het probleem overwonnen?
59 Zuid-Amerika is op religieus gebied altijd een bolwerk van de Katholieke Kerk geweest, maar hun citadel brokkelt nu af. De Katholieke organisatie is in gebreke gebleven haar mensen in Zuid-Amerika de opleiding te geven die ze aan haar mensen in de Verenigde Staten en Europa heeft gegeven. Waarom heeft de Katholieke Kerk haar mensen eeuwenlang dom en ongeletterd gehouden? Honderden evangelisten van de Wachttoren Bijbelschool Gilead hebben Spaans en Portugees geleerd en vervolgens duizenden katholieken in Latijns-Amerika leren lezen en schrijven, zodat zij geloof konden stellen in Gods geschreven Woord, en zij doen dit thans nog steeds. Nagenoeg de gehele organisatie van Jehovah’s getuigen in Zuid-Amerika bestaat uit voormalige katholieken. Zij strijden nu de voortreffelijke strijd van het geloof.
60. Hoe hebben Jehovah’s getuigen zich in Argentinië in toename verheugd?
60 In 1945 waren in Argentinië 415 personen met Jehovah’s getuigen verbonden. In 1947, toen de eerste zendelingen naar dit land werden gestuurd, ging het werk heel snel vooruit. Er werden uitstekende vorderingen gemaakt, ondanks het feit dat het werk in 1950 als gevolg van religieuze druk werd verboden. In 1955 volgde in dat land een omwenteling, waarna Jehovah’s getuigen meer vrijheid verwierven om van huis tot huis te prediken. In het jaar 1970 waren er 18.763 personen die het goede nieuws van huis tot huis predikten.
61. (a) Schets de toename in het aantal predikers van Gods koninkrijk in Brazilië vanaf 1923 tot nu toe. (b) Welke uitwerking heeft dertig jaar van prediking op Zuid-Amerika gehad?
61 De katholieke mensen in Brazilië zijn hongerig naar de waarheid uit Gods Woord. In 1923 waren er in dat uitgestrekte land slechts acht personen die Gods koninkrijk als ’s mensen enige hoop predikten. De evangelisten van het Genootschap konden in 1945 Brazilië binnenkomen, in welk jaar er volgens het bericht 394 getuigen van Jehovah in het land waren. Dit handjevol bedienaren van het evangelie trok er in alle richtingen op uit en bleef tot katholieken prediken, en deze mensen luisterden naar wat Jehovah’s getuigen hadden te zeggen. Wat zijn er in Brazilië veel mensen bijeengebracht die waarheid liefhebben! In 1960 waren er 20.321 personen in de gemeenten van Jehovah’s getuigen. De organisatie is nu gegroeid tot 64.199 personen in 1970, een groot verlies voor de Katholieke Kerk. Maar nu helpen deze vele nieuwelingen andere katholieke mensen om hun geloof op Gods Woord te baseren en de voortreffelijke strijd van het geloof te strijden. Er zou ook van Zuid-Amerika gezegd kunnen worden dat het tot de verst verwijderde streken van de aarde behoort. Maar laat de volgende tabel voor zichzelf spreken wat de vooruitgang betreft die is gemaakt doordat getuigen van Christus zo ver zijn weggestuurd.
ZUID-AMERIKA
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 8 561 —
1950 13 7.630 205
1960 13 38.651 381
1970 13 119.260 501
HET GETUIGENISWERK OVER DE GEHELE WERELD IN 1970
62. (a) Welke hoedanigheden hebben degenen die Gods koninkrijk prediken nodig? (b) Wat toont het wereldomvattende bericht met betrekking tot landen die de Koninkrijksboodschap horen en personen die van geloof blijk geven en prediken? (c) Tot op welke hoogte werden er in het afgelopen jaar gratis huisbijbelstudies geleid, en welke procedure werd er bij zulke studies gevolgd? (d) Hoeveel nieuwelingen zijn er gedoopt, en wat betekende dit voor hen in hun persoonlijke leven?
62 Jezus heeft gezegd dat het veld de wereld is (Matth. 13:38). Jehovah’s getuigen dragen derhalve de verantwoordelijkheid het goede nieuws van het Koninkrijk over de gehele wereld bekend te maken, en zij kwijten zich terdege van deze taak. Er zijn dappere, getrouwe en vastberaden mannen en vrouwen voor nodig om dit werk jaar in jaar uit te blijven verrichten. Paulus schreef aan Timótheüs: „Streef . . . naar rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof, liefde, volharding, zachtaardigheid. Strijd de voortreffelijke strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven stevig vast, waartoe gij werdt geroepen en waarvan gij ten overstaan van vele getuigen de voortreffelijke openbare bekendmaking hebt afgelegd” (1 Tim. 6:11, 12). Dat is een goede raad en Jehovah’s getuigen hebben „ten overstaan van vele getuigen de voortreffelijke openbare bekendmaking . . . afgelegd”. Kan er worden bewezen dat zij dit in 1970 hebben gedaan? Laat het wereldomvattende bericht over de activiteit van Jehovah’s getuigen het antwoord verschaffen. Doen deze christelijke getuigen thans wat zij volgens Jezus moesten doen, namelijk „getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde”? (Hand. 1:8) Er zij in de eerste plaats opgemerkt dat Jehovah’s getuigen in 206 landen actief zijn geweest, en hiertoe behoren alle belangrijke landen van de wereld. In de tweede plaats hebben gedurende 1970 niet minder dan 1.483.430 personen aan dit wereldomvattende getuigeniswerk deelgenomen en zij hebben er 267.581.120 uren aan besteed om van huis tot huis over de bijbel te spreken, terwijl in hun boodschap ook het goede nieuws van Gods koninkrijk was opgenomen. Er werd evenwel nog veel meer gedaan. Mensen die werkelijk belangstelling voor de bijbel hadden, werden door middel van gratis huisbijbelstudies die door Jehovah’s christelijke getuigen werden geleid, geholpen. Er werden veel van dergelijke studies opgericht, en volgens het jaarbericht werden er 1.146.378 wekelijkse huisbijbelstudies geleid. Dit betekent dat de onderwijzer bij de mensen wordt binnengenodigd en gedurende een periode van zes maanden of zesentwintig weken elke week minstens een uur lang samen met de geïnteresseerde personen met geopende bijbel een bijbels onderwerp bespreekt. Deze christelijke getuigen van Jehovah nemen er de tijd voor aan de mensen uit te leggen wat de bijbel heeft te zeggen en vragen te beantwoorden. Welke resultaten zijn er in 1970 door middel van deze huisbijbelstudiemethode bereikt? Deze zijn opmerkelijk geweest. In totaal hebben 164.193 mensen hun vroegere religieuze banden verbroken, hun levenswijze veranderd en hun standpunt aan Jehovah’s zijde ingenomen door hun leven aan het doen van Jehovah’s wil op te dragen. Zij zijn discipelen van Jezus Christus geworden en werden vanzelfsprekend net als Jezus in water gedoopt. Deze 164.193 pas gedoopte getuigen van Jehovah prediken reeds het goede nieuws van Gods koninkrijk over de gehele wereld. Zij zijn uit alle rassen, volken en talen afkomstig en zij komen drie maal per week met de Getuigen bijeen om gedurende de vijf bijbelse studievergaderingen in 26.524 gemeenten over de gehele wereld meer te leren. Hebt u belangstelling voor zulk een wekelijks programma? Om een voortreffelijke strijd van het geloof te kunnen gaan voeren, moet u zich met bijbels onderwijzingswerk bezighouden.
63. (a) Vermeld het verschil tussen de religies van de christenheid en Jehovah’s getuigen. (b) Wie nemen er allemaal deel aan het werk dat erin bestaat discipelen te maken?
63 Er bestaat een groot verschil tussen degenen die tot de religies van de christenheid behoren en Jehovah’s getuigen. Afgezien van het schenken van bijdragen aan de kerk vraagt de christenheid weinig of niets van haar leden. In de Kerst- en Paastijd worden de kerkdiensten door een veel groter aantal mensen dan gewoonlijk bezocht. Iemands geloofsovertuiging en morele gewoonten acht men echter niet belangrijk. Er is geen sprake van dat de mensen hun leven aan het doen van Gods wil opdragen of in de voetstappen van Jezus Christus treden. Zowel katholieke als protestantse kerklidmaten, alsmede hun geestelijken, weten niet meer wat Jezus bedoelde toen hij zei: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). Dit was geen zinloze verklaring van de zijde van Christus Jezus. Hij bedoelde dat elke volgeling van hem, ongeacht waar hij woonde, een getuige van hem moest zijn en dat velen naar de verst verwijderde streek van de aarde zouden gaan om te prediken en discipelen te maken. Zo denken Jehovah’s getuigen hierover. Zij vatten hun opdracht ernstig op. Om die reden moeten zij allen ’de voortreffelijke strijd van het geloof strijden en het eeuwige leven stevig vastgrijpen’.
64. (a) Welke activiteiten ontplooien speciale pioniers, gemeenteverkondigers en gewone pioniers als Jehovah’s christelijke getuigen? (b) Waaruit blijkt dat velen belangstelling hebben voor hun werk?
64 Veel mannen en vrouwen onder de getuigen van Jehovah zijn zich ervan bewust hoe dringend het is al hun tijd aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk te besteden, en 13.426 Getuigen hebben een toewijzing ontvangen voor het zo geheten speciale pionierswerk. Dat betekent dat zij 150 of meer uren per maand besteden om het goede nieuws te prediken in gebied waar zij nodig zijn, en waar in veel gevallen geen gemeente van Jehovah’s getuigen is. Bovendien waren er gemiddeld 1.295.911 gemeenteverkondigers die niet al hun tijd aan de bediening kunnen besteden. Zij verrichten in werkelijkheid het grootste gedeelte van het werk in alle delen der aarde, aangezien zij gemiddeld tien tot twintig uur per maand over de boodschap van de bijbel spreken. Na hun wereldse werk en hun huiselijke taken verricht te hebben, gebruiken zij alle tijd die hun ter beschikking staat om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. Dan waren er 75.445 pioniers, die ongeveer honderd uur per maand aan dit door God toegewezen werk besteden. Er waren elke maand gemiddeld dus in totaal 1.384.782 Getuigen in de bediening werkzaam. Dit is wonderbaarlijk, niet waar? Er zijn nog veel meer mensen die belangstelling hebben voor Jehovah’s getuigen en hun werk, hetgeen zij toonden door de Gedachtenisviering ter herdenking aan de dood van Christus Jezus bij te wonen. Deze viering had op 22 maart 1970 plaats en werd over de gehele wereld door 3.226.168 personen bijgewoond.
65, 66. (a) Welke rol spelen bijbelse lectuur en nabezoeken die bij geïnteresseerde mensen worden gebracht, in het werk van Jehovah’s getuigen? (b) Wat toont het wereldomvattende bericht over de afgelopen dertig jaar aan?
65 Het zal de lezers van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! interesseren te vernemen dat Jehovah’s getuigen gedurende het afgelopen jaar 2.464.196 nieuwe abonnementen op deze tijdschriften hebben afgesloten. Bovendien hebben zij 204.758.521 losse exemplaren verspreid aan geïnteresseerde personen die niet zijn geabonneerd.
66 De mensen bij wie Jehovah’s getuigen lectuur achterlaten, hebben er recht op opnieuw bezocht te worden zodat de vragen die zij eventueel hebben, beantwoord kunnen worden. Jehovah’s getuigen hebben met het oog hierop gedurende het afgelopen jaar in totaal 121.226.605 nabezoeken gebracht. De reden voor al deze activiteit is dat zij geloof willen opbouwen en anderen willen helpen het eeuwige leven stevig vast te grijpen. In de loop der jaren is het volgende gepresteerd:
WERELDOMVATTEND BERICHT
Landen Aantal Aantal
In het waar werd predikende afgestudeerden
jaar gewerkt Getuigen van Gilead
1940 56 95.327 —
1950 115 373.430 1.086
1960 179 916.332 2.255
1970 206 1.483.430 2.561
67, 68. (a) Wie drukt de bijbelse publikaties voor Jehovah’s getuigen? (b) In welke uitgebreide mate werd er bijbelse lectuur gedrukt? (c) Waarom is het bij dit werk zo noodzakelijk, geloof te bezitten?
67 Het Wachttorengenootschap heeft over de gehele wereld talrijke drukkerijen, en deze worden alle door Jehovah’s getuigen bevolkt. De belangrijkste drukkerij is in Brooklyn, New York. Het Genootschap heeft ook drukkerijen in Canada, Engeland, Zweden, Finland, Duitsland, Zwitserland, Zuid-Afrika en Australië, alsmede kleinere drukkerijen in andere delen van de wereld. In sommige landen maken Jehovah’s getuigen ook van wereldse drukkerijen gebruik om hun lectuur voor de verspreiding gedrukt te krijgen.
68 Gedurende de twaalf maanden van het dienstjaar 1970 hebben zij in totaal 29.138.291 gebonden boeken voor bijbelstudie, 13.965.784 brochures, 177.038.027 exemplaren van De Wachttoren en 171.719.337 exemplaren van het tijdschrift Ontwaakt! gedrukt. Wat heeft het deze christenen een vreugde geschonken al deze lectuur te drukken en aan de verspreiding ervan deel te nemen. Zij voelen zich als de apostel Paulus, die zei: „Ik schaam mij niet voor het goede nieuws; het is in feite Gods kracht tot redding voor een ieder die geloof heeft” (Rom. 1:16, 17). Degenen die in deze tijd rechtvaardigheid liefhebben, moeten zich tot Gods Woord wenden en het blijven bestuderen. Men kan er niet voor terugdeinzen. Paulus zei: „’Maar mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven’ en ’indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem’. Welnu, wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt” (Hebr. 10:38, 39). Paulus wist dat dit soort van geloof alle eeuwen door heel hard nodig was en dit soort van geloof is thans hard nodig. Het is er nu de tijd niet voor de moed op te geven of het alleen maar langzamer aan te doen. Houd in gedachten wat Habakuk zei: „Want het visioen is nog voor de bestemde tijd, en het blijft voorthijgen naar het einde, en het zal geen leugen vertellen. Zelfs al zou het op zich laten wachten, blijf er vol verwachting naar uitzien; want het zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen.” — Hab. 2:3.
69. (a) Waarom dienen wij er zeker van te zijn dat wat Jehovah profeteert, uitkomt? (b) Wat wordt er evenwel van ons verlangd?
69 Kijk eens een ogenblik terug. Zonder mankeren is de profetie betreffende Juda’s verwoesting door Babylon uitgekomen en zonder mankeren werd Babylon zelf door de Meden en Perzen overmeesterd. Zonder mankeren zijn de kinderen Israëls weer in hun geboorteland hersteld. Zonder markeren werd degene die door de joden werd verworpen en aan de martelpaal werd gehangen, de Zoon van God, door zijn Vader, Jehovah, uit de doden opgewekt. Petrus aarzelde niet de joden daar in Salomo’s zuilengang van de tempel te Jeruzalem te vertellen dat zij de Voornaamste Bewerker van het leven hadden gedood maar dat God hem uit de doden had opgewekt, van welk feit de discipelen getuigen waren (Hand. 3:15). Zonder mankeren werden de tempel te Jeruzalem en de stad Jeruzalem verwoest, zoals Jezus had gezegd: „Voorwaar, ik zeg u: Hier zal geenszins een steen op de andere worden gelaten die niet afgebroken zal worden” (Matth. 24:2). Zijn al deze dingen niet uitgekomen? Alles wat er volgens Jehovah’s in het verleden uitgesproken woorden zou gebeuren, is ook gebeurd. Maar hoe zult u dit kunnen weten als u Gods Woord niet bestudeert?
70. Aan welk zelfonderzoek dienen wij ons nu te onderwerpen?
70 Heeft Jezus de discipelen niet het volledige antwoord gegeven toen zij hem de vraag stelden: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Hebt u het vierentwintigste hoofdstuk van Matthéüs gelezen en gelooft u nu dat het zijn grotere vervulling heeft en dat wij in de „laatste dagen” leven? Gelooft u dat Christus Jezus is wedergekomen en in zijn hemelse koninkrijk aanwezig is, terwijl hij in de nieuwe hemelen op zijn troon is geplaatst? (Hand. 2:34, 35; Openb. 11:17) Ziet u niet in dat het besluit van dit samenstel van dingen heel dicht zijn einde nadert? Bidt en gelooft u nog steeds of Gods wil op aarde mag geschieden zoals deze in de hemel geschiedt? Zult u zonder mankeren ’de voortreffelijke strijd van het geloof strijden en het eeuwige leven waartoe u werd geroepen en waarvan u ten overstaan van vele getuigen de voortreffelijke openbare bekendmaking hebt afgelegd, vastgrijpen’? Gelooft u dat het visioen „geen leugen [zal] vertellen”? Hebt u het geloof dat wij volgens Habakuk dienen te hebben, namelijk dat wij, zelfs al zou het op zich laten wachten, er vol verwachting naar moeten blijven uitzien omdat het zonder mankeren zal uitkomen? U gelieve zich ook weer voor de geest te roepen wat Petrus heeft gezegd: „Laat dit ene feit echter niet aan uw aandacht ontgaan, . . . Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken.” — 2 Petr. 3:8, 9.
71. Wat wordt er van iemand verlangd als hij Jehovah’s goedkeuring wenst te genieten, en wat zullen christenen blijven zijn en doen?
71 Er is geloof voor nodig om een christen te zijn, want christenen wandelen door geloof, niet door aanschouwen (2 Kor. 5:7). Ongeacht waar de christelijke getuigen van Jehovah zich bevinden, zij zullen Gods koninkrijk blijven prediken omdat zij Jezus’ woorden zullen vervullen: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde.” Terzelfder tijd is iedereen in de gelegenheid te bewijzen dat hij „de voortreffelijke strijd van het geloof” kan strijden, „het eeuwige leven stevig” kan vastgrijpen en duizenden andere mensen kan helpen hetzelfde te doen. — 1 Tim. 6:12.
[Tabel op blz. 186-189]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1970 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)