God toont liefderijke goedheid door gerechtigheid ten uitvoer te leggen
EEN van Gods profeten die in een profetisch visioen zag hoe God een eind maakt aan goddeloosheid onder Gods eigen belijdende volk Israël, riep uit: „Ach, o Heer Jehovah! Brengt gij alle overgeblevenen van Israël ten verderve terwijl gij uw woede over Jeruzalem uitstort?” — Ezech. 9:8.
Deze profeet zei dit omdat hij wist dat Jehovah een God van liefde en barmhartigheid is, zoals Gods vriend Abraham eerder tot Jehovah had gezegd toen Deze over het oordeel sprak dat over Sodom zou komen: „Het is van u niet denkbaar dat gij op deze wijze handelt, om de rechtvaardige met de goddeloze ter dood te brengen, zodat het de rechtvaardige moet vergaan als de goddeloze! Het is van u niet denkbaar.” — Gen. 18:25.
Evenals Ezechiël kreeg Abraham als antwoord dat God selectief zou zijn in zijn oordeel en dat degenen die de vernietiging niet verdienden, gespaard zouden blijven. Dit bleek ook het geval te zijn.
Deze gebeurtenissen geven ons een inzicht in de persoonlijkheid van God. Hij verklaarde tegenover Mozes: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven” (Ex 34:6, 7). In zijn majesteit en waardigheid als opperste Soeverein moet Jehovah in het universum orde en wet handhaven. Hij kan wetteloosheid niet door de vingers zien. Toch voorziet hij in barmhartigheid en bevrijding voor degenen die het goede wensen te doen.
Jezus Christus gaf zijn discipelen de raad: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen, opdat gij er blijk van moogt geven zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matth. 5:44, 45). God geeft allen de volledige gelegenheid te tonen wat er werkelijk in hun hart leeft. Hij laat allen dezelfde lucht ademen, hetzelfde voedsel eten, zijn prachtige schepping aanschouwen en de weg kiezen die zij willen gaan.
ELK VERANTWOORDELIJK VOOR DE HANDELWIJZE DIE HIJ KIEST
Aangezien iedereen mag kiezen tussen goed en kwaad, is het alleen maar juist en rechtvaardig dat iedereen ’de vrucht van zijn weg eet’ (Spr. 1:31). Niemand kan God terecht van ongerechtigheid beschuldigen wanneer iemand tot rampspoed vervalt wegens zijn eigen opzettelijke kwaaddoen. God waarschuwt op vriendelijke wijze opdat men rampspoed kan vermijden. Zo geeft hij jonge mensen de raad zich te verheugen in hun jeugd maar wel te beseffen dat God hen ter verantwoording zal roepen. — Pred. 11:9, 10.
God zal niemand dwingen hem te dienen. Maar als iemand een slechte handelwijze volgt of met een samenstel van dingen meegaat dat verdorven is, deelt hij zelf in die slechtheid. Of als hij verbonden blijft met een religieuze, politieke of commerciële organisatie die God smaadt en haar leden daardoor tot stilzwijgende deelnemers aan oneerlijkheid of immoraliteit maakt, dient hij te verwachten dat God hem hiervoor ter verantwoording zal roepen.
Dit wil niet zeggen dat er geen vergeving is voor iemand die zo heeft gehandeld maar zich bewust wordt van zijn eigen onvolmaaktheid, zijn verkeerde daden of verkeerde handelwijze. Hij kan deze de rug toekeren en vergeving ontvangen op grond van Gods voorziening van Christus’ loskoopoffer. De straf op zonde wordt niet op onbillijke wijze door God genegeerd, maar op grond van het volmaakte menselijke leven dat zijn eigen Zoon als slachtoffer voor de zonden heeft gegeven, wordt er volledig aan de vereisten der gerechtigheid voldaan. De apostel Petrus zei: „[Christus] zelf heeft in zijn eigen lichaam onze zonden gedragen aan het hout, opdat het voor ons met de zonden afgedaan zou zijn en wij voor rechtvaardigheid zouden leven.” Door deze loskoopvoorziening kan God „rechtvaardig . . . zijn, zelfs wanneer hij de mens die geloof in Jezus heeft, rechtvaardig verklaart”. — 1 Petr. 2:24; Rom. 3:26.
WAARSCHUWING, EN GEDULD
God is dus liefdevol jegens zijn schepping en heeft het beste met zijn schepselen voor. Hij is langzaam tot toorn en langzaam in het ten uitvoer leggen van gerechtigheid jegens degenen die het kwade beoefenen, in de hoop dat zij berouw zullen hebben (2 Petr. 3:9). God oefent een opmerkelijk geduld jegens mensen die hem niet wensen te dienen. De apostel Paulus deed een beroep op degenen die beweerden God te dienen maar die slechte dingen beoefenden, door te schrijven: „Of veracht gij de rijkdom van zijn goedheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, omdat gij niet weet dat de goedgunstige hoedanigheid van God u tot berouw tracht te brengen?” — Rom. 2:4.
Maar er kan niet worden toegelaten dat goddeloosheid tot onbepaalde tijd blijft gedijen. In het belang van vrede en orde in het universum en voor de bevrijding en het geluk van degenen die in vrede met hun medemensen wensen te leven, moet er een eind aan komen. Daarom moeten de goddelozen worden verwijderd. „De goddeloze is een losprijs voor de rechtvaardige; en wie verraderlijk handelt, neemt de plaats in van de oprechten”, zegt de geïnspireerde schrijver in Spreuken 21:18.
Met andere woorden, de prijs voor een vreedzaam en gelukkig leven voor de rechtgeaarde mensen op aarde is de verwijdering van degenen die niet eerlijk en in vrede wensen te leven en die hun medemensen schade berokkenen. Het is zoals Jehovah’s profeet zei: „Al zou de goddeloze gunst worden betoond, hij zal eenvoudig geen rechtvaardigheid leren. In het land van oprechtheid zal hij onrecht plegen en hij zal de eminentie van Jehovah niet zien.” — Jes. 26:10.
Wanneer God ten slotte handelend optreedt, zal hij zijn rechtvaardige wetten onpartijdig ten uitvoer leggen. Zijn toorn wordt beheerst en hij stelt alleen degenen terecht die de dood verdienen (Spr. 2:21, 22). Zijn oorlog is niet als de oorlogen van de natiën, waarin goeden en kwaden zonder onderscheid worden gedood. Wij kunnen er zeker van zijn dat God, „de Rechter van de gehele aarde”, zal doen wat juist is en dat wanneer hij iemand verdelgt, zo iemand werkelijk geen gerechtigheid wenst (Gen. 18:25; Spr. 21:10). Hij heeft er in zijn hart helemaal geen plaats voor ingeruimd.
EEN LIEFDEVOLLE VADER
Wat voor andere God zou iemand als zijn God willen hebben? Wij hebben waardering voor vaders die hun kinderen om hun bestwil streng onderrichten maar die hen toch liefhebben en alle noodzakelijke goede dingen voor hen verschaffen. De apostel zegt tot medechristenen:
„Wij [hadden] vroeger vaders die van ons vlees waren om ons streng te onderrichten en wij betoonden hun achting. Zullen wij dan niet veel meer aan de Vader van ons geestelijke leven onderwerpen en leven?” — Hebr. 12:9-11.
Het past ons derhalve tot God te komen als tot een liefdevolle Vader, van hem te leren, door hem te worden gecorrigeerd en onze wegen met zijn geschreven Woord in overeenstemming te brengen. Voor het geluk en het welzijn van allen bereidt hij thans mensen voor op leven in een rechtvaardige, nieuwe ordening die de gehele aarde zal omspannen. Thans kunt u, evenals ieder ander, voordeel trekken van de geboden gelegenheid.