Bent u een ondersteuner van de goddelijke heerschappij?
IN DE diverse natiën van de wereld treffen wij vele non-conformisten aan, personen die ontevreden zijn over de regeringsvorm waaronder zij leven of bezwaar maken tegen de wijze waarop de regering wordt uitgeoefend. Velen zijn actieve voorstanders van een verandering, maar bieden slechts de ideeën van mensen als oplossing. Zij maken er geen aanspraak op geloof te stellen in de Goddelijke Heerschappij.
Dan zijn er ook mensen die zeggen dat zij beseffen dat geen enkele menselijke ideologie of regeringsvorm erin zal slagen de grote problemen van de wereld op te lossen. Maar hebben zij een werkelijke hoop? Sommigen van hen hebben een vage mening dat God misschien eens iets zal doen. Zij geloven dat zij als zij een goed leven leiden door niet te liegen, niet te bedriegen en geen overspel of nog meer van dergelijke zonden te bedrijven, ’gered’ zullen worden.
Identificeren deze personen zich derhalve werkelijk als ondersteuners van de Goddelijke Heerschappij ? Stellen zij werkelijk geloof in Gods beloften betreffende zijn Messiaanse Koninkrijksregering en geloven zij dat deze heerschappij zich in de toekomst over de gehele aarde zal uitstrekken?
De apostel Paulus zei: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” Deze openbare bekendmaking vereist dat men zich op een actieve, openlijke wijze als een ondersteuner van de Goddelijke Heerschappij identificeert. — Rom. 10:10.
Gelooft u in uw hart in Gods soevereiniteit en dat hij deze door middel van een rechtvaardige heerschappij over de gehele aarde zal aanwenden? Gelooft u dat hij de aarde werkelijk tot onbepaalde tijd, voor eeuwig, tot een paradijs zal maken? Wilt u zich aan zijn heerschappij onderwerpen en die voorstaan?
Wat is erbij betrokken een ondersteuner van de Goddelijke Heerschappij te zijn, en hoe kunt u zich aldus identificeren?
Het hele beeld waardoor wordt aangegeven hoe men een ondersteuner van goddelijke heerschappij wordt, wat erbij betrokken is, wat het betekent zich aldus te identificeren en welke waarde het heeft dit te doen, wordt ons in het bijbelboek Ezechiël gegeven.
WAAR KUNT U ALS EEN ONDERSTEUNER VAN DE GODDELIJKE HEERSCHAPPIJ ’GEKENTEKEND’ WORDEN?
Zoals in het voorgaande artikel in dit tijdschrift werd vermeld, was het ’kentekenen van voorhoofden’ in het Jeruzalem uit de oudheid van symbolische aard. De profeet Ezechiël zag in een visioen „zes mannen” met verpletteringswapens en één man „in linnen gekleed, met de inkthoorn van een secretaris aan zijn heupen.” Deze laatstgenoemde man moest heel Jeruzalem doorgaan om degenen te zoeken die ’zuchtten en kermden’ wegens de godslasterlijke dingen die er plaatsvonden. Zij werden in hun voorhoofd ’gekentekend’ om gespaard te worden wanneer de „zes mannen” de stad doorgingen ten einde de hoofden van de niet-gekentekenden te verpletteren. — Ezech. 9:1-7.
Niemand ging in werkelijkheid door het midden van Jeruzalem om mensen te kentekenen. Dit gebeurde slechts in het visioen dat Ezechiël ontving. Hierdoor werd te kennen gegeven dat de grotere vervulling van het profetische visioen zou geschieden gedurende de tijd van het einde, voordat het hedendaagse „Jeruzalem”, namelijk de christenheid, wordt vernietigd. Door wie wordt in deze tijd het „kenteken”-werk verricht? — Rom. 15:4; 1 Kor. 10:11.
De ’in linnen geklede man’ zou in deze tijd de aangestelde vertegenwoordiger van de verheerlijkte Koning Jezus Christus zijn. Waarom? Omdat het „koninkrijk der wereld” thans „het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus” is geworden (Openb. 11:15). Christus bestuurt thans alle dingen met betrekking tot de Goddelijke Heerschappij van Jehovah over de aarde. Toen Jezus op aarde was, gebruikte hij een andere term om dezelfde symbolische ’in linnen geklede man’ te beschrijven door hem de „getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld”, te noemen (Matth. 24:45-47). Deze „slaaf”, die Christus als Meester erkent, is niet één enkele persoon, maar is een lichaam van mensen, Christus’ geestelijke broeders op aarde. Zij zijn met Gods geest gezalfd om het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken. De geest van God is ten aanzien van hen werkzaam en drijft hen aan en zij zijn reeds door God door bemiddeling van Jezus Christus „in hun voorhoofd verzegeld”. Zij hebben dit zegel, Gods geest, dat hun het besef geeft dat zij geroepen zijn om medeërfgenamen met Christus te zijn. Het is een „onderpand” van hun hemelse erfenis. Aangezien zij de symbolische ’in linnen geklede man’ vormen, worden zij op gezag van Jehovah door Christus aangesteld en uitgezonden. — Openb. 7:3, 4; Ef. 1:13, 14; Rom. 8:16, 17.
De leden van dit samengestelde lichaam, die de symbolische secretaris vormen, kentekenen klaarblijkelijk niet zichzelf. Het „zegel” op hun eigen voorhoofd kenmerkt hen als Gods dienstknechten. Wie ontvangt derhalve de goddelijke opdracht?
ALS ONDERSTEUNERS GEÏDENTIFICEERD WORDEN
Degenen die worden gekentekend, wonen over de gehele aarde verspreid in het gebied van „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, vooral in het gebied van het overheersende deel van dat religieuze rijk, namelijk de christenheid (Openb. 17:5). Zij zien met leedwezen en walging de immorele, onrechtvaardige, onbarmhartige en goddeloze praktijken die worden beoefend, vooral dingen die valselijk onder de dekmantel van het christendom en in de naam van God worden bedreven. Zij zien dat de geestelijken van de christenheid deze dingen beoefenen en oogluikend toelaten. Deze rechtgeaarde mensen zijn niet bedroefd op dezelfde wijze waarop anderen luid protesteren, demonstreren en in opstand komen louter omdat zij niet krijgen wat zij zelfzuchtig verlangen. Neen, zij zijn bedroefd omdat de praktijken die worden bedreven, verkeerd zijn. — Vergelijk 2 Korinthiërs 7:10, 11.
Om deze verspreid wonende mensen te vinden, moet er een van-huis-tot-huisonderzoek worden ingesteld. Houdt het ’kentekenen’ in dat men kennis in het hoofd krijgt? Ja, en nog veel meer. Het bezitten van kennis in het hoofd drijft mensen niet altijd tot goede daden aan, zodat iedereen een verandering in hun leven kan zien. Dat dit „kenteken” op het voorhoofd wordt gezet, betekent dat het door iedereen zal worden gezien, net zoals slaven in de oudheid dikwijls door hun eigenaar in het voorhoofd, zo niet ook in de hand, werden gekentekend zodat duidelijk te herkennen was aan wie zij toebehoorden. Willen de in symbolisch opzicht ’gekentekenden’ geïdentificeerd kunnen worden, dan moet hun dus veel meer dan kennis worden gegeven. Want in de christenheid zijn veel mensen die de bijbel gelezen en herlezen hebben. Sommigen hebben veel kennis. Maar zij leven en handelen niet als christenen. Zij ondersteunen de Goddelijke Heerschappij niet. Zij hebben misschien uiterlijk „een vorm van godvruchtige toewijding”, maar blijken, hetzij innerlijk of uiterlijk, de kracht ervan niet te bezitten. Zij hebben geen waar geloof dat vergezeld gaat van werken waardoor dat geloof wordt bewezen. — 2 Tim. 3:5; Jak. 2:18-26.
Indien u daarom het „kenteken” wenst te bezitten, moet uw hart worden bereikt zodat u ’geloof kunt oefenen tot rechtvaardigheid’. Uw gehele leven moet door christelijke beginselen worden bestuurd zodat dit voor iedereen te zien en te herkennen is. — Rom. 10:10.
Bezit u dit „kenteken”? Of zo niet, wenst u het dan te bezitten? Zo ja, dan moet u luisteren naar het goede nieuws van het Koninkrijk dat thans wordt verkondigd. Vervolgens zult u, nadat de bijbelse waarheid tot uw hart is doorgedrongen, de leiding van de apostel volgen „dat gij nieuw gemaakt dient te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”. — Ef. 4:23, 24.
Het betekent dus dat er niet alleen van huis tot huis gepredikt moet worden en er bijbels en bijbelverklarende lectuur verspreid moet worden aan degenen die God wensen te leren kennen. Degenen die het „kenteken”-werk verrichten, moeten bovendien veel tijd besteden aan het bestuderen van de bijbel met degenen die zij helpen het „kenteken” te ontvangen. Zij moeten ’vuurbestendige’ christelijke hoedanigheden in deze rechtgeaarde leerlingen opbouwen. — 1 Kor. 3:10-15.
Als u het „kenteken” wenst te ontvangen, zult u, als iemand die ’gekentekend’ wordt, geregeld willen omgaan met degenen die het nieuws uitdragen van Gods heerschappij zoals die door middel van zijn Messiaanse koninkrijk wordt uitgeoefend. U zult ook bemerken dat u er verlangend naar bent aan anderen te vertellen wat u hebt geleerd. Zij zullen waarschijnlijk verbaasd zijn over uw vrijmoedigheid, oprechtheid en enthousiasme, alsook over de verandering in houding en gedragingen die bijbelkennis in u heeft teweeggebracht.
U zult gaan beseffen dat u de rechtvaardige handelwijze moet volgen door u volledig aan God op te dragen en als symbool van die opdracht gedoopt te worden. Door uw opdracht na te komen in toegewijde dienst voor God, zullen de mensen in staat zijn het „kenteken”, het bewijs van de christelijke persoonlijkheid waardoor u als een slaaf van God en Christus wordt geïdentificeerd, duidelijk te zien.
Wat voor voordeel werpt het voor u af als u iemand bent die het „kenteken” op uw voorhoofd ontvangt? In de eerste plaats identificeert het u als iemand die in dienst van de Soevereine God staat en zijn Goddelijke Heerschappij ondersteunt. U geniet zijn gunst en bescherming. „Jehovah kent degenen die hem toebehoren” en hij zal hen bevrijden (2 Tim. 2:19; Ps. 145:20). U hebt het vooruitzicht de vernietiging van het huidige samenstel van dingen te overleven en Gods nieuwe ordening binnen te gaan om voor altijd onder de Goddelijke Heerschappij te leven. Degenen die het „kenteken” bezitten, worden hierdoor in werkelijkheid voor de vernietiging gespaard, zodat zij gedurende de „grote verdrukking” niet door Gods hemelse scherprechters worden verpletterd (Matth. 24:21). Dit werd in Ezechiëls visioen afgebeeld doordat de ’gekentekenden’ in Jeruzalem werden gespaard.
Vervolgens moet u dat symbolische kenteken op uw voorhoofd behouden terwijl u onder leiding van Gods gezalfden een aandeel aan het „kenteken”-werk hebt. Het werk dat gedaan moet worden, is zo groot dat de weinige gezalfden die nog op aarde zijn onmogelijk persoonlijk al het kentekenwerk kunnen verrichten. Door te weigeren aan het „kenteken”-werk mee te doen, zou men in gebreke blijven de Goddelijke Heerschappij te ondersteunen. Honderdduizenden grijpen de gelegenheid aan om onderwezen te worden, tot discipelen van Jezus Christus te worden gemaakt en zelf gekentekend te worden, terwijl zij op hun beurt weer anderen helpen gekentekend te worden opdat zij in de „grote verdrukking”, waardoor dit samenstel van dingen weggevaagd zal worden, bescherming zullen ontvangen. — Matth. 28:19, 20.
WANNEER HET ’KENTEKENEN’ BEGON
Wanneer begon het hedendaagse „kenteken”-werk, dat door het werk van de ’in linnen geklede man’ werd afgeschaduwd? Het begon op zijn vroegst toen in de uitgave van oktober 1934 van De Wachttoren het artikel „Zijn Goedheid” werd gepubliceerd. Vóór die tijd, in 1931, was door middel van het door de Watch Tower Bible and Tract Society uitgegeven boek Vindication aan de opgedragen, gezalfde volgelingen van Jezus getoond dat zij het „kenteken”-werk moesten verrichten. In dat zelfde jaar hadden zij de schriftuurlijke naam „Jehovah’s getuigen” aangenomen, die in de bijbel in Jesaja 43:10-12 wordt vermeld. Het was alsof Jehovah hun gebood: „Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem [als afschaduwing van de christenheid], en gij moet een kenteken zetten op het voorhoofd van de mannen die zuchten en kermen over al de verfoeilijkheden die in haar midden gedaan worden.” — Ezech. 9:4.
In 1934 werden in het bovengenoemde artikel „Zijn Goedheid” Jezus’ woorden in Johannes 10:16 beschouwd: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi [de „kleine kudde” van hemelse erfgenamen] zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.” Er werd toen voor het eerst ingezien dat de „andere schapen” van de tegenwoordige tijd personen moeten zijn die zich door bemiddeling van Christus aan God hebben opgedragen en deze onvoorwaardelijke opdracht net als Jezus door de waterdoop hebben gesymboliseerd.
Waarom werd in de drie jaar van 1931 tot 1934 het „kenteken”-werk niet verricht? Omdat het werk dat vóór 1934 ten aanzien van deze personen werd verricht, er slechts in bestond bijbelkennis aan hen mee te delen. Pas vanaf 1934 werd er duidelijk begrepen dat het „kenteken” veel meer omvatte.
In de lente van het volgende jaar, 1935, begon het „kenteken”-werk werkelijk op een georganiseerde basis. Op een algemeen congres van Jehovah’s getuigen in Washington, D.C., werd het begrip van de „grote schare”, die in Openbaring hoofdstuk zeven wordt afgebeeld, verduidelijkt. In een toespraak over „De grote schare” verklaarde de toenmalige president van het Wachttorengenootschap dat de leden van de „grote schare” geen deel uitmaakten van de hemelse klasse, waarover de eerste acht verzen van dit hoofdstuk 7:1-8 handelen, maar dat zij veeleer personen waren aan wie God de hoop op eeuwig leven in een aards paradijs in het vooruitzicht stelt. Honderden werden er op die dag krachtig toe bewogen zich voor de waterdoop aan te bieden. — Openb. 7:9-17.
HET WERK ZAL TOT EEN SUCCESVOL EINDE WORDEN GEBRACHT
In het visioen dat Ezechiël ontving, werd het kentekenen van voorhoofden tot een einde gebracht. Even zeker zal het hedendaagse ’kentekenen’ tot een succesvol einde worden gebracht zodat allen die geloof oefenen tot rechtvaardigheid en die met de mond een openbare bekendmaking tot redding doen, gespaard zullen worden. Ezechiël vertelt ons: „En zie! de in het linnen geklede man aan wiens heupen de inkthoorn was, bracht verslag uit, zeggende: ’Ik heb gedaan juist zoals gij mij geboden hebt.’” — Ezech. 9:11.
Wat zou er gebeuren als de man in het visioen, dat wil zeggen de hedendaagse samengestelde „man”, in gebreke zou blijven zijn opdracht te volbrengen? Hij zou verantwoordelijk zijn voor het bloed van degenen die in de „grote verdrukking” worden terechtgesteld. Jehovah maakte dit duidelijk aan Ezechiël, die als wachter was aangesteld om het volk voor de voltrekking van Gods oordeel te waarschuwen. De gezalfden op aarde hebben de hun toegewezen taak echter ten uitvoer gebracht. Zij zijn er onvermoeid mee doorgegaan de mensen te bezoeken en hen te helpen de levenreddende bijbelkennis te verwerven. Dit is niet gemakkelijk geweest, want zij zijn het doelwit geworden van de hevigste tegenstand en vervolging. Zij beschouwen Jezus’ profetische woorden echter als een bevel toen hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
Wanneer dat „einde” dan ook inderdaad komt, zal het „kenteken”-werk zijn voltooid. De gezalfde geestelijke broeders van Jezus Christus die nog op aarde vertoeven, zien uit naar de tijd dat zij verslag aan hun hemelse Opdrachtgever Jehovah God kunnen uitbrengen met de woorden: „Ik heb gedaan juist zoals gij mij geboden hebt.”
Als u deel uitmaakt van de ongetelde „grote schare”, zult u zijde aan zijde met de gezalfden samenwerken. U zult de Goddelijke Heerschappij loyaal voorstaan en ondersteunen. U zult ervoor zorgen dat u het „kenteken”, dat wil zeggen het bewijs dat u een opgedragen, gedoopte discipel van Jezus Christus bent en dat u een christelijke persoonlijkheid bezit die u van alle huichelachtige „christenen” onderscheidt, behoudt. U zult anderen helpen het „kenteken” te krijgen en te behouden. Dit zal u tot een loyale slaaf van de Almachtige God maken en u het zekere vooruitzicht geven dat u in Jehovah’s nieuwe samenstel van dingen onder het Lam Jezus Christus Zijn verdere dienst ter hand zult mogen nemen.