„Omgordt u . . . met ootmoedigheid des geestes”
„Omgordt u allen . . . met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.” — 1 Petr. 5:5.
1. Tot het ontwikkelen van welke eigenschappen worden christenen aangemoedigd? Waarom?
KENT u mensen die trots, hoogmoedig, ijdel, egotistisch en verwaand zijn? De meesten van ons kennen wel zulke mensen. Maar hoeveel liever gaan wij niet om met mensen die nederig, ootmoedig van geest, bescheiden, zachtmoedig en pretentieloos zijn! Alle christenen worden er zelfs toe aangemoedigd de eigenschappen nederigheid en ootmoedigheid des geestes te ontwikkelen. Bij een zekere gelegenheid wist Jezus dat zijn discipelen onder elkaar hadden geredetwist over de vraag „wie groter was”, en hij zei tot hen: „Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen en de dienaar van allen zijn.” Vervolgens toonde hij aan dat het niemand paste hoogmoedig te zijn, terwijl hij uiteenzette dat indien zij met kinderen te vergelijken personen op basis van zijn naam aanvaardden, dit hetzelfde was als aanvaardden zij hem en ook zijn Vader Jehovah. Hij moedigde zijn discipelen er dus beslist toe aan ootmoedig van geest te zijn (Mark. 9:33-37). Jaren later schreef Petrus: „Omgordt u allen . . . met ootmoedigheid des geestes”, en hij vervolgde met uit te leggen waarom, door te zeggen, „want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petr. 5:5). Niet alleen wij vinden ootmoedigheid des geestes dus een wenselijke eigenschap, maar ook God, en hij beloont zulke personen met onverdiende goedheid.
2. Waarom doen wij er goed aan Twee Koningen hoofdstuk vijf te beschouwen?
2 Wij wensen Gods goedkeuring te genieten, en daarom doen wij er goed aan ernstig aandacht te schenken aan deze kwestie van nederigheid. Kunnen wij in de Schrift een verslag vinden dat ons onderricht in nederigheid zal geven, aangezien de bijbel zegt dat de daarin opgetekende dingen „tot ons onderricht geschreven” werden? (Rom. 15:4) Eén verslag dat in dit verband terecht beschouwd zou kunnen worden, wordt in Twee Koningen hoofdstuk vijf aangetroffen. Daarin leren wij iemand uit de oudheid kennen die nederigheid ontwikkelde, en door het verslag te lezen en te analyseren, kunnen wij hier persoonlijk voordeel van trekken wanneer wij trachten ons met ootmoedigheid des geestes te omgorden.
NAÄMAN LEERT NEDERIGHEID
3. Wat vernemen wij over de man Naäman?
3 In de tiende eeuw v.G.T. leefde in Syrië, dat ten noorden van Israël lag, een legeroverste genaamd Naäman, die de Syriërs de overwinning deed behalen. Naäman wist destijds niet dat Jehovah degene was die Syrië door bemiddeling van hem redding had geschonken. Naäman „was een groot man geworden voor het aangezicht van zijn heer en stond in hoog aanzien, . . . en de man zelf had het bewijs geleverd een dappere, sterke man te zijn” (2 Kon. 5:1). Wegens zijn positie en zijn militaire heldendaden was Naäman ongetwijfeld een trots man, maar hij had melaatsheid opgelopen. Deze walgelijke ziekte belette hem niet de positie van legeroverste in Syrië te bekleden, zoals in Israël het geval zou zijn geweest, maar na verloop van tijd stemde ze hem tot nederigheid en strekte ze hem op een zeer ongebruikelijke wijze tot voordeel. — Lev. 13:46.
4. Hoe kwam de koning van Syrië te weten wie Elisa was?
4 Syrische roversbenden hadden een klein Israëlitisch meisje uit het land Israël gevangen genomen dat uiteindelijk een dienstmeisje van de vrouw van Naäman werd. Dit meisje (dat niet bij name in de bijbel wordt genoemd) was op de hoogte van het bestaan van Jehovah’s profeet Elisa en van de wonderen die hij had verricht. Zij stelde geloof in Elisa’s God, Jehovah, en legde getuigenis van haar geloof af. Toen zij bij een zekere gelegenheid met Naämans vrouw, haar meesteres, sprak, zei ze: „Was mijn heer maar voor het aangezicht van de profeet die in Samária is! Dan zou die hem wel van zijn melaatsheid genezen.” Het getuigenis van het Israëlitische meisje bereikte na verloop van tijd de oren van de koning van Syrië. — 2 Kon. 5:2-4.
5. Hoe kwam Naäman in contact met Elisa?
5 De Syrische koning, klaarblijkelijk Benhadad II, schreef een brief aan Joram, de koning van Israël, en liet zijn legeroverste Naäman de reis van ongeveer honderd zestig kilometer maken om deze brief af te geven. Hij gaf Naäman ook waardevolle geschenken mee. Joram ontving de brief en las: „Nu dan, terzelfder tijd dat deze brief u bereikt, zie, zend ik waarlijk mijn dienaar Naäman tot u, opdat gij hem van zijn melaatsheid geneest.” Joram was verslagen over de brief en vreesde dat de Syrische koning ’ruzie met hem zocht’. Elisa, de profeet van de ware God, kreeg dit te horen en zond koning Joram bericht met de woorden: „Laat hem [Naäman] alstublieft bij mij komen, opdat hij weet dat er een profeet in Israël bestaat.” Ah, eindelijk zou Naäman persoonlijke aandacht krijgen van de man die hem volgens het kleine Israëlitische meisje kon genezen! — 2 Kon. 5:5-8.
6. (a) Wat gebeurde er toen Naäman bij Elisa’s huis aankwam? (b) Wat trachtte Elisa niet te doen, en waarvoor had hij belangstelling?
6 „Naäman kwam dus met zijn paarden en zijn strijdwagens en bleef staan aan de ingang van het huis van Elisa.” Hoe zou Elisa op de aanwezigheid van zulk een hoogwaardigheidsbekleder reageren? Zou hij speciale notitie nemen van deze gevierde legeroverste? Het verslag vervolgt: „Maar Elisa zond een bode tot hem en liet zeggen: ’Daarheen gaande, moet gij u zeven maal in de Jordaan baden, opdat uw vlees tot u terugkeert; en wees rein.’” Neen, Elisa trachtte niet in de gunst te komen bij personen met een hoge positie. Hij had er belangstelling voor Jehovah’s voortdurende gunst te genieten en erop toe te zien dat Zijn wil werd volbracht. — 2 Kon. 5:9, 10.
7. Hoe reageerde Naäman op Elisa’s instructies?
7 Was Naäman ermee ingenomen te vernemen hoe gemakkelijk het voor hem was om van zijn melaatsheid te genezen? Neen; het verslag vervolgt integendeel met te zeggen: „Hierop werd Naäman verontwaardigd en ging heen en zei: ’Zie, ik had bij mijzelf gezegd: „Hij zal helemaal tot mij naar buiten komen en zal stellig gaan staan en de naam van Jehovah, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en de melaatse werkelijk genezing schenken.” Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damaskus, niet beter dan alle wateren van Israël? Kan ik mij niet daarin baden en stellig rein zijn?’ Daarop keerde hij zich om en ging in woede heen.” — 2 Kon. 5:11, 12.
8. Wat verloor Naäman door zijn trots uit het oog, hoewel zijn dienaren hem hielpen dit in aanmerking te nemen?
8 Het zag ernaar uit alsof Naämans trots hem zou beletten genezen te worden. Hij was niet ingenomen met de gereserveerde ontvangst die hij had ontvangen en ook niet met zulk een eenvoudig geneesmiddel. Het leek wel alsof hij meer belangstelling had voor de pracht en praal waarmee de genezing eventueel vergezeld zou gaan dan voor de werkelijke genezing zelf. Bijna zou trots hem belet hebben de instructies van Gods profeet gehoorzaam op te volgen. Naämans dienaren hielpen hem echter de dingen in hun juiste verhouding te zien. Zij zeiden: „Had de profeet zelf iets groots tot u gesproken, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer dan, nu hij tot u heeft gezegd: ’Baad u en wees rein’?” (2 Kon. 5:13) Zij hadden de juiste zienswijze. Zij beseften dat het voor Naäman het belangrijkste was van zijn ziekte te genezen, en hun gesprek met hun meester had resultaat.
9. Wat gebeurde er toen Naäman Elisa’s instructies opvolgde?
9 „Daarop daalde hij af en dompelde zich toen zeven maal onder in de Jordaan, naar het woord van de man van de ware God.” Ja, hij begon ootmoedigheid des geestes aan de dag te leggen; hij omgordde zich met nederigheid en volgde de aanbevolen procedure getrouw op. Hij ging naar de Jordaan en dompelde zich in het water onder, eenmaal, tweemaal, tot zesmaal toe, maar geen genezing. Toen kwam de zevende onderdompeling, en het resultaat? „Zijn vlees [keerde terug] als het vlees van een kleine jongen, en hij werd rein.” Hij was genezen! — 2 Kon. 5:14.
10. (a) Hoe reageerde Naäman op zijn genezing? (b) Waarom weigerde Elisa een geschenk van Naäman te aanvaarden?
10 Wat voor een nederig stemmende uitwerking had dit echter op Naäman? Zou hij nu naar huis terugkeren, trots op zijn gereinigde toestand, maar zonder waardering voor wat er was gebeurd? Het verslag toont vervolgens aan dat hij terugkeerde naar de man van de ware God, een afstand van misschien wel veertig of meer kilometer, te zamen met zijn paarden en krijgswagens. Deze keer kwam Elisa wel te voorschijn, en Naäman zei: „Zie toch, ik weet stellig dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israël.” Wat een geloofsbelijdenis! Dankbaar bood hij Elisa een zegengeschenk aan. Elisa had er echter geen belangstelling voor gewin te verkrijgen uit het dienen van Jehovah, en daarom zei hij: „Zo waar Jehovah leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta, ik wil het niet aannemen.” Hoewel Naäman er bij hem op aandrong, „bleef [Elisa] weigeren”, aangezien hij besefte dat Jehovah de Genezer was en hij geen gewin trachtte te verkrijgen uit het ambt dat Jehovah hem had gegeven. — 2 Kon. 5:15, 16.
11, 12. Ten aanzien waarvan bracht Naäman nu bezorgdheid tot uitdrukking? In welke opzichten?
11 Ten slotte zei Naäman: „Zo niet, laat er dan alstublieft aan uw dienaar wat aarde worden gegeven, en wel de vracht van een paar muildieren; want uw dienaar zal geen brandoffer of slachtoffer meer opdragen aan andere goden, welke ook, dan aan Jehovah.” Naäman maakte nederig zijn wens kenbaar Elisa’s God te aanbidden, maar hij wilde dit op Israëlitische grond doen, ook al moest hij terugkeren om de koning van Syrië te dienen. — 2 Kon. 5:17.
12 Wat was Naäman ootmoedig van geest geworden, want hij bekommerde zich niet om enig uiterlijk vertoon of om zelf op de voorgrond gesteld te worden, maar had er veeleer belangstelling voor Jehovah te behagen, degene die hij nu als de ware God erkende! Hij zei vervolgens tot Elisa: „In deze zaak moge Jehovah uw dienaar vergeven: Wanneer mijn heer in het huis van Rimmon [de valse god die door de koning van Syrië werd aanbeden] komt om zich daar neer te buigen, en hij op mijn hand steunt, en ik mij wel moet neerbuigen in het huis van Rimmon, moge Jehovah, wanneer ik mij neerbuig in het huis van Rimmon, uw dienaar dan alstublieft in dit opzicht vergeving schenken.” Naäman zou deze afgod Rimmon niet langer aanbidden, maar wanneer hij neerboog, was dit van zijn zijde slechts een werktuiglijke beweging om het zijn koning gemakkelijker te maken te buigen. Elisa geloofde dat Naäman oprecht was, en daarom zei hij tot hem: „Ga in vrede.” — 2 Kon. 5:18, 19.
13. Wat had het voor Naäman zelf tot gevolg dat hij zich ’met ootmoedigheid des geestes’ omgordde?
13 Is het niet interessant te zien hoe Naäman in betrekkelijk korte tijd leerde zich ’met ootmoedigheid des geestes te omgorden’, als gevolg waarvan hij een aanbidder van Jehovah werd en Zijn gunst en zegen ontving? Gedurende deze zelfde periode werd iemand anders echter egocentrisch en hoogmoedig. Wie was dit?
GEHAZI DOOR HEBZUCHT GEDREVEN
14, 15. Hoe toonde Gehazi waarvoor hij in werkelijkheid belangstelling had?
14 Elisa had een bediende, Gehazi genaamd, die klaarblijkelijk aanwezig was toen Naäman met Elisa sprak. Gehazi bezag de aangelegenheid anders dan Elisa. Hij zei volgens het bericht, klaarblijkelijk bij zichzelf: „Zie, mijn meester heeft deze Syriër Naäman gespaard, door niets uit zijn hand aan te nemen van wat hij meebracht. Zo waar Jehovah leeft, ik wil hem achterna rennen en iets van hem aannemen.” Gehazi had belangstelling voor materieel gewin en wilde winst slaan uit het werk van Jehovah’s geest; geestelijke zaken namen in zijn geest dus niet de belangrijkste plaats in. — 2 Kon. 5:20.
15 Naäman kwam van zijn wagen af om Gehazi te begroeten en informeerde: „Is alles in orde?” Gehazi antwoordde: „Alles is in orde”, en begon toen te liegen om te krijgen wat hij hebben wilde. „Mijn meester zelf heeft mij gezonden en laat u zeggen: ’Zie! Zo juist zijn uit het bergland van Efraïm twee jonge mannen uit de profetenzonen bij mij gekomen. Geef hun toch alstublieft een talent zilver en twee wisselklederen.’” Gehazi betrok leugenachtig zijn meester Elisa en de profetenzonen in zijn boze plannen. — 2 Kon. 5:21, 22.
16. Wat gebeurde er toen Gehazi naar Elisa terugkeerde?
16 Naäman gaf er nog steeds blijk van dezelfde edelmoedige geest te bezitten die hij eerder jegens Elisa had ten toon gespreid en zei: „Komaan, neem twee talenten.” Vervolgens „bleef [Naäman] bij hem aandringen”, waarna de hebzuchtige Gehazi de twee talenten zilver en de twee wisselklederen aannam en ze vervolgens in zijn huis neerlegde. Daarna keerde Gehazi met lege handen bij Elisa terug. „Vanwaar zijt gij gekomen, Gehazi?” informeerde Elisa. Terwijl Gehazi opnieuw loog, ten einde de leugens die hij aan Naäman had verteld, te bedekken en leugenachtig de waarheid te verbergen, antwoordde hij: „Uw knecht is nergens heen geweest.” Maar natuurlijk wist Jehovah wat Gehazi in zijn schild had gevoerd en hij onthulde de hele zaak aan Elisa. Daarom zei Elisa tot Gehazi: „Is mijn hart zelf niet meegegaan, juist toen de man zich omkeerde om van zijn wagen af te stijgen ten einde u tegemoet te gaan? Is het wel een tijd om zilver aan te nemen of kleren aan te nemen of olijfbosjes of wijngaarden of schapen of runderen of dienstknechten of dienstmaagden?” — 2 Kon. 5:23-26.
17. (a) Waarom was Elisa terecht verstoord? (b) Wat overkwam Gehazi wegens zijn hebzucht?
17 Kunt u zich voorstellen welk een afschuwelijk gevoel zich van Gehazi moet hebben meester gemaakt? Wel, zijn meester wist precies wat hij had gedaan! Stelt u zich ook eens voor welk een rechtvaardige verontwaardiging Elisa voelde. Hij had nota bene Jehovah’s belangen gediend door Naämans melaatsheid te genezen en had geweigerd een financiële beloning voor zijn aandeel aan dit wonder te aanvaarden, en nu was zijn dienstknecht, die er niet rechtstreeks bij betrokken was geweest, weggegaan om zich hebzuchtig iets onder valse voorwendsels toe te eigenen. Terwijl Elisa klaarblijkelijk Jehovah’s steun genoot, zei hij vervolgens tot Gehazi: „Daarom zal de melaatsheid van Naäman u en uw nageslacht tot onbepaalde tijd aankleven.” En het verslag deelt vervolgens mee: „Onmiddellijk ging hij van voor zijn aangezicht naar buiten, een melaatse wit als sneeuw.” — 2 Kon. 5:27.
EIGENSCHAPPEN DIE NAGEVOLGD OF VERMEDEN MOETEN WORDEN
18. Wat kunnen wij in verband met Twee Koningen hoofdstuk vijf beschouwen?
18 Laten wij eens terugkijken naar het verslag in Twee Koningen hoofdstuk vijf dat wij zojuist beschouwd hebben. Er vallen ons hierin beslist enkele in het oog springende eigenschappen en neigingen van verschillende mensen op. Het zal bijzonder nuttig voor ons zijn enkele van deze verschillen te beschouwen.
19. (a) Welke bewonderenswaardige eigenschappen bezat het kleine Israëlitische meisje? (b) Hoe kunnen wij zulke eigenschappen ten toon spreiden?
19 Denkt u bijvoorbeeld eens aan het kleine Israëlitische meisje. Zij was gevangen genomen uit Israël, maar dit verzwakte niet haar geloof in Jehovah en ook niet in zijn vermogen een van zijn getrouwe dienstknechten te gebruiken om door bemiddeling van hem wonderen te verrichten. Elisa had nog nooit melaatsen in Israël genezen, zoals Jezus later uiteenzette (Luk. 4:27). Maar dit kleine meisje bezat werkelijk geloof. Er bestond in haar geest geen twijfel over: zij geloofde onvoorwaardelijk dat als Naäman het zou gaan vragen, Jehovah zou antwoorden. Hoewel zij slechts een dienstmeisje was, bezat zij de moed getuigenis af te leggen van haar geloof in Jehovah. Zij moet dit enthousiast en overtuigd gedaan hebben, want zij slaagde erin haar mening dermate duidelijk te maken dat er in overeenstemming mee werd gehandeld en haar boodschap niet slechts als een kinderlijk denkbeeld werd beschouwd. Evenals deze nederige, niet bij name genoemde dienstmaagd van God, die zulk een in het oog springend voorbeeld van geloof gaf, dienen wij onbevreesd de waarheid te spreken, opdat allen die een eerlijk hart bezitten, hier voordeel van kunnen trekken. Wij dienen ons er nooit van te weerhouden Jehovah en zijn voornemen bekend te maken, uit vrees dat wij niet bekwaam zijn om tot iemand te spreken die van een hogere „stand” is dan wij. Wij dienen volledig vertrouwen te stellen in Jehovah en in zijn vermogen ons te leiden. — Ps. 56:11.
20. Hoe kunnen wij Elisa navolgen?
20 Dan is er Elisa. De bijbel vertelt heel wat over deze wonderen verrichtende dienstknecht van Jehovah. Hij werd zelfs door God gebruikt om iemand uit de doden op te wekken (2 Kon. 4:32-37). Hij had echter niet het verlangen op de voorgrond te treden of zich te verrijken, maar wilde veeleer de mensen helpen in waardering voor Jehovah en zijn voornemen te groeien. Hij had er beslist geen belangstelling voor een naam voor zichzelf te maken, maar stelde zich ten doel de naam van zijn God, Jehovah, te verheerlijken. Wij doen er goed aan Elisa na te volgen door ons voornamelijk ten doel te stellen Jehovah te behagen, waarbij wij onze liefde voor hem op de eerste plaats stellen en anderen helpen hem voor redding aan te roepen. — Matth. 22:37, 38; Rom. 10:13.
21, 22. Wat zijn enkele van de dingen die Naäman moest doen om zich te vernederen?
21 Hoewel Naäman „een dappere, sterke man” was voordat hij Elisa ontmoette, leerde hij zich met ootmoedigheid des geestes te omgorden. Hij ging beseffen dat hij in de ogen van Jehovah een mens als ieder ander was en niet iemand die het verdiende met speciale egards of aandacht door zijn dienstknechten bejegend te worden. Wat moet het hem een geluk geschonken hebben toen hij bij de zevende keer dat hij uit de Jordaan te voorschijn kwam, bemerkte dat zijn huid geheel gereinigd was! Wat was hij blij dat hij zich had vernederd en de raad die Elisa hem door bemiddeling van een boodschapper had gegeven, had opgevolgd!
22 Staat u er eens bij stil wat het voor een man in zijn positie betekend moet hebben datgene te doen wat hij deed. Hij geloofde niet alleen wat een slavinnetje uit een vijandelijke natie zei, maar hij moest zijn eigen goden achterlaten — misschien wel met de gedachte dat hij hun misnoegen zou riskeren — en naar een vijandelijk land gaan om aan een profeet van een vreemde God te vragen iets voor hem te doen. Dat Naäman nederig werd, betekende iets waardevollers voor hem dan dat hij van melaatsheid werd gereinigd. Wat dan wel? Het leidde ertoe dat hij een aanbidder van Jehovah werd, een man die de goedkeuring wenste te genieten van de ene ware God. Beslist een schitterende beloning voor het feit dat hij zich met nederigheid bekleedde. Evenals Naäman, kunnen wij er in geestelijk opzicht oneindig veel baat bij hebben indien wij ’ons hullen in het gewaad van nederigheid’ en beseffen dat God de nederigen begunstigt. — 1 Petr. 5:5, New English Bible.
23. Waarom kunnen wij er voordeel van trekken wanneer wij Gehazi’s handelwijze beschouwen?
23 De andere persoon wiens activiteiten in dit hoofdstuk van de bijbel onder onze aandacht worden gebracht, is iemand wiens voorbeeld wij niet dienen na te volgen. Gehazi had Elisa enige tijd gediend en was ruimschoots in de gelegenheid geweest te zien hoe Jehovah Elisa gebruikte en welk voorrecht hij genoot door bij Elisa te zijn. Zijn verlangen begon naar materiële rijkdom uit te gaan. Toen hij zag dat zijn meester al het zilver en de klederen die Naäman hem aanbood, afsloeg, werd zijn hebzucht hem de baas. Zijn verlangen werd vruchtbaar en bracht hem ertoe te zondigen (Jak. 1:14, 15). Hij verzon een leugenverhaal ten einde enkele van de stoffelijke dingen te krijgen waarmee Naäman naar huis terugkeerde. Hij ging zelfs zo ver dat hij tegen zijn meester loog, waarbij hij in werkelijkheid tegen Jehovah loog, die Elisa had aangesteld. En wat een rampspoedige gevolgen had dit voor hem, want hij werd met melaatsheid geslagen! Zijn hebzucht kostte hem zijn gezondheid en het voorrecht om samen met Elisa dienst te verrichten. Wij kunnen ons voordeel doen met deze illustratie van de rampspoedige loopbaan van iemand die hebzuchtig was en zichzelf verafgoodde. Wij leren dat het heel gevaarlijk is te trachten Jehovah’s dienst te gebruiken om er persoonlijk beter op te worden en dat dit iets is wat wij dienen te vermijden. — Vergelijk Johannes 12:4-6.
EEN PROFETISCHE PARALLEL VOOR DEZE TIJD
24. Van wie kunnen Elisa en Naäman als een afbeelding worden beschouwd?
24 Elisa was een gezalfde dienstknecht van God. Dat wil zeggen, hij was speciaal door Jehovah gezalfd om een bepaald werk te doen. Hij kan dus worden gebruikt als een afbeelding of profetisch voorbeeld van de overgeblevenen van de bruid van Christus die nog op aarde zijn, het overblijfsel van de 144.000 die met Christus in de hemelen verenigd zullen worden (Openb. 14:1-3). De mensheid in het algemeen bevindt zich in veel opzichten in net zo’n positie als Naäman. In plaats dat zij door melaatsheid worden geteisterd, ondergaan zij lijden als gevolg van de doodaanbrengende plaag der zonde, en in een dergelijke toestand bestrijdt het merendeel van hen de overgebleven leden van Christus’ bruid die nog op aarde zijn en degenen die zich met hen hebben verbonden. — Rom. 5:12; Matth. 24:9.
25. Hoe zijn degenen die deel uitmaken van de met Naäman te vergelijken „grote schare” geholpen?
25 Door middel van het geven van een Koninkrijksgetuigenis, zoals dat van het kleine Israëlitische dienstmeisje van Naämans vrouw, zijn velen van hen echter op de juiste weg geleid om geestelijk gesproken van hun zieke toestand genezen te worden. Zij zijn met de gezalfde Elisaklasse in contact gekomen en hebben duidelijk vernomen wat Jehovah van hen verlangt willen zij in geestelijk opzicht genezen en een goed geweten ten opzichte van hem hebben. Evenals in het geval van Naäman, wordt er ook in het geval van deze mensen geloof en zelfvernedering geëist. Zij zijn hiertoe aangemoedigd en zij hebben gehoorzaamd en genieten de vreugde gereinigd te zijn, waardoor zij voor God aanvaardbaar zijn geworden. Zij zijn nu een deel geworden van de „grote schare” mensen die de hoop bezitten eeuwig in een rechtvaardig nieuw samenstel op een gereinigde aarde te leven (Openb. 7:9). De leden van deze „grote schare” zijn gaan beseffen dat er nergens anders een God is dan onder de getuigen van de ware God, Jehovah. Zij beseffen en waarderen dat de geestelijke gezondmaking in harmonie met Jezus’ instructies gratis geschiedt. — Matth. 10:1, 8.
26. Hoe worden degenen beschouwd die, onder het voorwendsel God te dienen, anderen voor persoonlijk gewin uitbuiten?
26 De leden van de Elisaklasse willen de „grote schare” niet uitbuiten wanneer zij hen helpen geestelijk te herstellen van de plaag der zonde. Zij weigeren enige betaling te aanvaarden voor de hulp die zij personen schenken om geestelijk herstel te verkrijgen, evenals Elisa weigerde een financiële of materiële gift van Naäman te aanvaarden. Zij geven royaal van hun tijd om anderen te helpen die Gods Woord wensen te bestuderen. En mochten er personen met de gemeente van Gods volk op aarde verbonden zijn die trachten zich ten koste van de „grote schare” te verrijken, dan worden zij aan de kaak gesteld als hebzuchtige personen die zichzelf verafgoden. In overeenstemming met de behandeling die Elisa Gehazi wegens zijn begerigheid en hebzucht gaf, worden zulke personen uit de organisatie verwijderd. Dit stemt overeen met de regel: „Noch hoereerders, . . . noch hebzuchtige personen, . . . noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven.” — 1 Kor. 6:9, 10.
27, 28. Wat kunnen mensen thans doen ten einde zich met de „grote schare” te vereenzelvigen?
27 Degenen die als leden van de „grote schare” met Gods gezalfde dienstknechten in contact komen, moeten zich ook met ootmoedigheid des geestes omgorden. In Today’s English Version wordt 1 Petrus 5:5 als volgt vertolkt: „En gij allen moet het schort van nederigheid aantrekken ten einde elkaar te dienen; want de schriftplaats zegt: ’God weerstaat de trotsen, maar geeft genade aan de nederigen.’” Een schort doet ons denken aan iemand die dienst verricht, die voor de belangen van anderen zorgt en voor anderen voedsel bereidt. „Het schort van nederigheid” aandoen, houdt dus in nederig en ootmoedig van geest te zijn en er belangstelling voor te hebben anderen te dienen.
28 Bent u bereid ’u met ootmoedigheid des geestes te omgorden’ en ’het schort van nederigheid aan te trekken’? Bent u bereid Jehovah’s weg van redding te aanvaarden? In deze twintigste eeuw hebben wij een voorbeeld van nederigheid, van ootmoedigheid des geestes, dat over de gehele wereld wordt aangetroffen, en wel in de organisatie van Jehovah’s getuigen. Waarom zou u niet verder lezen ten einde te zien hoe zij hun leven nederig in overeenstemming hebben gebracht met Jehovah’s weg van redding?
[Illustratie op blz. 588]
Door ootmoedigheid van geest aan de dag te leggen, werd de Syrische legeroverste op wonderbare wijze van melaatsheid genezen
[Illustratie op blz. 592]
Gehazi’s hebzucht spoorde hem ertoe aan te trachten gewin te verkrijgen uit het werk van Jehovah’s geest en Naämans edelmoedigheid. Het kostte Gehazi zijn gezondheid en zijn voorrecht met Elisa dienst te verrichten