Hoe zijn Jehovah’s getuigen anders?
DE MENSEN bezien Jehovah’s getuigen gewoonlijk als ’louter een andere religie’ en beschouwen hen meestal als een „fundamentalistische” groepering. Toch wordt er vaak in hun voordeel erkend dat de Getuigen actiever zijn dan anderen in hun ijver om hun overtuiging met iedereen — met katholieken, protestanten, joden en anderen — te delen.
Er is inderdaad een verschil in hun predikingsmethode. Het grote verschil is echter gelegen in wat Jehovah’s getuigen geloven en onderwijzen.
ZIJ GELOVEN DE GEHELE BIJBEL MAAR ZIJN GEEN „FUNDAMENTALISTEN”
De Getuigen beschouwen de bijbel (bestaande uit de zesenzestig boeken van het „Oude en Nieuwe Testament”, zoals deze in de meeste bijbels voorkomen) als het volledige Woord van God. Zij zijn echter geen „fundamentalisten” in de betekenis die gewoonlijk aan deze uitdrukking wordt gehecht. Zij geloven niet dat alles in de bijbel letterlijk moet worden opgevat. Zij gaan van de evenwichtige, op het gezonde verstand gebaseerde zienswijze uit, hetgeen ook de schriftuurlijke zienswijze is, dat hoewel er in de bijbel veel rechtstreekse, letterlijke verklaringen voorkomen, zoals de wetten die erin staan opgetekend ten einde het leven van een christen te beheersen, veel in dat Boek symbolisch of figuurlijk is.
Zoals erkend wordt, zijn de gelijkenissen van Jezus Christus bijvoorbeeld duidelijk symbolisch. Het Griekse woord dat in de bijbel voor „gelijkenis” wordt gebruikt, kan met het woord „illustratie” worden vertaald. Er wordt over Jezus gezegd: „Ja, zonder illustratie [gelijkenis] sprak hij niet tot hen [de scharen], maar wanneer hij met zijn discipelen alleen was, verklaarde hij alle dingen.” — Mark. 4:34; Matth. 13:34.
De profetieën van de bijbel zijn vaak symbolisch. In het beginvers van het profetische boek Openbaring wordt over dit bijbelboek opgemerkt: „Hij [Jezus Christus] heeft zijn engel uitgezonden en haar door bemiddeling van hem in tekenen aan zijn slaaf Johannes meegedeeld” (Openb. 1:1). Op grond van dergelijke rechtstreekse verklaringen of uit het verband kan gemakkelijk worden opgemaakt welke verklaringen letterlijk en welke symbolisch zijn.
Jehovah’s getuigen komen er derhalve niet toe onredelijke en onwetenschappelijke conclusies te trekken, zoals het geloof van de fundamentalisten dat de aarde in zes letterlijke dagen van vierentwintig uur werd geschapen. De Getuigen weten dat de uitdrukking „dag” in de grond der zaak op een tijdsperiode duidt. Zo spreken wij bijvoorbeeld over „de oude dag”, en bedoelen daarmee een aantal jaren. De bijbel helpt ons op dit punt door na Gods daden gedurende de zes scheppings-„dagen” uiteengezet te hebben, te vermelden dat ze allemaal samen op één „dag” werden verricht. Wij lezen namelijk: „Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde . . . op de dag waarop Jehovah God aarde en hemel maakte.” Een bijbelse „dag” kan dus betrekking hebben op een periode van duizend jaar of van vele duizenden jaren. — Gen. 2:4; 2 Petr. 3:8.
GODS KONINKRIJK EEN LETTERLIJKE REGERING
Een kenmerkend verschil tussen Jehovah’s getuigen en de kerken van de christenheid is dat de Getuigen Gods koninkrijk als een werkelijke regering erkennen die de aarde onbetwist vanuit de hemel zal regeren. Het is niet slechts iets ’in iemands hart’, als gevolg waarvan geleidelijk aan de gehele mensheid tot het doen van Gods wil bekeerd zal worden. De profeet Daniël sprak beslist over een regering toen hij over Gods koninkrijk zei: „Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Dan. 2:44.
De God van dit koninkrijk is geen „trinitarische” god. Alleen Hij is de Universele Soeverein, wiens naam Jehovah is (Ps. 83:18). Jezus Christus is geen deel van een „godheid” maar is Jehovah’s Zoon, een onderscheiden en afzonderlijk personage. Deze Zoon is Degene die door God op de troon van het Koninkrijk wordt geplaatst en die de aarde duizend jaar lang zal oordelen ten einde te bewerken dat Gods wil evenals in de hemel ook op aarde wordt gedaan (Openb. 20:4, 6; Matth. 6:9, 10). Gedurende Christus’ regering zullen de doden worden opgewekt en zullen alle gehoorzame mensen hier op aarde tot volmaaktheid worden opgeheven. — Openb. 20:11–21:4.
Bovendien beseffen Jehovah’s getuigen aan de hand van de bijbelse profetieën en de zich snel ontwikkelende wereldgebeurtenissen die zich als een vervulling van de profetieën voordoen, dat de Koninkrijksregering in de hemel is opgericht en Christus aan het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 G.T. op de troon is geplaatst (Luk. 21:24). Zij beseffen dat God tijd ter beschikking stelt ten einde de mensen, vooral de mensen in de christenheid, in de gelegenheid te stellen een waarschuwing te ontvangen omtrent de vernietiging van dit samenstel van dingen, zodat zij veiligheid kunnen vinden door hun standpunt aan de zijde van de Koninkrijksregering in te nemen. Jehovah’s getuigen geven echter de waarschuwing dat de tijd nu nabij is dat het Koninkrijk alle menselijke regeringen zal verbrijzelen in de oorlog die in de bijbel in verband gebracht wordt met „Har–mágedon” of „Armageddon”. — Openb. 16:14-16; 19:11-21; Ezech. 3:17.
EEN LEVENSWIJZE
Jehovah’s getuigen beseffen dat het christendom niet slechts een geloof is maar een levenswijze. In apostolische tijden werd het christendom dan ook „De Weg” genoemd (Hand. 9:2; 19:9, 23; 22:4; 24:22). Alle voortreffelijke beginselen van de bijbel moeten thuis, in het zakenleven, ja, te allen tijde in het leven van een christen toegepast worden. Zouden er onder hen personen zijn die van deze weg afwijken en moedwillig Gods rechtvaardige wetten overtreden door immoraliteit te beoefenen, te stelen, te lasteren, valse leerstellingen te onderwijzen en afscheidingen of sekten te veroorzaken, dan worden zij uit de gemeenschap van Jehovah’s getuigen gesloten.
Beschouwt u in tegenstelling hiermee eens de meeste kerken van de christenheid, waarin degenen die slechte dingen, met inbegrip van sodomie en drugmisbruik, blijven beoefenen, lidmaat mogen blijven en zelfs welkom worden geheten. De Getuigen negeren het bijbelse gebod echter niet. Zij houden de gemeente rein, opdat God de gemeente zijn gunst zal blijven geven en de leden ervan zal beschermen (1 Kor. 5:5, 9-13). Verwacht u niet dat christenen reine en rechtschapen mensen zijn met wie u zich in geestelijke omgang kunt verheugen?
GEEN RITUEEL, GEEN ONDERSCHEID TUSSEN GEESTELIJKEN EN LEKEN
De vergaderingen van de gemeenten van Jehovah’s getuigen (waarvan er ongeveer 35.000 over de gehele wereld zijn), worden niet door rituele handelingen gekenmerkt. Deze vergaderingen zijn er voor het geven van onderwijs — voor het bestuderen en bespreken van de bijbel. Jehovah’s getuigen trachten de toehoorders op hun vergaderingen niet te boeien door sterk geladen emotionele vertoningen, maar door een verstandelijke en niettemin hartelijke benadering die een beroep doet op het verstand en het hart. Er wordt geen contributie geheven, men wordt niet aangeslagen om een vast bedrag te betalen, er worden geen tienden betaald en er gaat nooit een collecteschaal rond. De uitgaven voor het onderhoud van hun Koninkrijkszalen worden door vrijwillige bijdragen gedekt. Deze zalen zijn niet rijk versierd en met beeldhouwwerk verfraaid, maar zijn netjes en functioneel. — 2 Kor. 8:12-15; 9:6, 7.
Er is geen onderscheid tussen geestelijken en leken. Allen, ongeacht hun ras of maatschappelijke status, zijn „broeders” en „zusters”. Evenals dit onder de eerste-eeuwse christenen het geval was, wordt er een lichaam van ouderlingen aangesteld om toezicht uit te oefenen op de activiteiten van de gemeente en aan allen geestelijke hulp te verlenen. Deze mannen zijn gekozen wegens hun christelijke rijpheid, hun liefde, hun zorg voor anderen en hun bereidheid anderen te helpen. Zij ontvangen geen salaris en dragen geen religieuze titels die hen als een speciale klasse boven anderen verheffen. Evenals de apostelen hebben zij, zoals ook de overige leden van de gemeente, een aandeel aan het predikings- en onderwijzingswerk in de huizen van de mensen. — 1 Tim. 3:1-7.
HOUDING TEN OPZICHTE VAN DE WERELD
Jehovah’s getuigen hebben geen aandeel aan enige politieke beweging of nemen geen deel aan enige politieke activiteit, hetgeen de meeste lidmaten van de kerken van de christenheid wel doen. Zoals Jezus over zijn volgelingen zei, zijn zij „geen deel van de wereld”. Zij trachten niet de politieke of maatschappelijke structuur van de wereld te veranderen. Zij zien naar God op als Degene die ’alles nieuw zal maken’ (Joh. 15:19; Openb. 21:5). Zij zijn neutraal met betrekking tot alle oorlogen en andere aangelegenheden van de regeringen en staan geen „demonstraties”, stakingen of opruiende of omverwerpende activiteiten voor. Zij gehoorzamen de wetten van het land waarin zij leven (Matth. 22:21). Wordt er echter een poging gedaan om hen ertoe te brengen hun christelijke geweten geweld aan te doen door Gods geboden ongehoorzaam te zijn, dan volgen zij de handelwijze het te verkiezen „God als regeerder meer [te] gehoorzamen dan mensen”. — Hand. 5:29.
Om overeenkomstige redenen sluiten Jehovah’s getuigen zich ook niet bij intergeloof- of oecumenische bewegingen aan en verlenen zij hier geen steun aan. De kerken van de christenheid en de religies van de niet-christelijke wereld maken zich door hun leerstellingen en praktijken tot een deel van de wereld, zodat Jezus’ beschrijving van zijn ware volgelingen niet op hen van toepassing gebracht kan worden (Joh. 17:14-16). Zulke religies, zo toont de bijbel aan, vormen een groot religieus „rijk”, „Babylon de Grote” genaamd (Openb. 17:5, 18). Deze zullen als een oordeel van God door de wereldheersers vernietigd worden. — Openb. 17:15-17.
Kort gezegd zijn Jehovah’s getuigen anders doordat zij zich nauwgezet aan de leer van de bijbel houden. Zij verwerpen wereldse filosofie en de tradities van de christenheid. Indien de Getuigen sommige personen „vreemd” toeschijnen, komt dit doordat deze personen de Getuigen naar de maatstaf van de religies van de christenheid beoordelen. Deze organisaties zijn in werkelijkheid „vreemden” met betrekking tot God geworden door menselijke filosofieën in de plaats van Gods Woord te stellen, evenals de joodse priesterschap dit vroeger heeft gedaan. Jezus zei tot hen: „Gij [hebt] dan het woord Gods krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering.” — Matth. 15:6.
Thans bestaat de christenheid uit een miljard personen. Het is veelbetekenend dat Jezus Christus voorzei dat ten tijde van zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht niet enkele, maar vele belijdende christenen een beroep op hem zouden doen door te zeggen: „Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?” Zij zullen als vreemden voor Jezus zijn, die zal antwoorden: „Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matth. 7:22, 23.
Hoewel Jehovah’s getuigen geen deel van de wereld zijn, zijn zij op liefdevolle wijze bezorgd voor hun medemensen. Zij worden door een gevoel van dringendheid bewogen wanneer zij tot de mensen spreken, want zij bezien de korte tijd die dit samenstel van dingen nog rest, als een tijd waarin Jehovah geduld oefent, en zij weten dat hij niet wil dat er iemand sterft (2 Petr. 3:9, 15; Ezech. 33:11). Daarom sporen zij de mensen ertoe aan de bijbel te bestuderen en alle mogelijke moeite te doen om zonder uitstel hun leven in harmonie te brengen met de bijbelse beginselen. — Zef. 2:3.
Indien u in deze moeilijke en gevaarlijke tijd bezorgd bent voor uw gezin, bestudeer dan in uw eigen huis de bijbel met een van Jehovah’s getuigen; bezoek de vergaderingen in hun Koninkrijkszaal. Op deze wijze zult u niet alleen veiligheid vinden; u zult ook thans een gelukkiger, vrediger en zinvoller leven leiden, met het vooruitzicht in de toekomst eeuwig onder Gods koninkrijk te leven. — 1 Tim. 4:8.