De dood van een god
WAT is een god? Het woord „god” betekent een „machtige”. De uitdrukking is vaak van toepassing gebracht op iets wat werd aanbeden als iets machtigs of als iets wat de aanbidders ervan goed kon doen of kwaad kon berokkenen. De god kon een voorwerp, een persoon, een groep van personen of een organisatie zijn.
De god die hier wordt besproken, is een groep of klasse van personen, of, zoals de bijbel hem noemt, „de mens der wetteloosheid”. De apostel Paulus gaf ons de volgende beschrijving van die god:
„Hij verzet zich [tegen de Almachtige God] en verheft zich boven een ieder die ’god’ of een voorwerp van verering wordt genoemd, zodat hij in de tempel van De God gaat zitten en zich in het openbaar vertoont als zijnde een god.” — 2 Thess. 2:3, 4.
Op wie is deze beschrijving van de „mens der wetteloosheid” van toepassing? Wij zouden dit kunnen beantwoorden door te vragen: Wie hebben zich titels zoals „Eerwaarde”, „Zeer eerwaarde”, „Vader”, „Heilige Vader”, en dergelijke, aangemeten, hetgeen rechtstreeks in strijd is met Jezus’ woorden in Matthéüs 23:8-12? (Vergelijk Job 32:21, 22.) Hebben de geestelijken, zowel de katholieke als de protestantse, dit niet gedaan? Beweren zij niet dat de „kudde Gods” hun kudde is, en trachten zij op vele plaatsen niet krachtig te verhinderen dat andere mensen met hun parochianen of gemeenteleden over het Woord Gods spreken indien datgene wat deze mensen te zeggen hebben, niet strookt met het onderwijs dat de geestelijken geven? (1 Petr. 5:2) Dit is precies de houding en handelwijze die de joodse religieuze leiders ten opzichte van Jezus’ prediking aannamen en volgden (Luk. 11:52). Vergelijk ook de houding van de joodse leiders uit de oudheid. — Ezech. 34:1-6; Micha 3:5.
De geestelijken hebben hun invloed gebruikt om regeringen ertoe te brengen degenen die trachten de bijbelse waarheid aan de mensen te onderwijzen, aan verbodsbepalingen te onderwerpen of hen ernstig in hun activiteiten te belemmeren. Velen van hen hebben de inspiratie van de bijbel geloochend, noemen de inhoud ervan een „mythe” en „uit de tijd” en zeggen dat de bijbel beslist niet van toepassing is op de hedendaagse levenswijze, waarbij zij hun woord boven dat van God stellen en er aldus blijk van geven wetteloos te zijn met betrekking tot God.
Hoewel de geestelijken van de christenheid hebben getracht zich tot een goddelijke positie te verheffen, zijn vele dingen die zij hebben gedaan buitengewoon goddeloos. Zij hebben zich tot vrienden van de wereld gemaakt, waardoor zij zich tot vijanden van de ware God maakten, zoals Jakobus, Jezus’ halfbroer, schreef (Jak. 4:4). Zij hebben zich tot vertrouwelingen en raadgevers van wereldse politici en vertegenwoordigers van de grote zakenwereld gemaakt en zijn de handlangers geweest van oorlogvoerende partijen en militaire elementen. Wij treffen hen aan als militaire veldpredikers en aalmoezeniers, die de dodelijke wapens van legers zegenen en in oorlogen tussen zogenaamd „christelijke” natiën aan beide zijden om de overwinning bidden.
De geestelijken hebben zich daardoor tot een krachtig deel van „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, gemaakt. Dit Babylon wordt symbolisch „de grote stad, die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft”, genoemd (Openb. 17:18). Het is de religieuze „grote hoer”, „met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij”. — Openb. 17:1, 2.
ZAL DOOR DE ALMACHTIGE GOD GEOORDEELD WORDEN
Aangezien de „mens der wetteloosheid” zich als een god opwerpt, moet hij door de Almachtige God, Jehovah, geoordeeld worden. Jezus Christus verwees naar de Psalmen, waarin over machtige mannen werd gesproken die als „goden” werden beschouwd. Deze mannen, die leiders en rechters waren, handelden onrechtvaardig, en de psalm die hen als „goden” aanspreekt, vervolgt met te zeggen: „Voorwaar, gij zult sterven net als mensen; en als wie dan ook van de vorsten zult gij vallen!” — Ps. 82:1-7; Joh. 10:34-36.
De klasse der geestelijken, de „mens der wetteloosheid”, die „zich in het openbaar vertoont als zijnde een god”, is niet onsterfelijk maar zal als een gewoon mens sterven. Hij zou vergeleken kunnen worden met de verrader Judas Iskáriot, die „de zoon der vernietiging” werd genoemd (Joh. 17:12; 2 Thess. 2:3). Ondanks het feit dat hij zich verheft „boven een ieder die ’god’ of een voorwerp van verering wordt genoemd”, zal die vorstelijke „mens der wetteloosheid” vallen en door Jehovah’s Messías ter dood gebracht worden.
Hoe zal de „mens der wetteloosheid” vernietigd worden? Laten wij, om die vraag te kunnen beantwoorden, de situatie en het lot van „Babylon de Grote” beschouwen, want aangezien de „mens der wetteloosheid” het belangrijkste deel van dit wereldrijk van valse religie is, zal hij in haar oordeel delen. „Babylon de Grote” wordt in de bijbel afgebeeld als rijdend op de rug van een scharlakengekleurd „wild beest”. Dit beest symboliseert de wereldorganisatie voor vrede en veiligheid die thans bekend staat als de Verenigde Naties en wordt een „achtste koning”, de Achtste Wereldmacht uit de bijbelse profetieën, genoemd. — Openb. 17:1-11.
De geestelijken van de christenheid hebben zich zeer gunstig en prijzend over die internationale organisatie voor vrede en zekerheid uitgelaten en hebben die onchristelijke organisatie zelfs een Messiaanse rol toebedacht. Zij noemden haar voorganger, de Volkenbond, „de politieke uitdrukking van het Koninkrijk Gods op aarde”. De „mens der wetteloosheid” koestert de wens dat een dergelijke internationale organisatie de wereld voor een derde wereldconflict, een kernoorlog, zal behoeden.
De bijbel voorzegt echter dat de tien regerings- „horens” van het symbolische „wilde beest” „de hoer [zullen] haten en . . . haar woest en naakt [zullen] maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden” (Openb. 17:16). Wanneer de wereldheersers een afkeer krijgen van de dubbelhartigheid, huichelarij, hebzucht, smerige praktijken en wetteloosheid van „Babylon de Grote”, zal de „mens der wetteloosheid” delen in de straf die haar wordt toebedeeld. Het zal aan alle mensen openbaar worden dat de klasse der geestelijken valse leerstellingen heeft onderwezen en aan wereldse politiek, oorlogen en revoluties heeft deelgenomen, en de rijkdommen die hun organisaties hebben verworven door de mensen uit te buiten, zullen van hen worden afgenomen.
Sommigen klinkt het heiligschennend in de oren te zeggen dat de kerkgebouwen waarin de geestelijken zitten en eerbied als een god ontvangen, in puin gelegd zullen worden en dat de vroom schijnende ’heren geestelijken’ te zamen met „Babylon de Grote” vernietigd zullen worden. De religieuze joden uit de eerste eeuw waren net zo geschokt toen zij de voorzegging hoorden dat de stad Jeruzalem en haar tempel vernietigd zouden worden. Toch kwam deze vernietiging in 70 G.T. (Matth. 24:1, 2). Het boek Openbaring toont aan dat er evenzo personen zullen zijn die over de uiteindelijke val van „Babylon de Grote” zullen weeklagen, namelijk degenen die in materieel opzicht beter zijn geworden van hun contacten met haar. — Openb. 18:9-19.
Hoewel de politieke heersers het oordeel aan de „mens der wetteloosheid” voltrekken, is het oordeel in werkelijkheid afkomstig van God door bemiddeling van zijn op de troon geplaatste Zoon Jezus Christus. De bijbel geeft God de eer voor de vernietiging van „Babylon de Grote” en zegt dat een ieder hem voor het bewerkstelligen van haar volledige ondergang moet prijzen. — Openb. 18:5, 8, 20; 19:1-3.
Aldus worden de woorden vervuld die de apostel Paulus heeft gesproken over de „mens der wetteloosheid”, „die”, zoals Paulus schreef, „door de Heer Jezus weggedaan zal worden door de geest van zijn mond en tenietgedaan zal worden door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid” (2 Thess. 2:8). Heel binnenkort zal de Heer Jezus Christus, wiens onzichtbare tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht in 1914 is begonnen, plotseling de vernietiging brengen. Hoewel aardse koningen de werktuigen zijn die worden gebruikt,wordt de vernietiging door de „geest”, de aandrijvende kracht uit zijn mond, verordend.
VERMIJD HET „ONRECHTVAARDIG BEDROG” TE VOLGEN
Voor allen die de geestelijken volgen, dreigt er een groot gevaar. De apostel zei hierover: „De tegenwoordigheid van de wetteloze is . . . met elk onrechtvaardig bedrog voor degenen die vergaan, als een vergelding omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden. Daarom laat God dus een werking van dwaling tot hen gaan, zodat zij geloof gaan hechten aan de leugen, opdat zij allen geoordeeld worden omdat zij de waarheid niet hebben geloofd maar behagen hebben geschept in onrechtvaardigheid.” — 2 Thess. 2:9-12.
Er zijn nu overvloedig veel bewijzen om de „mens der wetteloosheid” op onmiskenbare wijze te identificeren. In onze tijd heeft de afval een hoogtepunt bereikt. De slechte vruchten ervan zijn geheel en al rijp geworden en als rot aan de kaak gesteld, zodat allen die de waarheid zoeken, deze kunnen vinden. Mensen die „liefde voor de waarheid” hebben, dienen een grondig onderzoek in te stellen ten einde het te vermijden „onrechtvaardig bedrog” te volgen. Het is voor iedereen belangrijker de waarheid te vinden en te aanvaarden dan aan bedrog vast te houden, ook al zijn wij en onze voorouders er generaties lang door verstrikt geweest. Dit kan leven of dood betekenen, want God heeft „een werking van dwaling” laten gaan tot degenen die de leugen geloven en die de „mens der wetteloosheid” als een vertegenwoordiger van God, ja, meer nog, als een „god”, beschouwen door zijn woorden als belangrijker te aanvaarden dan de woorden van de Almachtige God zoals die in de bijbel staan opgetekend.
God zendt deze „werking van dwaling” niet rechtstreeks, maar laat deze tot de misleiden gaan ten einde te bewijzen dat dit hetgeen is wat zij werkelijk willen. (Vergelijk Hebreeën 4:12.) Op deze wijze kunnen alle personen met een eerlijk hart inzien dat God rechtvaardig oordeelt (Openb. 19:2; 2 Thess. 1:6-8). Aangezien degenen die ’geloof hechten aan de leugen’ „de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard”, zullen zij tot degenen blijken te behoren die bij de dood van hun „god”, de „mens der wetteloosheid”, „vergaan”.
Om deze reden volgt iemand een verstandige handelwijze wanneer hij er nu de tijd voor neemt om de bewijzen te beschouwen waardoor de „mens der wetteloosheid” wordt geïdentificeerd en aan de kaak wordt gesteld. Hij zal buitengewoon blij zijn te ontdekken dat er schitterende beloften van God zijn die door de valse leerstellingen van de geestelijken van de christenheid zijn verduisterd. Door ’in de tempel van De God te gaan zitten en zich in het openbaar te vertonen als zijnde een god’, heeft de „mens der wetteloosheid” mensen belet de ware God Jehovah en zijn liefdevolle hoedanigheden en voornemen met betrekking tot de mensheid te leren kennen.
Wanneer de oprechte zoeker naar waarheid, na de „mens der wetteloosheid” geïdentificeerd te hebben, bovendien een verder onderzoek instelt, zal hij bemerken dat Gods voortreffelijke voornemen met betrekking tot de mensheid nu zijn verwezenlijking nadert. De vernietiging van degenen die God verkeerd hebben voorgesteld, zal door een volledige verwijdering van het huidige samenstel van dingen worden gevolgd. Degenen die „de liefde voor de waarheid . . . hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden”, zullen in leven blijven en de gelegenheid ontvangen op een gereinigde aarde te leven. Deze punten zullen in de volgende uitgave van De Wachttoren worden besproken. — Openb. 19:19-21; 7:9-17; 21:1-4; Zef. 2:3.