Een tegenstelling — Zendelingen met een dringend, levenreddend werk
ONDER de titel „Wanneer zendelingen worden uitgewezen” werd in de uitgave van 29 januari 1975 van The Christian Century uiteengezet dat vele „zendelingen [van de christenheid] aan kritiek komen bloot te staan omdat zij de plaatselijke regering hekelen”. Dit is een uitgroeisel van hun pogingen maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen, waarbij politieke activiteiten en protestbewegingen betrokken zijn.
Volgen zulke zendelingen echter het voorbeeld dat Jezus heeft gegeven? In één land waaruit onlangs enkelen van zulke zendelingen waren gezet, schreef het hoofd van een college aan een groot nieuwsblad: „De regering waaronder Jezus leefde, was corrupt en onderdrukkend; . . . Toch trachtte de Heiland geen burgerlijke hervormingen door te voeren. Hij viel geen nationale misbruiken aan . . . [Waarom niet?] omdat het geneesmiddel niet in uitsluitend menselijke en uiterlijke maatregelen was gelegen. Wil het geneesmiddel doeltreffend zijn, dan moet het de mensen individueel bereiken en het hart vernieuwen” (Wij cursiveren).
In tegenstelling tot de zendelingen van de christenheid zijn er thans zendelingen die inderdaad helpen het hart van afzonderlijke personen met de levenreddende boodschap van de bijbel te bereiken. Dit zijn zendelingen van Jehovah’s getuigen. Op zondag, 2 maart 1975, waren er weer vijfentwintig van hen die van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead waren afgestudeerd.
Gedurende het graduatieprogramma, dat in een congreshal van Jehovah’s getuigen in New York werd gehouden, maakten een aantal sprekers die de afgestudeerde klas toespraken, deze tegenstelling duidelijk. Het hoofd van de school, E. A. Dunlap, zei hun dat zij gedurende hun schoolperiode „in geestelijk opzicht waren opgebouwd”, evenals Jezus’ discipelen waren opgebouwd door de transfiguratie mee te maken (Matth. 17:1-9; 2 Petr. 1:16-19). Wat was het doel geweest? Nu zouden deze zendelingen naar dertien verschillende landen gaan „om anderen op te bouwen”. Hierin bestaat hun werk, en niet in maatschappelijke hervormingen.
N. H. Knorr, de president van het Wachttorengenootschap, toonde duidelijk aan dat de zendelingen „Gods koninkrijk” moeten prediken, „hetwelk de mensen moeten aanvaarden en waarmee zij hun leven in overeenstemming moeten brengen”, evenals Jezus dit heeft gedaan. De mensen moeten geholpen worden „naar Gods beeld” gevormd te worden door zijn hoedanigheden aan de dag te leggen. De spreker vestigde de aandacht op Efeziërs 5:1, waar christenen ertoe worden aangespoord God na te volgen, aangezien de apostel Paulus daar schrijft: „Probeer . . . te zijn zoals hij” (Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Dit betekent dat men veranderingen in zijn persoonlijkheid moet aanbrengen. — Ef. 5:2-8.
Konden de zendelingen verwachten succes te hebben in het bereiken van de harten der mensen? Zij werden aangemoedigd door een ervaring die de spreker vertelde over een vrouw in Italië die vijftien jaar lang in een klooster was opgevoed. Toen zij ten slotte wegging, werd zij een prostituée. Jaren later leerde zij de bijbelse boodschap van Jehovah’s getuigen kennen. Zij brak met haar „beroep”, hoewel zij nu drie kinderen had die zij moest onderhouden, bestudeerde de bijbel en werd gedoopt. Plaatselijke Getuigen hielpen haar financieel totdat zij een baan kreeg, en nu is zij er actief mee bezig andere mensen te helpen ’zoals Jehovah God te zijn’.
Nog een spreker, F. W. Franz, de vice-president van het Genootschap, bracht het publiek krachtig onder de aandacht hoe belangrijk het christelijke predikingswerk is. Hij beklemtoonde dat, volgens de betrouwbare bijbelse chronologie, 6000 jaar menselijke geschiedenis volgens de maankalender in september van dit jaar zal eindigen. Dit einde valt samen met een tijd waarin „het mensengeslacht op het punt staat van honger om te komen”, terwijl het mensdom tevens door vergiftiging als gevolg van verontreiniging en door vernietiging als gevolg van kernwapens wordt bedreigd. Franz voegde hieraan toe: „Er bestaat geen basis voor het geloof dat de mensheid, gezien de problemen waaraan ze thans het hoofd moet bieden, [onder het huidige samenstel van dingen] gedurende de zevende duizend-jaarperiode kan blijven bestaan.”
Betekent dit dat wij precies weten wanneer God dit oude samenstel zal vernietigen en een nieuw samenstel zal beginnen? Franz toonde aan dat wij dit niet weten, aangezien wij niet weten hoe kort het tijdsinterval was tussen Adams schepping en de schepping van Eva, op welk tijdstip Gods rustdag van zevenduizend jaar begon (Hebr. 4:3, 4). Hij verklaarde echter dat „wij niet moeten denken dat dit jaar 1975 geen betekenis voor ons heeft”, want de bijbel toont aan dat Jehovah „de grootste chronoloog” of tijdrekenkundige is, terwijl wij de vaststaande datum 1914 hebben, die het einde van de tijden der heidenen kenmerkte”. „Wij zien dus”, zo vervolgde hij, „vol verwachting uit naar wat de nabije toekomst ons geslacht zal brengen.” — Matth. 24:34.
’s Middags voerden de studenten schitterende bijbelse drama’s op, met inbegrip van een drama waarin beklemtoond werd hoe dringend het is in de overgebleven tijd de zinnen bij elkaar te houden. Het drama vertolkte de houding van Noach en zijn gezin vlak vóór de Vloed, in welke tijd zij predikten en de ark bouwden. Volgens Jezus’ woorden in Lukas 21:34, 35 en Matthéüs 24:37-42 dient Noachs ervaring ons te waarschuwen dat wij waakzaam moeten zijn en actief moeten deelnemen aan het dringende, levenreddende werk dat erin bestaat Gods koninkrijk te prediken en mensen te helpen zoals Hij te zijn.