Een Openbaring — van Jehovah’s wil en voornemen
’GELUKKIG is hij die de woorden van deze profetie leest en zijn zij die ze horen en die onderhouden al wat daarin geschreven staat’ (Openb. 1:3). Waarom kan dit van het boek Openbaring gezegd worden als zoveel ervan in symbolische taal is geschreven?
Waarom? Omdat ook al is er symbolische taal gebruikt, veel met betrekking tot Gods wil en voornemen begrijpelijk is, hetgeen een basis vormt voor geluk. Het boek Openbaring spreekt over Jehovah’s oordeelsvoltrekkingen aan de goddelozen; het prijst Gods dienstknechten wegens hun volharding, vertelt hoe zij als overwinnaars uit de strijd te voorschijn komen en beschrijft de uiteindelijke vernietiging van allen die onverbeterlijk goddeloos zijn en de definitieve zege van rechtvaardigheid.
In veel opzichten vormt Openbaring een blijde aanvulling op het boek Genesis. Terwijl Genesis 1:1 over de schepping van de hemel en de aarde spreekt, spreekt Openbaring 21:1 over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Terwijl in Genesis hoofdstuk drie wordt onthuld hoe zonde en de dood de wereld zijn binnengekomen, maakt Openbaring bekend hoe zonde en de dood zullen eindigen. En terwijl Genesis melding maakt van een boom des levens en van een rivier die uit Eden stroomt, spreekt Openbaring op symbolische wijze over bomen des levens en een rivier van water des levens die van Gods troon uitgaat.
WAT? WIE? WAAR? WANNEER?
In verscheidene bijbeluitgaven wordt Openbaring beschreven als „De Openbaring van St. Johannes de Goddelijke”. Dit is echter onjuist. Ze is „een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten. En hij heeft zijn engel uitgezonden en haar door bemiddeling van hem in tekenen aan zijn slaaf Johannes meegedeeld”. — Openb. 1:1.
De apostel Johannes zegt zelf dat hij, toen hij deze visioenen zag, naar het eiland Patmos was verbannen „wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus” (Openb. 1:9). Johannes’ verbanning geschiedde tegen het eind van de regering van keizer Domitianus, welke regering in 96 G.T. eindigde, waarna Johannes meteen werd vrijgelaten. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Johannes de visioenen die hij optekende, dus in dat zelfde jaar gehad.
Wanneer schreef hij ze op? De levendigheid waarmee hij de dingen beschrijft die hij zag en hoorde, pleit voor de gedachte dat hij ze onmiddellijk opschreef. Dat het zijn gewoonte was deze dingen zonder uitstel op te schrijven, schijnt bevestigd te worden door het gebod dat hem werd gegeven om bepaalde dingen die hij zojuist had gehoord, niet op te schrijven, waardoor te kennen wordt gegeven dat dat speciale visioen een uitzondering vormde. — Openb. 10:4.
BOODSCHAPPEN AAN DE ZEVEN GEMEENTEN
Het getal zeven is in de bijbel een symbool van volledigheid, welk feit vooral in Openbaring wordt beklemtoond, aangezien „zeven” in het boek zo’n vijftig maal voorkomt. Om te beginnen zijn er zeven gemeenten, zeven geesten, zeven gouden lampestandaarden en zeven sterren.a
Na zijn inleidende opmerkingen bericht Johannes dat hij een glorierijk visioen van de uit de doden opgewekte Christus ziet en de Schepper als „de Alfa en de Omega” over zichzelf hoort spreken (Openb. 1:8). Vervolgens noemt Johannes zeven gemeenten op aan wie hij boodschappen zendt. Eerst prijst hij de gemeente te Éfeze en daarna berispt hij de gemeenteleden omdat zij hun eerste liefde hebben verlaten, waarna hij hun een beloning in het vooruitzicht stelt wanneer zij berouw hebben. De gemeente te Smyrna ontvangt alleen maar lof en de belofte dat ze de kroon des levens zal ontvangen als ze tot de dood toe getrouw blijft. De gemeenten te Pérgamum, Thyatíra en Sardis worden zowel geprezen als gewaarschuwd. Als de gemeenteleden berouw hebben, zullen zij beloond worden. De gemeente in Filadélfia ontvangt echter uitsluitend lof, met de belofte van een beloning. De gemeente te Laodicéa wordt daarentegen uitsluitend berispt, omdat ze noch heet noch koud is; indien de Laodicenzen echter berouw hebben en overwinnen, wordt hun de beloning in het vooruitzicht gesteld dat zij met Jezus op zijn troon zullen zitten, net als hij heeft overwonnen en met zijn Vader op Zijn troon is gaan zitten. — Openb. 2:1–3:22.
ZES ZEGELS GEOPEND
Johannes ontvangt nu een visioen van de hemel, waarin hij een verblindend, glorierijk gezicht van de Schepper krijgt, die op een troon is gezeten en omringd is door vier luisterrijke schepselen vol ogen en door vierentwintig ouderlingen die op tronen zijn gezeten en zeggen: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.” — Openb. 4:9-11.
Degene die op de troon is gezeten, heeft een boekrol die met zeven zegels stevig is verzegeld, en Johannes weent omdat er niemand wordt gevonden die de zegels kan openen. Vervolgens blijkt de Leeuw van de stam Juda, Jezus Christus, degene te zijn die waardig is de zegels te openen, en er wordt herhaaldelijk lof gegeven aan zowel Jehovah als aan het Lam. — Openb. 5:11, 12.
Te beginnen met hoofdstuk zes begint Johannes te zien hoe het Lam de zegels opent. De opening van het eerste zegel onthult een rechtvaardige, zegevierende strijder op een wit paard, Jezus Christus. De opening van de volgende drie zegels doet denken aan Jezus’ grote profetie over oorlogen, hongersnoden en pestilentiën, die deel uitmaken van „het teken” van het einde van het samenstel van deze wereld (Luk. 21:7, 10, 11). Als het vijfde zegel wordt geopend, ziet Johannes hoe christelijke martelaren vragen of hun bloed gewroken mag worden. De opening van het zesde zegel gaat met grote beroering in de hemel en op aarde gepaard, terwijl mensen de komende wraak van God vrezen. Hoofdstuk zeven onthult hoe vier engelen de gramschap van God tegenhouden totdat de 144.000 geestelijke Israëlieten zijn verzegeld. Daarna ziet Johannes een niet te tellen schare mensen die uit de grote verdrukking zijn gekomen en die heerlijkheid, eer en redding toeschrijven aan Jehovah God en aan het Lam, Jezus Christus. — Openb. 7:1-17.
ZEVEN ENGELEN BLAZEN OP ZEVEN TROMPETTEN
Met de opening van het zevende zegel merken wij een korte verwijzing op naar de gebeden van de heiligen en vervolgens maken zeven engelen zich gereed om op trompetten te blazen. Vijf van deze engelen blazen achtereenvolgens op hun trompet. Vervolgens wordt in sterk symbolische taal beschreven welke uitwerking dit heeft, hetgeen er voor de goddelozen op neerkomt dat zij gestraft worden. Wanneer de zesde trompet wordt gehoord, wordt aan Johannes verteld dat met het blazen op de zevende trompet het mysterie van God tot een einde gebracht zal worden. Hij krijgt een boekrol te eten; in zijn mond is ze zo zoet als honing maar in zijn buik is ze bitter. Johannes moet vervolgens het tempelheiligdom meten, waarna hij wordt ingelicht over de dienstknechten van God die onder het symbool van „twee getuigen” 1260 dagen lang in zak en as profeteren. Hierna worden zij tot vreugde van hun vijanden gedood, maar zij worden weer opgewekt en verhoogd. — Openb. 8:1–11:13.
Wanneer de zevende engel op zijn trompet blaast, hoort Johannes de bekendmaking: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.” Ook de vierentwintig ouderlingen aanbidden God en zeggen: „Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren.” — Openb. 11:15-18.
Door middel van een dramatisch tafereel verschaft hoofdstuk twaalf de details van wat er gebeurde. Johannes ziet hoe een vrouw die met de zon is bekleed, met de maan onder haar voeten en een kroon van twaalf sterren op haar hoofd, een manlijk kind baart dat alle natiën met een ijzeren staf zal weiden. Daarna wordt er in de hemel een oorlog gevoerd: Michaël en zijn engelen strijden tegen de draak en zijn engelen; Michaël behaalt de overwinning en de draak, Satan, de Duivel, de oorspronkelijke slang, wordt te zamen met zijn leger van demonen naar de aarde geworpen. Dit heeft een groot wee voor de aarde tot gevolg omdat de Duivel weet dat zijn dagen geteld zijn. — Openb. 12:1-17.
HET WILDE BEEST CONTRA DE HEILIGEN
In hoofdstuk dertien vertelt Johannes dat hij een wild beest met zeven koppen en tien horens ziet dat God lastert en oorlog voert tegen Gods heiligen. Vervolgens verschijnt er een ander beest, dat degenen op aarde ertoe beïnvloedt het eerste beest te aanbidden en er een beeld van te maken. Het dwingt allen op aarde het beeld te aanbidden en het merkteken van het wilde beest te ontvangen, welk getal 666 is.
Het wilde beest heeft echter niet bij iedereen succes, want vervolgens ziet Johannes personen met het Lam op de berg Sion staan die zegevierend uit de strijd te voorschijn zijn gekomen; zij zijn onbesmet gebleven en zijn de eerstelingen. Er wordt een engel gezien die in het midden van de hemel vliegt en die eeuwig goed nieuws verkondigt en er bij allen op aandringt ’God te vrezen en hem heerlijkheid te geven’. Vervolgens worden allen die voor de druk van het wilde beest zwichten, gewaarschuwd. Wegens hun volharding ontvangen de heiligen echter de belofte: „Gelukkig zijn de doden die . . . in eendracht met de Heer sterven.” Weer een andere engel vertelt over de wijnstok der aarde en hoe de druiven ervan in een grote wijnpers worden getreden. — Openb. 14:1-20.
In hoofdstuk vijftien wordt afgebeeld hoe degenen die de overwinning op het wilde beest en zijn beeld hebben behaald, God loven als degene die rechtvaardig en waarachtig is. Dan volgt er een tafereel waarin zeven engelen, die zeven schalen van Gods toorn hebben, hun schalen op verscheidene delen van de goddeloze wereld beginnen uit te storten. Nadat de zesde schaal is uitgestort, wordt er onthuld dat onreine boodschappen, die door demonen zijn geïnspireerd, de natiën op de plaats die Har–mágedon wordt genoemd tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige vergaderen. — Openb. 16:14, 16.
BABYLON EN HAAR BEGUNSTIGERS LIJDEN DE NEDERLAAG
In de hoofdstukken zeventien en achttien wordt Babylon de Grote afgebeeld als de moeder der hoeren, die op de rug van een scharlakengekleurd wild beest rijdt dat ook zeven koppen en tien horens heeft. Het duurt echter niet lang of de tien horens kleden de hoer naakt uit; ze maken haar woest en verbranden haar met vuur. Omdat Babylon ten dode is opgeschreven, gaat de roep uit tot Gods dienstknechten om uit haar weg te vluchten, opdat zij niet in haar zonden delen en van haar plagen ontvangen. Wanneer ze is vernietigd, rouwen zowel de politieke heersers van de wereld als de belangrijkste kooplieden van de wereld, die haar in bescherming hadden genomen, over haar wegens het verlies dat zij daardoor lijden. Ons wordt verteld dat door middel van haar vernietiging het bloed van Gods heiligen is gewroken.
Hoofdstuk negentien begint met het gebod: „Looft Jah!” Dit wordt nog drie keer herhaald, en wel omdat Jehovah het oordeel aan de grote hoer heeft voltrokken, omdat Hij als koning is gaan regeren en omdat de tijd voor het huwelijk van het Lam en zijn Bruid is aangebroken. Daarna ziet men hoe de Getrouwe en Waarachtige, het Lam Gods, met de legerscharen van de hemel uittrekt om strijd te voeren tegen de koningen der aarde en hun legers, die allen met het zwaard worden gedood.
DE DUIZEND JAAR
Duizend jaar lang zal Satan de Duivel in een afgrond zijn en de mensheid niet kunnen beïnvloeden. Wanneer hij daarna gedurende een korte tijd wordt losgelaten, zal hij degenen die op aarde zijn, trachten te misleiden. Allen die voor hem zwichten, zullen vernietigd worden, zoals dit ook met hem zal gebeuren. Vóór zijn vernietiging, en gedurende de duizend jaar, zullen allen die in Hades zijn, opgewekt worden. Johannes ziet ook dat God, als in een tent, bij de mensheid woont en een eind maakt aan alle tranen, pijn, verdriet en de dood. Het instrument dat God gebruikt om dit alles tot stand te brengen, is de Bruidegom Jezus Christus en het schitterende, met een bruid te vergelijken Nieuwe Jeruzalem, dat wordt afgebeeld als een stad die glinstert van al het goud en de juwelen. Wat een schitterende climax! Al het onheil dat Satan in Eden en sindsdien heeft aangericht, is nu ongedaan gemaakt! — Openb. 20:1–22:5.
Opnieuw worden degenen die de woorden van deze profetie onderhouden, „gelukkig” verklaard. Vervolgens wordt aan allen die horen, de uitnodiging gegeven het water des levens om niet te nemen. En degenen die iets aan de woorden van deze profetie toevoegen of afnemen, worden voor de gevolgen gewaarschuwd. Wanneer Johannes hoort dat Jezus belooft snel te komen, antwoordt hij: „Amen! Kom, Heer Jezus.” — Openb. 22:7-21.
DE OPENBARING IS WERKELIJK NUTTIG
Hoewel het boek Openbaring voornamelijk symbolisch is, bevatten de duidelijke verklaringen in dit boek werkelijk veel voedsel tot nadenken en voortreffelijke raad en aanmoediging. Vooral de erin opgetekende boodschappen aan de zeven gemeenten in Klein-Azië zijn zeer nuttig. Ook bemerken wij dat voortdurend de noodzaak van volharding wordt beklemtoond en de schitterende hoop wordt gegeven op de uiteindelijke zege van rechtvaardigheid (Openb. 1:9; 2:3, 19; 3:10; 13:10; 14:12). Ook wordt er in het gehele boek gesproken over of opgeroepen tot het geven van aanbidding, lof en eer aan de Schepper, Jehovah God, en het Lam.
En laten wij in verband met de symbolismen in gedachten houden dat andere delen van de bijbel herhaaldelijk licht op enkele van deze symbolismen werpen. Daniëls gebruik van dieren om krachtige rijken af te beelden, helpt ons de dieren van Openbaring als krachtige politieke entiteiten te beschouwen. — Vergelijk Daniël 7:2-26; 8:3-25 met Openbaring 13:1-18; 17:3-17; 19:19, 20.
Insgelijks wordt een afvallig volk in de Hebreeuwse Geschriften een prostituée genoemd (Jes. 1:21; Ezech. 23:1-49). Wij kunnen hieruit opmaken dat Babylon de Grote, de moeder van de hoeren, een groot religieus rijk moet zijn dat prostitutie heeft bedreven. — Openb. 17:1-6; 18:1-24.
Het is ook goed op te merken dat een aantal waarheden alleen in Openbaring worden genoemd. Jezus verwees naar zijn volgelingen als een „kleine kudde”, maar alleen Openbaring onthult hoe klein hun aantal is — 144.000 (Luk. 12:32; Openb. 7:4-8; 14:1, 3). Jezus sprak ook over „andere schapen”, maar alleen Openbaring geeft ons een beeld van een „grote schare” van deze personen en vertelt dat zij uit de „grote verdrukking” zijn gekomen (Joh. 10:16; Openb. 7:9-14). Alleen Openbaring noemt de plaats waar Jehovah’s legerscharen en die van Satan elkaar voor de strijd ontmoeten, namelijk Har–mágedon (Openb. 16:14, 16). Jezus en Paulus maakten melding van een opstanding uit de dood, maar alleen Openbaring vertelt ons dat er een „eerste opstanding zal zijn en een opstanding van de rest val de mensheid (Joh. 5:28, 29; Hand. 24:15 Openb. 20:5, 6). En alleen Openbaring geeft ons een glorierijk beeld van het Nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neer daalt als een bruid die voor haar man versierd is. — Openb. 21:2.
Er bestaat geen twijfel over dat het boek Openbaring ons inderdaad Gods wil en voornemen voor zijn volk en voor de gehele mensheid openbaart. Wat bevat het een goed nieuws met betrekking to de uiteindelijke zege van rechtvaardigheid! Hoe beklemtoont het de noodzaak te volharden — opdat wij zegevierend uit de strijd te voorschijn komen — en Jehovah God en zijn Lam, Jezus Christus, te loven! Wat is het passend dat het aan het eind is geplaatst van de bibliotheek van „boekjes” die de geïnspireerde Schrift vormen! ’Degenen die de dingen die erin geschreven staan lezen, horen en onderhouden, zijn werkelijk gelukkig’ te prijzen — wanneer zij deze dingen ook begrijpen!
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerde vers-voor-versbeschouwing van Openbaring ’Dan is Gods mysterie voleindigd’ waarin de eerste dertien hoofdstukken worden uitgelegd en „Babylon de Grote is gevallen!” Gods Koninkrijk heerst!, waarin de hoofdstukken 14 tot en met 22 worden behandeld.