„Omgord” voor het voor ons liggende werk
„Staat . . . pal, uw lendenen omgord met waarheid.” — Ef. 6:14.
1. Waarom zouden de slaven van de Meester gelukkig gemaakt worden?
WAARSCHIJNLIJK gedurende het najaar van 32 G.T., toen Jezus in Judéa was, zei hij tot zijn discipelen: „Gelukkig zijn de slaven die de meester bij zijn aankomst wakende vindt! Voorwaar, ik zeg u: Hij zal zich omgorden en hen aan tafel doen aanliggen en zal langs komen en hen bedienen. En wanneer hij in de tweede of zelfs in de derde nachtwake aankomt en hen aldus aantreft, gelukkig zijn zij!” (Luk. 12:37, 38) Zelfs wanneer vroegere verwachtingen met betrekking tot de komst van de Meester niet waren vervuld, moesten zij toch helemaal tot de derde nachtwake aan toe — het donkerste uur dat aan de dageraad voorafgaat — blijven waken. — Vergelijk Matthéüs 25:13.
2. Waarom moeten de slaven waakzaam zijn?
2 Ook al is deze periode waarin men op de komst van Jezus, de Zoon des mensen wacht, langer dan aanvankelijk werd verwacht, toch is zijn komst als een dief zeker! Niemand dient zich in slaap te laten sussen door de gedachte dat zijn komst oneindig is uitgesteld. Dat uur zal slaan! Het is zoals Jezus ons zelf verzekert: „Weet dit, dat als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, hij voortdurend gewaakt zou hebben en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. Houdt ook gij u gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur dat gij het niet waarschijnlijk acht.” — Luk. 12:39, 40.
3. Wat wordt er, behalve wakker te blijven, nog meer verlangd? (1 Petr. 1:13)
3 Jezus’ waakzame slaven moeten echter meer doen dan alleen maar wakker blijven. Net zoals de Meester ’zich omgordt’ om hen te bedienen, verwacht hij dat zij voor dienst ’omgord’ zijn. Hij zegt tot hen: „Houdt uw lendenen omgord en uw lampen brandende, en weest als mensen die op hun meester wachten” (Luk. 12:35, 36). De ijver waarmee wij deze dingen doen, zal tot resultaat hebben dat wij bij de komst van de Meester „gelukkig” worden gerekend.
OMGORD VOOR GODS DIENST
4. Hoe kunnen wij ons voor Gods dienst ’omgorden’? (Ps. 18:31, 39)
4 Wat betekent het voor een slaaf ’zijn lendenen omgord’ te hebben? In de oudheid waren krijgers gewend een leren gordel om hun middel of heupen te binden. Deze verleende hun krachtige steun als zij in de strijd voorwaarts gingen. Op overeenkomstige wijze moeten christenen in deze tijd als een voorbereiding op actie of activiteit „omgord” zijn. De apostel Paulus zegt ons dat wij, om ’pal te kunnen staan tegen de listen van de Duivel’, „de volledige wapenrusting van God” moeten aandoen. Hiervoor is het allereerst noodzakelijk dat wij onze lendenen met waarheid ’omgorden’. Door onze voortdurende studie van en diepe waardering voor de waarheid van Gods Woord zullen wij worden geholpen ’pal te staan’ tegen de goddeloze. — Ef. 6:11-14; zie Kingdom Interlinear.
5. Welk onderwijs zal ons helpen ons te ’omgorden’, en voor welke activiteit?
5 Onze geestelijke oorlogvoering is heel werkelijk. Wij moeten ’onze lendenen’ derhalve voortdurend ’omgord’ hebben. Wij moeten in onze studie van Gods Woord volharden en een steeds groter geloof ontwikkelen, opdat wij werkelijk toegerust zullen zijn om elk wapen af te weren dat de listige Satan tegen ons zou kunnen gebruiken. Als wij „door Jehovah onderwezen” zijn, zal geen wapen dat tegen ons gesmeed is, succes hebben (Jes. 54:13, 17). Doordat wij ’omgord’ zijn, zullen wij het „goede nieuws van het koninkrijk” geestdriftig bekendmaken, en deze activiteit leidt tot redding, niet alleen voor onszelf, maar ook voor degenen die naar ons luisteren. — Hand. 8:12; 1 Tim. 4:16.
6. Wat zou het voor Jeremia tot resultaat hebben, zoals Jehovah hem verzekerde, als hij ’zijn heupen omgordde’? (Vergelijk 1 Koningen 18:46.)
6 Ons ’omgorden’ doet denken aan de wijze waarop de profeet Jeremia, die Jehovah veertig jaar lang en nog langer ononderbroken heeft gediend, omgord was. Toen Jehovah Jeremia voor het eerst machtigde, zei hij tot hem:
„En wat u betreft, gij dient uw heupen te omgorden en gij moet opstaan en tot hen spreken al wat ikzelf u gebied. Word niet met enige verschrikking geslagen vanwege hen, opdat ik u niet met verschrikking sla voor hun aangezicht. Maar wat mij aangaat, zie, ik heb u heden gemaakt tot een versterkte stad en tot een ijzeren zuil en tot koperen muren tegen heel het land, tegenover de koningen van Juda, tegenover haar vorsten, tegenover haar priesters en tegenover het volk van het land. En zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah, ’om u te bevrijden’.” — Jer. 1:17-19.
7. Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij waardering hebben voor onze verhouding tot Jehovah?
7 Wat een wonderbaarlijke woorden van aanmoediging! En ze bevatten de krachtige verzekering voor ons in deze tijd dat ongeacht wat wereldse regeringen of mensen tegen Gods getrouwe dienstknechten beramen, hij voor ons zal strijden en wij de overwinning zullen behalen. Wij moeten echter altijd waardering hebben voor onze intieme persoonlijke verhouding tot Jehovah, als zijn getuigen, die de opdracht hebben ontvangen zijn boodschap onder de ten ondergang gedoemde natiën bekend te maken. Mogen wij, zolang er nog tijd voor is, altijd voor deze dienst „omgord” zijn en de waarheid ijverig aan anderen bekendmaken!
’OMGORD UW HEUPEN’
8. Wat zet ons er, net als in het geval van Jeremia, toe aan in Gods dienst voorwaarts te gaan?
8 Evenals de profeet Jeremia hebben wij onze heupen voor een lange periode van Koninkrijksprediking en van werk om mensen tot discipelen te maken, moeten omgorden. Deze „tijd van het einde” heeft zich reeds gedurende een periode van ruim tweeënzestig jaar uitgestrekt, en velen van ons hebben „de ware kennis” twintig, dertig of veertig jaar lang of nog langer met anderen gedeeld (Dan. 12:4). Af en toe hebben wij ons misschien wel als Jeremia gevoeld toen hij zei: „Ik zal niet van hem [Jehovah] gewagen, en ik zal niet meer in zijn naam spreken.” Maar doordat onze heupen met waarheid zijn omgord, worden wij ertoe aangezet in Gods dienst voorwaarts te gaan. Zijn woord blijkt ’als een brandend vuur te zijn, opgesloten in onze beenderen’, zodat wij er niet mee kunnen ophouden Jehovah’s glorierijke naam en koninkrijk bekend te maken. — Jer. 20:9; Ps. 96:2, 10.
9. Waaruit blijkt Jehovah’s voortdurende zorg voor zijn volk? (Ps. 3:8)
9 Dat Jehovah ons blijft helpen ons voor deze uiterst belangrijke dienst te ’omgorden’, blijkt uit de binnengekomen opwindende berichten over de activiteit die Jehovah’s Getuigen overal ter wereld gedurende het dienstjaar 1976 hebben ontplooid. De vooruitgang is over het geheel genomen uitstekend. Het hoogtepunt in het aantal Koninkrijksbekendmakers over de gehele wereld is tot 2.248.390 gestegen. Een totaal van 196.656 pas opgedragen personen werd gedoopt en het aantal gemeenten is toegenomen tot een totaal van 40.155. Hoewel de Getuigen over de gehele wereld 23.000.000 uur minder hebben gewerkt, hebben zij, wat heel prijzenswaardig is, 359.258.019 uur doorgebracht in de rechtstreekse dienst die erin bestaat het „goede nieuws van het koninkrijk” aan alle mensen bekend te maken en hebben zij gemiddeld 1.339.466 bijbelstudies in particuliere huizen geleid. (Vergelijk Handelingen 2:46, 47.) De tabel op de bladzijden 212 tot en met 215 verschaft details.
10. Wat hebben Gods dienstknechten in overeenstemming met Spreuken 10:22, gedurende 1976 in Noord- en Midden-Amerika ervaren?
10 Uit veel landen zijn er vreugdevolle berichten van Jehovah’s Getuigen binnengekomen. Uit Canada komt bijvoorbeeld het bericht: „Onze velddienstactiviteit voor 1976 werd gesierd door twee hoogtepunten in Koninkrijksverkondigers, met als laatste hoogtepunt 62.880 bekendmakers van het goede nieuws in mei.” Uit Costa Rica vernemen wij: „Bijna elke Koninkrijkszaal stroomt over van geïnteresseerde personen. Als gevolg hiervan werden er gedurende het jaar tien nieuwe gemeenten opgericht.” Honduras bericht ons: „Meer dan de helft van al onze [Koninkrijks]verkondigers werd gedurende de laatste drie jaar gedoopt.”
11. (a) Hoe hebben onze broeders in Argentinië, ondanks de verbodsbepaling, in de vervulling van Romeinen 10:18 gedeeld? (b) Welke schitterende toename is er volgens de tabel nog meer in het werelddeel Amerika geweest?
11 In Argentinië werken Jehovah’s Getuigen nu onder een verbodsbepaling, en sommige broeders zijn in de gevangenis gezet. „Niettemin is het woord van God niet gebonden” (2 Tim. 2:9). Zij blijven het „goede nieuws” bekendmaken, en tot hun vreugdevolle belevenissen behoort de volgende ervaring:
„Mensen van alle leeftijden en met verscheidene handicaps geven gehoor aan Jehovah’s oproep hem te loven (Psalm 148:12, 13). Een pionierster liep negen kilometer om een studie te leiden bij een 105 jaar oud dametje. Naarmate de studie vorderde, ging zij, in het besef van haar verantwoordelijkheid om te prediken, met behulp van haar stok naar haar buren, om hun de prachtige dingen te vertellen die zij leerde. Door middel van haar prediking zijn er twee studies opgericht, één met een man die de pionierster voorheen van zijn terrein had gestuurd.”
Er is veel onrust geweest in Chili, maar het hoogtepunt in het aantal actieve Getuigen is daar met 18 percent gestegen, tot 16.862. Brazilië bericht een schitterend aanwezigenaantal van 212.441 personen op vierentwintig „Goddelijke soevereiniteit”-districtsvergaderingen.
12. (a) Wat geeft de tabel, in harmonie met Romeinen 15:10, 11, 13, te kennen over de vreugde en hoop van Europese Getuigen? (b) Welke interessante verslagen zijn er uit Spanje en Portugal gekomen?
12 Hoe staat het met de activiteit van Jehovah’s Getuigen in Europa? Uit Finland vernemen wij dat het Koninkrijksgetuigenis zich nu zo ver heeft uitgebreid, dat elke nieuwe uitgave van het Koninkrijksnieuws-traktaat in elk huis in het land wordt afgegeven. Nog schitterender dan Oostenrijks berglandschap zijn de menigten die daar nu naar de christelijke vergaderingen stromen, zodat er in het afgelopen jaar zeventien nieuwe Koninkrijkszalen moesten worden ingewijd. In Spanje worden nieuwe Koninkrijkszalen met een snelheid van zes per week ingewijd, zodat hun 614 gemeenten nu gebruik maken van meer dan 440 Koninkrijkszalen, alsook van twee congreshallen voor kringbijeenkomsten. Portugal bericht dat het aantal Koninkrijksbekendmakers in de twee jaar sinds de revolutie op 24 april 1974 met 41 percent is toegenomen, terwijl het aantal gemeenten van Jehovah’s Getuigen van 172 tot meer dan 300 is gestegen.
13. Hoe duiden berichten uit Azië, met inbegrip van die welke op de tabel voorkomen, op een vervulling van Handelingen 2:39?
13 Ook uit Azië komt aanmoedigend nieuws. Hard werkende zendelingen in Pakistan verheugden zich erover een nieuw hoogtepunt van 192 Koninkrijksgetuigen in hun land actief bezig te zien. Uit het door oorlog verscheurde Libanon komt het volgende typerende verslag:
„De bommen vielen op de gebouwen vlak bij ons neer — één op het gebouw naast ons en één op een ander gebouw ongeveer 30 meter van ons huis verwijderd; dat gebeurde drie dagen geleden. Gisteren was het heerlijk om ongeveer twee en een half uur lang van huis tot huis [getuigenis te geven], hetgeen wij tactvol deden om geen onrust te zaaien. Wij genoten van het voorrecht.”
Uit India komt het bericht dat de Koninkrijksbekendmaking tot in nieuwe gebieden in Punjab en het noordoostelijke deel van Assam is doorgedrongen. Ondanks moeilijkheden werd er onder de miljoenen van Afghanistan, Nepal en Bangla Desh enig werk verricht. In Korea bezochten zoveel personen de Gedachtenisviering in het bijkantoorgebouw van het Wachttorengenootschap dat er vijf vergaderingen gehouden moesten worden, waarvan sommige in de eetzaal en hal van het Bethelhuis, alsook in de Koninkrijkszaal. In heel Korea werd de Gedachtenisviering door meer dan 60.000 personen bijgewoond.
14. Welke aanmoedigende gegevens en getallen komen er uit het door twist verscheurde Afrika?
14 Er waaien winden van verandering over Afrika, en op verscheidene plaatsen blijven er vervolgingen oplaaien. Uit één land wordt bericht dat de Getuigen midden in de nacht moeten opstaan om zonder overlast de dagtekst te kunnen lezen. In een ander land, waar Jehovah’s werk is verboden, werden negentien nieuwe gemeenten opgericht, terwijl 195 personen hun opdracht aan Jehovah door de waterdoop symboliseerden. Uit weer een ander land waar het werk verboden is, komt het bericht:
„Wat ons erg heeft verbaasd, was het bezoekersaantal op de Gedachtenisviering, dat 94 percent hoger was dan het gemiddelde aantal Koninkrijksverkondigers gedurende het vorige jaar.”
Zaïre bericht dat er in dat land thans meer mensen met Jehovah’s Getuigen de bijbel bestuderen dan ooit tevoren. Uit Brazzaville, in Congo, komt het bericht dat zij in december een opmerkelijk hoogtepunt van 580 hulppioniers in het veld hadden, bijna een derde van hun totaalaantal Koninkrijksverkondigers in die maand. In Sierra Leone is nu 25 percent van hun Koninkrijksgetuigen in de volle-tijd „pioniers”-dienst. In Zambia werden veel gemeenten opgericht en was een nieuw hoogtepunt van 57.885 Getuigen actief in het veld, een op elke 89 personen in het land.
15. Zijn de eilanden „blij”, zoals in Psalm 97:1 wordt gezegd? Wat geeft de tabel te kennen?
15 Hoe staat het met de eilanden in de wereldzeeën? Uit het bijzonder grote eiland Australië komt het bericht dat de gemeenten voor buitenlanders zo hard zijn gegroeid dat er elk jaar gedurende een aantal maanden Grieks- en Italiaans-sprekende kringopzieners gebruikt zullen worden. Een bericht uit de Britse Eilanden vermeldt dat 157.070 personen de Gedachtenisviering hebben bezocht en dat vanaf dit jaar 75 percent van de Britse Getuigen kringvergaderingen in hun eigen congreshallen zullen bijwonen. De Getuigen in IJsland werden aangemoedigd door een nog niet eerder bereikt hoogtepunt van negentien dopelingen, allen oorspronkelijke IJslanders. Op Taiwan (en ook in Hong Kong) werd er een uitstekende vooruitgang gemaakt onder de Chinezen, en in de twee gemeenten in Taipéi werd een toename van 31 percent bereikt. Uit Sri Lanka vernemen wij: „Er werden dit jaar drieënveertig personen gedoopt. De meesten van hen waren rooms-katholiek geweest.” Uit Tahiti, in Frans Polynesië, komt het volgende bericht: „Het Koninkrijk werd op vijftien nieuwe eilanden, met een bevolking van 7700 personen, gepredikt, en op deze eilanden werden 610 abonnementen op De Wachttoren en Ontwaakt! in het Tahitiaans afgesloten. Uit de republiek Kaap Verde komt het bericht: „Wat op deze eilanden plaatsvindt, is fenomenaal! Het aantal verkondigers in het veld is met 125 percent toegenomen tot een hoogtepunt van zestig.”
16. Hoe geven de Getuigen in landen waar het werk verboden is, er blijk van dat zij zich ’verheugen in lijden’? (Kol. 1:24)
16 De hierboven vermelde berichten vertegenwoordigen slechts een kleine dwarsdoorsnede van het wereldomvattende veld waar Jehovah’s Getuigen dienst verrichten. U kunt het volledige bericht op de hierbij verschafte tabel beschouwen. In meer dan veertig landen brengen Jehovah’s Getuigen hun werk onder officiële verbodsbepalingen of restricties ten uitvoer, zodat wij het verstandig geoordeeld hebben enkele van deze landen zelfs niet met name in het gedetailleerde verslag te vermelden. Hun zelfopofferende activiteit is echter ook in het totaalbericht opgenomen. Wij verheugen ons met alle getrouwe Getuigen dat Jehovah de bekendmaking van zijn Koninkrijk gedurende het afgelopen jaar zo rijkelijk heeft gezegend.
WAT ZAL DE TOEKOMST BRENGEN?
17. Welke woorden en welk voorbeeld van Jezus dienen wij in gedachten te houden?
17 Naarmate het einde naderbij komt, kunnen wij verwachten dat de moeilijkheden op aarde zullen toenemen. Ons geloof zal misschien hevig op de proef gesteld worden. Wij moeten echter goed Jezus’ woorden in gedachten houden dat „eerst in alle natiën het goede nieuws [moet] worden gepredikt” (Mark. 13:10). Jezus verklaarde ook: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten” (Luk. 4:8). Jezus heeft op dit punt zelf een in het oog springend voorbeeld gegeven (Luk. 8:1; 10:1). Als wij dat voorbeeld navolgen en er druk mee bezig blijven Gods koninkrijk bekend te maken, gaat de tijd snel voorbij. Aldus kunnen wij vreugdevol gestemd blijven als wij ons naar het einde spoeden.
18. Hoe dienen wij ons door Paulus’ vastberaden houding te laten aanmoedigen?
18 De apostel Paulus heeft onder verscheidene moeilijke omstandigheden dienst verricht, maar zijn houding was altijd: „Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” (1 Kor. 9:16) Het zou ook voor ons individueel „wee” betekenen als wij het in dit hoogtepunt van „de laatste dagen” langzamer aan zouden gaan doen in Jehovah’s dienst (2 Tim. 3:1, 14). Na vele jaren van beproevingen was Paulus nog steeds vastbesloten met zijn gehele vermogen dienst te blijven verrichten. Het is zoals hij in Filippenzen 3:13, 14 zei: „Broeders, ik denk niet van mijzelf dat ik het [de prijs] al gegrepen heb, maar wel staat één ding vast: De dingen die achter mij liggen vergetend en mij uitstrekkend naar de dingen die vóór mij liggen, streef ik naar het doel.”
19. Hoe heeft Jehovah’s geduld redding en toename tot resultaat gehad? (Jes. 42:8-10)
19 Laten wij derhalve sterk zijn en dienst verrichten, terwijl wij geduldig op Jehovah wachten. Zijn geduld heeft reeds voor heel veel mensen redding betekend. Veronderstel eens dat de Tweede Wereldoorlog in de „grote verdrukking” was overgegaan: In Duitsland zouden dan slechts enkele duizenden — met inbegrip van de getrouwen in Hitlers concentratiekampen — in leven zijn gebleven, terwijl thans in West-Duitsland 102.044 personen op de weg der redding dienst verrichten, te zamen met vele anderen in Berlijn en Oost-Duitsland. In het katholieke Italië brachten nog niet zo lang geleden, namelijk in 1951, slechts 1741 Koninkrijksbekendmakers verslag uit van hun dienst, terwijl zij thans een hoogtepunt van 60.156 Getuigen in het veld hebben. In Japan stond in 1945, toen de ketenen van de militaire machthebbers en Shintoïsten werden verwijderd, slechts een handjevol Getuigen pal voor het „goede nieuws”, maar thans is het gehele land „toegewezen gebied”, dat geregeld wordt bewerkt door een hoogtepunt van 38.367 Getuigen, van wie bijna 25 percent in de volle-tijd „pioniers”-dienst is. Deze wonderen van redding en uitbreiding hebben zich allemaal na de Tweede Wereldoorlog voorgedaan.
20. Welk vertrouwen moeten wij hebben, en hoe dienen wij het te tonen?
20 Wie weet welke wonderbare dingen op het gebied van de bijeenvergadering Jehovah zich nog meer voorneemt te verrichten voordat zijn vastgestelde tijd voor de „grote verdrukking” is aangebroken! (Ps. 86:8-10) Laten wij, wat ook Jehovah’s wil is voor de onmiddellijk voor ons liggende dagen, ’pal blijven staan’ en omgord blijven voor zijn dienst. Laten wij het vertrouwen hebben dat „het vaste fundament van God [altijd blijft] staan, en het heeft dit zegel: ’Jehovah kent degenen die hem toebehoren’”(2 Tim. 2:19). Mogen wij, wanneer wij ons in de Koninkrijksdienst inspannen, door Jehovah gebruikt worden om nog veel meer personen van „degenen die hem toebehoren” te vinden, opdat wij allen te zamen ons in zijn onverdiende goedheid door bemiddeling van Christus Jezus mogen verheugen, zowel thans als in alle nog voor ons liggende eeuwigheid!
[Tabel op blz. 212-215]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1976 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)