Wat bedoelde de wijze man?
Het najagen van genoegens en culturele bezigheden schenkt beperkte beloningen
Koning Salomo bemerkte dat het verwerven van wereldse wijsheid en kennis geen bevredigend doel vormde. Om deze reden onderzocht hij andere levensgebieden, met inbegrip van genoegens en culturele bezigheden.
Vond Salomo werkelijke voldoening in genoegens, verheuging en gelach? Hij schreef: „Ik zei, ja ik, in mijn hart: ’Kom nu toch, laat ik u op de proef stellen met verheuging. Zie ook het goede.’ En zie! ook dat was ijdelheid. Ik zei tot het lachen: ’Waanzin!’ en tot de verheuging: ’Wat doet deze?’” — Pred. 2:1, 2.
Salomo zag tevergeefs naar vrolijkheid en gelach als iets waardevols uit. Op zichzelf genomen, schenkt het najagen van genoegens geen werkelijk en blijvend geluk. Gelach en blijdschap kunnen er tijdelijk toe bijdragen dat men zijn problemen vergeet. De problemen zullen echter niet verdwijnen, en nadat het plezier voorbij is, kunnen ze, vanwege de tegenstelling, in een zelfs nog ernstiger vorm opdoemen. Terecht kon Salomo over lachen als over „waanzin” spreken, want onnadenkend gelach verduistert een gezond oordeel. Het kan iemand ertoe brengen zeer ernstige kwesties licht op te vatten, waardoor hij anderen zal beledigen of irriteren. Vrolijkheid om de grapjes van iemand die als een hofnar handelt, haalt niets uit. Er kan niet naar gewezen worden als iets waardoor een duidelijk en zinvol resultaat wordt voortgebracht.
Niet tevreden met de resultaten van genoegens, vrolijkheid en gelach, probeerde Salomo de uitwerking van wijn. Hij vervolgt: „Ik vorste na met mijn hart door mijn vlees zelfs met wijn op te vrolijken, terwijl ik mijn hart met wijsheid leidde, ja, om dwaasheid te grijpen, totdat ik kon zien wat voor goeds er voor de mensenzonen was in hetgeen zij onder de hemel deden gedurende het getal van hun levensdagen” (Pred. 2:3). Salomo werd in zijn gebruik van wijn door wijsheid, gezond verstand, geleid. Hij werd geen dronkaard maar bewaarde zijn zelfbeheersing. Dat hij ’dwaasheid greep’, wilde derhalve niet zeggen dat hij matigheid liet varen. Bij zijn onderzoek naar de luchtiger zijde van het leven, had hij zich veeleer in bedwang, zodat hij geen verkwistende najager van genot werd. Doordat Salomo al zijn zinnen bij elkaar hield, kon hij zijn bevindingen op juiste wijze naar waarde schatten.
Terwijl hij zijn verdere activiteiten beschrijft, verklaart hij: „Ik hield mij bezig met grotere werken. Ik bouwde mij huizen; ik plantte mij wijngaarden. Ik legde mij tuinen en parken aan, en ik plantte daarin allerlei vruchtbomen. Ik legde mij watervijvers aan, om daarmee het woud, waarin bomen opschoten, te bevloeien. Ik verwierf dienstknechten en dienstmaagden, en ik kreeg zonen van het huisgezin. Ook kwam ik in het bezit van vee, runderen en kleinveekudden in grote hoeveelheid, meer dan allen die zich vóór mij in Jeruzalem bevonden. Ik stapelde ook zilver en goud voor mij op, en het bezit dat eigen is aan koningen en de rechtsgebieden. Ik verschafte mij zangers en zangeressen en de heerlijke verrukkingen der mensenzonen, een dame, ja, dames. En ik werd groter en nam meer toe dan al wie zich vóór mij in Jeruzalem bevond. Bovendien bleef mijn eigen wijsheid bij mij. En alles waarom mijn ogen vroegen, onthield ik ze niet. Ik hield mijn hart van geen enkele soort van verheuging terug, want mijn hart was verheugd wegens al mijn harde werk, en dit werd mijn deel van al mijn harde werk.” — Pred. 2:4-10.
In zijn positie als koning beschikte Salomo over de middelen die hem in staat stelden alles te doen wat hij wilde. Toch liet hij zijn wijsheid niet varen toen hij juiste werken en culturele bezigheden najoeg — architectuur, tuinieren, tuinarchitectuur en muziek. Salomo boette er daarom geen financiële middelen bij in maar bleef steeds meer goud en zilver bijeenbrengen. Zijn ’wijsheid bleef bij hem’ en leidde hem in zijn talrijke activiteiten. Hij schiep ook een zeker behagen in wat hij tot stand wist te brengen. Ontdekte Salomo in al deze verscheidene bezigheden echter wat in het leven blijvende waarde heeft? Zijn antwoord luidt: „Ik, ja ik, wendde mij tot al mijn werken die mijn handen hadden verricht en tot het harde werk waaraan ik hard had gewerkt om het tot stand te brengen, en zie! alles was ijdelheid en een najagen van wind, en er was niets dat voordeel afwierp onder de zon” (Pred. 2:11). Ja, zelfs in wat als waardevolle bezigheden beschouwd zou kunnen worden, was Salomo zich bewust van een gevoel van leegte, van ijdelheid. Hij besefte dat de dood hem zou overvallen en dat hij onmogelijk kon weten wat er van al zijn harde werk terecht zou komen. — Pred. 2:17-19.
Het najagen van genoegens en culturele bezigheden verzekert iemand op zichzelf niet van een gelukkig en tevreden leven. Iemand wiens leven rondom deze dingen is opgebouwd, kan in werkelijkheid zelfs gaan inzien dat zijn leven erg leeg is en dat hij dringend geestelijk voedsel nodig heeft.