Wacht u voor zelfbeklag
KONING ACHAB had erg met zichzelf te doen. Hij ging op zijn rustbed liggen, keerde zijn gezicht naar de muur en weigerde te eten. Waarom? Ziekte of een tragisch bericht? Neen. Zijn enige probleem was dat een van zijn onderdanen, Naboth, had geweigerd hem een stuk land te verkopen dat aan het paleis grensde. Waarom wilde de koning deze grond zo graag bemachtigen? Was het voor een of andere belangrijke onderneming? Neen. Hij wilde er een moestuin van maken. Doordat de eigenaar weigerde afstand te doen van de grond werd de koning overstelpt door zelfbeklag. Achab ging op zijn bed liggen mokken. — 1 Kon. 21:1-4.
De geschiedenis, waaruit de vorst als kleingeestig en zelfs lachwekkend naar voren komt, nam een grimmige wending. Koning Achabs vrouw, de beruchte koningin Izébel, weigerde met Naboths „Nee” genoegen te nemen. Zij zorgde ervoor Naboth valselijk van godslastering te laten beschuldigen. De plaatselijke rechtbank van oudere mannen en edelen in Samaria verleende medewerking aan het plan, en Naboth werd gestenigd en stierf. Dit effende de weg voor de zwakke koning Achab om het stuk grond in bezit te nemen en er zijn groenten op te kweken. — 1 Kon. 21:5-16.
Zoals door het geval van Achab duidelijk wordt geïllustreerd, volgt degene die zich overgeeft aan zelfbeklag geen wenselijke koers. Omdat zelfbeklag betekent op een buitensporige, onevenwichtige wijze met zichzelf bezig te zijn, kan het heel schadelijk zijn. Zelfbeklag kan iemand gemelijk en kleingeestig maken, zoals in het geval van koning Achab. Het keert een persoon dermate in zichzelf dat liefdevolle belangstelling voor anderen afneemt of zelfs verdwijnt. Degene die aan zelfbeklag toegeeft, kan een verwrongen kijk op belangrijke zaken ontwikkelen en daardoor een gebrekkig oordeel aan de dag leggen. Zelfbeklag kan iemand ook geestelijk verzwakken en, erger nog, hem ertoe brengen onder druk te schipperen, waardoor hij zijn reine positie voor God opoffert. Wij hebben dus alle reden ons te wachten voor zelfbeklag.
Wat kan aanleiding geven tot gevoelens van zelfbeklag? Het kan ziekte zijn, of een zwakke gezondheid, een financieel verlies of een tragedie, zoals de dood van een geliefd familielid of een intieme vriend. Zoals in het geval van Achab, kan zelfbeklag ook worden veroorzaakt door een teleurstelling. Een gevoel in alles gefaald te hebben, zelfs een ingebeeld falen, brengt ook veel mensen ertoe zichzelf te beklagen. Iemand zou bijvoorbeeld iets nieuws kunnen proberen maar naderhand het gevoel kunnen hebben dat hij het er erg slecht van af heeft gebracht. Een gevoel van frustratie en zelfbeklag kan hem dan overmeesteren, vooral als anderen hem niet aanmoedigen of geen waardering tonen voor zijn pogingen. Hij kan dan zelfs net zo reageren als Achab en zich terugtrekken van omgang met anderen. Wanneer dit een christen overkomt, is het in geestelijk opzicht schadelijk voor hem. Wil hij geestelijk in leven blijven, dan heeft hij zijn christelijke broeders nodig.
Om weerstand te bieden aan gevoelens van zelfbeklag moet iemand de juiste kijk hebben op zijn problemen en beproevingen. Wij dienen onplezierige ervaringen te bezien als gelegenheden om vorderingen te maken in het aan de dag leggen van goede hoedanigheden onder beproeving. Als alles altijd soepel voor ons zou verlopen, hoe zouden wij dan bijvoorbeeld kunnen weten of wij werkelijk geduld, volharding of zelfbeheersing bezitten? Daarentegen maken onaangename omstandigheden ons spoedig duidelijk waarin wij te kort schieten. Dit stelt ons beter in staat verbeteringen aan te brengen. Het kan zijn dat iemand meer tijd moet besteden aan een ernstige studie van Gods Woord en zich sterker moet inspannen de verworven kennis toe te passen. Mogelijkerwijs moet hij meer omgang zoeken met personen die voorbeeldig zijn in het aan de dag leggen van voortreffelijke christelijke eigenschappen. Ja, wanneer iemand de beproevingen die hij ondergaat als streng onderricht of als een opleiding van Jehovah beschouwt, zal hij zich ongetwijfeld meer bekommeren om zijn pogingen verbeteringen in zijn persoonlijkheid aan te brengen, en zal het daarom minder waarschijnlijk zijn dat hij zich overgeeft aan gevoelens van zelfbeklag.
Een dergelijke houding ten opzichte van beproevingen is in overeenstemming met de geïnspireerde raad: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u verscheidene beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt. Maar laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn, in niets te kort schietend.” — Jak. 1:2-4.
Ook kan het een hulp voor ons zijn de voorbeelden in gedachten te houden van anderen die getrouw hebben volhard en te bedenken hoe Jehovah hen heeft beloond. Jobs ervaring is een dergelijk geval. Hij verloor al zijn bezittingen en zijn kinderen. Zijn vrouw en metgezellen keerden zich tegen hem, en hij werd zelf met een weerzinwekkende ziekte geslagen. Niettemin volhardde Job getrouw en hij werd later rijkelijk door Jehovah beloond. Het bijbelse verslag vermeldt dat Jehovah „het einde van Job later meer [zegende] dan zijn begin” (Job 42:12). Hier de aandacht op vestigend, schreef de christelijke discipel Jakobus: „Ziet! Wij verklaren hen die hebben volhard, gelukkig. Gij hebt gehoord van de volharding van Job en gij hebt gezien hoe Jehovah het heeft laten aflopen, dat Jehovah zeer teder in genegenheid en barmhartig is.” — Jak. 5:11.
Toegegeven, verdrukking en moeilijkheden zijn nooit aangenaam. Maar wij moeten niet uit het oog verliezen dat er een eind aan komt. En als wij getrouw volharden, waarbij wij onszelf niet laten verzwelgen door gevoelens van zelfbeklag, zullen wij onze beloning niet mislopen. De bijbel verzekert christenen: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten” (Hebr. 6:10). De ervaringen van veel getrouwe dienstknechten van Jehovah, met inbegrip van Job, leggen hier ruimschoots getuigenis van af.
Iets anders dat ons kan helpen zelfbeklag te overwinnen, is een oprechte poging ons meer om anderen te bekommeren dan om onszelf. Dit is in overeenstemming met de bijbelse raad: „Laat een ieder niet zijn eigen voordeel blijven zoeken, maar dat van de ander” (1 Kor. 10:24). Degene die zijn tijd, energie en middelen actief gebruikt om het geluk en het welzijn van zijn medemensen te bevorderen, zal zelf gelukkig zijn. „Het is gelukkiger te geven”, zegt de bijbel, „dan te ontvangen.” — Hand. 20:35.
Ook kan een ieder van ons hulp bieden aan anderen die gemakkelijk voor zelfbeklag bezwijken. Een elementaire menselijke behoefte is liefde, en daarom kunnen wij hen die tot zelfbeklag geneigd zijn, helpen. Hoe dan wel? Door hen bewust te maken van het feit dat zij nodig zijn en dat zij bemind en gewaardeerd worden. Wij zouden dit kunnen doen door hen te laten zien waarin zij werkelijk tot het geluk van anderen bijdragen. Daarbij kunnen uitingen van echte waardering en aanmoediging veel doen om hen uit de put te halen, terwijl tegelijkertijd de gevaren van zelfbeklag op een openhartige en vriendelijke wijze getoond kunnen worden.
Met het oog op de problemen die door zelfbeklag veroorzaakt kunnen worden, hebben wij beslist alle reden deze onwenselijke emotie te weerstaan. Degenen die ertegen strijden, zullen merken dat dit hun leven gelukkiger maakt en dat zij tevredener zullen zijn.