Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze doen
„Laten wij dan, zovelen als er van ons rijp zijn, deze geestesgesteldheid hebben, en . . . laten wij . . . in de mate waarin wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen.” — Fil. 3:15, 16.
1, 2. Welke tweevoudige activiteit wordt er thans van opgedragen christenen verlangd, zoals door welke schriftplaatsen wordt aangetoond?
WAARIN bestaat Jehovah’s werk voor degenen die zich aan hem hebben opgedragen om zijn wil te doen en in de voetstappen van zijn Zoon Jezus Christus te treden? Het is een tweevoudig werk dat niet alleen door Jezus Christus is voorzegd, maar ook door hem is geboden.
2 Hij profeteerde: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Door aan de prediking van dit goede nieuws van het Koninkrijk deel te nemen, heeft men dus beslist een belangrijk aandeel aan het doen van Jehovah’s werk in deze tijd. Jezus gaf zijn vroege discipelen verder het gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). Christenen moeten niet alleen prediken, maar zij moeten mensen ook datgene onderwijzen wat zijzelf hebben geleerd. Zij moeten anderen helpen de dingen te doen die Jezus oorspronkelijk aan zijn apostelen en discipelen heeft opgedragen.
3. Wat toont de Schrift aan over de wijze waarop Gods werk verricht moet worden?
3 Hoe moet het werk van Jehovah God worden gedaan? Moet elke christen dit werk verrichten zoals hij het persoonlijk graag wil doen of vindt dat het gedaan moet worden? Beslist niet. In plaats daarvan schrijft Gods Woord ons voor hoe wij het moeten doen. Dit beginsel werd reeds in de dagen van Mozes geïllustreerd, want in Deuteronomium 12:8 lezen wij: „Gij moogt niet doen naar alles wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn eigen ogen recht is.” Integendeel, wij moeten doen wat in Deuteronomium 6:18 wordt geboden: „Gij moet doen wat recht en goed is in Jehovah’s ogen, opdat het u goed moge gaan.” De apostel Paulus toont aan dat deze beginselen ook gelden met betrekking tot de christelijke gemeente: „Nu vermaan ik u, broeders, . . . dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang” (1 Kor. 1:10). En in Filippenzen 3:15, 16 toont Paulus aan dat eenheid in denken, spreken en handelen een kenmerk vormt van rijpe christenen. Deze eenheid van doel en handelen is van het allergrootste belang om het werk van Jehovah God op zijn wijze te doen.
GODS WERK DE EERSTE PLAATS TOEKENNEN
4. (a) Welke plaats dient Gods werk in ons leven in te nemen? (b) Welke dingen kunnen terecht beslag leggen op datgene waarover wij beschikken?
4 Welke dingen zijn er zoal bij betrokken om Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze te doen? Ten eerste moeten wij het de eerste plaats in ons leven toekennen. Jezus gaf in dit verband de aansporing: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken” (Matth. 6:33). Wij bezitten slechts zoveel tijd, zoveel fysieke en mentale kracht of energie en slechts zoveel van de goederen van deze wereld. Er zijn zoveel dingen die terecht beslag leggen op onze tijd. Bijvoorbeeld: een vader moet in het onderhoud van zijn gezin voorzien, niet slechts in geestelijk opzicht maar ook in materieel opzicht, en ervoor zorgen dat zij een zekere mate van ontspanning genieten. Dit wordt allemaal van hem verlangd. — Vergelijk 1 Timótheüs 5:8.
5. (a) Hoe kan een christen Jehovah’s werk op de eerste plaats stellen in verband met zijn wereldse baan? (b) Hoe werd één vader hiervoor beloond?
5 Maar zelfs in verband met zulke verplichtingen kan een christen op bepaalde terreinen een keus doen. Ten einde Gods koninkrijk de eerste plaats in ons leven toe te kennen, zouden wij bijvoorbeeld het soort van werk kunnen nemen waardoor wij zoveel mogelijk tijd overhouden om aan het predikingswerk en het maken van discipelen deel te nemen en voor de geestelijke belangen van ons gezin zorg te dragen. Eén vader die als analist in een laboratorium werkte, gaf die baan op en begon zelfstandig te werken, waarbij hij allerlei karweitjes verrichtte, om meer tijd te kunnen besteden aan de zorg voor de geestelijke belangen van zijn vier zoons en zijn dochter. Het resultaat? De kinderen groeiden eveneens tot voortreffelijke christelijke werkers op.
6. Welke keus moeten wij doen met betrekking tot het gebruik van onze vrije tijd?
6 Dan is er de kwestie van onze vrije tijd. Wij hebben allemaal ontspanning nodig, maar hoeveel? Komt ze in ons leven op de eerste plaats? Houden wij ons zo intensief met onze geliefde vorm van ontspanning bezig dat onze geestelijke belangen hieronder te lijden hebben? Of schenken wij eerst aandacht aan onze geestelijke behoeften en houden wij ons vervolgens, naarmate er tijd beschikbaar is, met de een of andere vorm van ontspanning bezig? Vaak moet er een keuze worden gedaan, want gewoonlijk is het niet dit EN dat maar dit OF dat. Beschouwen wij Gods werk om overeenkomstig het „goede nieuws” te leven en het te verbreiden, als het ware als de room van ons leven, en de andere dingen als de afgeroomde melk? Of maken wij gedachteloos genoegens tot de room van onze tijd, energie en middelen, en Gods werk tot de afgeroomde melk? Stellen wij ons bloot aan de beschuldiging dat wij „meer liefde voor genoegens hebben dan liefde voor God”? — 2 Tim. 3:4.
EVENWICHT EN TIMING
7, 8. (a) Wanneer wij Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze willen doen, wat wordt er dan van ons verlangd met betrekking tot de manieren waarop wij het „goede nieuws” met anderen delen? (b) Met betrekking tot timing?
7 Jezus zei dat hij niets uit zichzelf deed. Hij volgde nauwgezet de leiding van zijn Vader (Joh. 14:10). Wij doen er derhalve goed aan zijn voorbeeld zorgvuldig te bestuderen en de prediking van het „goede nieuws” op dezelfde manieren te verrichten als hij dit deed. Aldus zullen wij Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze verrichten. Jezus wachtte niet totdat er mensen bij hem kwamen, en ook beperkte hij zijn prediking van het „goede nieuws” niet tot personen die hij reeds kende. Hij ging „van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte” (Luk. 8:1). Zijn discipelen volgden zijn voorbeeld na door het initiatief te nemen tot andere mensen over het „goede nieuws” te spreken; zij gaven getuigenis aan groepen op marktplaatsen en andere plaatsen waar mensen bijeenkwamen (Hand. 16:13-15; 17:17-21). In deze tijd volgen Jehovah’s Getuigen dezelfde beginselen. Met betrekking tot het delen van het „goede nieuws” met anderen nemen zij het initiatief, of deze personen nu kennissen of vreemden zijn. Tijdens hun dagelijkse bezigheden hebben zij contacten met familieleden en buren, zakenrelaties en medescholieren, en zij trachten deze contacten te benutten door op passende manieren bijbelse waarheden met anderen te delen. Indien wij onze activiteit echter tot deze manieren zouden beperken, zou niet iedereen het „goede nieuws” horen. Sommigen zouden nooit bereikt worden als wij hen niet persoonlijk thuis zouden opzoeken. Aangezien Jehovah’s Getuigen de soort van liefde hebben die zich tot alle soorten van mensen uitstrekt, stellen zij krachtsinspanningen in het werk om iedereen met de Koninkrijksboodschap te bereiken. Vormt uw persoonlijke aandeel aan deze activiteit een weerspiegeling van deze evenwichtige christelijke kijk? — Matth. 5:46-48; 1 Tim. 2:3, 4.
8 De kwestie van timing of het kiezen van het juiste tijdstip staat nauw met evenwicht in verband. Er is inderdaad ’een vastgestelde tijd voor elke aangelegenheid onder de hemel’ (Pred. 3:1-8). Wanneer wij op een gemeentevergadering zijn en een christelijke bedienaar een lezing houdt, kan er in overeenstemming met dit beginsel gezegd worden dat het dan niet de tijd is om te dutten, te fluisteren of iets te lezen wat niets met het besproken onderwerp te maken heeft. Ook zijn de avonden waarop er vergaderingen worden gehouden, geen geschikte tijden om nabezoeken te brengen of aan andere christelijke activiteiten deel te nemen die evengoed op een andere tijd verricht zouden kunnen worden. Vooral ouderlingen schijnen aan deze kwestie van timing aandacht te moeten besteden. Zij zullen er misschien vaak toe verleid worden om zich midden onder de vergaderingen bezig te houden met gemeentelijke aangelegenheden. Door een iets betere planning zouden deze dingen echter best op een ander tijdstip behartigd kunnen worden.
GODS WERK VREEDZAAM EN VREUGDEVOL VERRICHTEN
9, 10. (a) Waarom moeten wij Jehovah’s werk op vreedzame wijze verrichten? (b) Waarom is dit soms een probleem?
9 Jezus gaf zijn apostelen de raad: „Bewaart vrede onder elkaar” (Mark. 9:50). Is Jehovah per slot van rekening niet de „God van vrede” en zijn Zoon de „Vredevorst”? (Fil. 4:9; Jes. 9:6) En heeft Jezus de vredelievenden, ofte wel de vredestichters, niet gelukkig verklaard? (Matth. 5:9; Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.) Dit betekent dat wij er belangstelling voor moeten hebben en moeite voor moeten doen om de onderlinge vrede te bewaren.
10 Waarom geeft het soms problemen om vreedzaam samen te werken? Eén reden is ongetwijfeld dat wij allen een verschillende persoonlijkheid hebben. Dienen wij derhalve niet in aanmerking te willen nemen dat er op verschillende manieren geredeneerd en gehandeld kan worden, waarbij wij begrip tonen in plaats van kritisch te zijn? Nog een reden waarom het soms problemen geeft de vrede te bewaren, is dat wij er vurig naar verlangen dat Gods werk op de best mogelijke manier wordt verricht, waarbij wij er als vanzelfsprekend van uitgaan dat onze manier de beste is. Soms is dat misschien ook zo. Maar vaak bestaat er meer dan één aanvaardbare manier om iets te doen. Wanneer dat het geval is, is het veel belangrijker dat wij vreedzaam samenwerken dan dat iets op absoluut de meest efficiënte manier wordt gedaan.
11. Waartoe moet een ouderling in het belang van de vrede bereid zijn?
11 Vooral ouderlingen moeten, wanneer zij bijeenkomen om kwesties in verband met de gemeente te beschouwen, in gedachten houden dat het belangrijk is de vrede te bewaren. Als er geen dwingend beginsel bij betrokken is en het alleen maar om een kwestie van smaak of wat grotere of kleinere onkosten gaat, zal een verstandig persoon in het belang van de vrede toegeven aan de verlangens van iemand die een uitgesproken mening over de kwestie heeft. Als wij erop blijven staan dat de dingen op onze manier worden gedaan, kunnen wij irritatie verwekken en er zelfs verantwoordelijk voor zijn dat onze broeders van ons vervreemden. Zou de overwinning dit alles waard zijn? Natuurlijk niet! Jehovah’s werk op zijn wijze verrichten, betekent derhalve ook dat wij ernaar streven het op vreedzame wijze te verrichten, gedachtig aan Psalm 133:1: „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het als broeders in eenheid te zamen wonen!”
12. Waarom is het een heel redelijk vereiste Jehovah’s werk met vreugde te doen?
12 Nog een belangrijk aspect in verband met het verrichten van Jehovah’s werk, is dat wij het vreugdevol doen. Net als een ongelukkige huisvrouw een ongunstig licht werpt op haar echtgenoot, strekt het God tot oneer wanneer wij hem zonder vreugde dienen. De apostel Paulus gebiedt dan ook heel passend: „Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: „Verheugt u!” (Fil. 4:4) En hoeveel redenen hebben christenen thans niet om vreugdevol te zijn! De ’waarheid heeft hen inderdaad vrijgemaakt’ (Joh. 8:32), zij genieten vergeving van zonden (Hand. 13:38), zij zien dat de kennis der waarheid steeds overvloediger wordt (Dan. 12:4), zij verheugen zich in prettige omgang met elkaar (Rom. 1:11, 12), zij ervaren het grotere geluk dat uit geven voortspruit (Hand. 20:35), zij genieten de zegeningen van een geestelijk paradijs (2 Kor. 12:4) en door hun rechtschapenheid te bewaren, weten zij dat zij zelfs het hart van hun grote God Jehovah blij maken. — Spr. 27:11.
GODS WERK MET REINE HANDEN VERRICHTEN
13. In welk bepaalde aspect schoten de Israëlieten uit de oudheid vaak te kort, en tot welk gebod van Jehovah’s zijde leidde dit?
13 Willen wij Jehovah’s werk op zijn wijze verrichten, dan is één aspect hiervan dat wij het met reine handen, dat wil zeggen, deugdzaam, moeten doen. Heel wat personen zijn hierin te kort geschoten. Ook al zijn wij nog zo druk bezig in Jehovah’s werk, als wij niet overeenkomstig de morele beginselen van de bijbel leven, is het allemaal tevergeefs. Jehovah God heeft dit punt duidelijk uiteengezet in verband met zijn volk Israël uit de oudheid. Hij stelde hen ervan in kennis dat hij hun verschillende vormen van formele aanbidding verafschuwde en zei vervolgens: „Wast u, reinigt u, doet de slechtheid van uw handelingen van voor mijn ogen weg, houdt op kwaad te doen.” — Jes. 1:13-16.
14. Hoe legde Paulus een voorbeeldig gedrag aan de dag, in overeenstemming met welk in de oudheid gegeven gebod?
14 Jehovah God is heilig, zuiver en rechtvaardig en hij gebiedt dat zijn dienstknechten eveneens heilig en zuiver zijn. „Gij moet heilig zijn, want ik ben heilig” (1 Petr. 1:16). Wij zijn allemaal onvolmaakt, en daarom moeten wij een werkelijke strijd voeren om heilig en zuiver te blijven. Soms zullen wij ons voelen als de apostel Paulus, toen hij schreef dat hij de dingen die hij wilde doen, niet deed, terwijl hij daarentegen juist de dingen deed die hij niet wilde doen (Rom. 7:19). Maar hij hield er nooit mee op tegen overgeërfde zwakheden te strijden, want hij schreef: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden” (1 Kor. 9:27). De joden die uit het Babylon uit de oudheid terugkeerden, kregen het gebod: „Houdt u rein, gij die de gereedschappen van Jehovah draagt.” Hoewel dit gebod weliswaar in de eerste plaats betrekking kan hebben gehad op religieuze reinheid, is het beginsel ook van toepassing op morele reinheid. — Jes. 52:11.
15. Welke extra reden bestaat er om op ons gedrag toe te zien?
15 Het is uiterst passend dat wij rein blijven, niet alleen wegens de reine boodschap die wij dragen, maar ook om anderen niet tot struikelen te brengen. Jezus waarschuwde dat het een bijzonder ernstige zaak is een van zijn kleinen tot struikelen te brengen (Luk. 17:1, 2). Paulus was in dit opzicht voorzichtig, zoals blijkt uit zijn woorden: „In geen enkel opzicht geven wij enige aanleiding tot struikelen, opdat er geen aanmerkingen op onze bediening gemaakt kunnen worden, maar in elk opzicht bevelen wij ons als Gods dienaren aan: door veel te verduren, . . . door zuiverheid, . . . door liefde vrij van huichelarij.” Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze verrichten, betekent beslist dat wij er zorgvuldig op toezien Jehovah’s werk met reine handen te verrichten, opdat wij geen smaad op Jehovah en zijn gemeente werpen en anderen niet tot struikelen brengen. — 2 Kor. 6:3-10.
JEHOVAH’S WERK OP ONZELFZUCHTIGE WIJZE VERRICHTEN
16. Wat vroeg koning David God voor hem te willen doen, en wat betekende dit?
16 En bovenal zal het verrichten van Jehovah’s werk ons absoluut in het geheel niet baten wanneer wij het niet uit liefde, onzelfzuchtig en uit een zuiver hart doen. Koning David besefte hoe belangrijk dit was, en daarom bad hij: „Onderricht mij, o Jehovah, omtrent uw weg. Ik zal in uw waarheid wandelen. Verenig mijn hart om uw naam te vrezen” (Ps. 86:11). Met een verdeeld hart dienst verrichten, zou betekenen dat men zelfzucht laat binnendringen. Het zou op bijbedoelingen duiden. Daarom wordt ons opgedragen Jehovah God met geheel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht lief te hebben. — Mark. 12:29-31.
17. Waarom is het niet gemakkelijk op onze beweegredenen te letten?
17 Het is niet gemakkelijk dit te doen. De Israëlieten zijn in dit opzicht voortdurend te kort geschoten. Waarom? Omdat het onvolmaakte menselijke hart uitermate bedrieglijk en verraderlijk is, zoals wij in Jeremia 17:9 lezen. En zoals Jeremia vervolgens aantoont, kan alleen Jehovah God het hart volledig begrijpen. Daarom zal een bestudering van zijn Woord ons helpen onze zelfzuchtige neigingen of plannen te onderkennen en er op succesvolle wijze tegen te strijden. Ja, als gevolg van de gevallen neigingen van ons hart bestaat voortdurend het gevaar dat onze goede werken ineffectief worden gemaakt of worden bedorven. Zelfzuchtige beweegredenen of bijbedoelingen vormden de oorzaak van de moeilijkheden in verband met de religieuze leiders in Jezus’ dagen en vormden de reden waarom zij Jezus zo tegenstonden. Hetzelfde geldt voor de geestelijken van de christenheid in deze tijd. Ogenschijnlijk dienen zij God, maar in werkelijkheid bekommeren zij zich voornamelijk om hun eigen belangen. — Matth. 23:13-33.
18. Hoe toont de apostel Paulus duidelijk aan dat wij Jehovah God op onzelfzuchtige wijze moeten dienen?
18 Hoe duidelijk toont de apostel Paulus de belangrijkheid van juiste beweegredenen aan: „Al spreek ik de talen van mensen en van engelen, maar heb geen liefde, dan ben ik een klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal geworden. En al heb ik de gave van profeteren en ben bekend met alle heilige geheimen en alle kennis, en al bezit ik al het geloof zodat ik bergen kan verzetten, maar heb geen liefde, dan ben ik niets. En al geef ik al mijn bezittingen om anderen te spijzigen, en al geef ik mijn lichaam over om te kunnen roemen, maar heb geen liefde, dan baat het mij in het geheel niet”! — 1 Kor. 13:1-3.
19. Welke verdere raad geeft de Schrift met betrekking tot de soort van liefde die wij aan de dag moeten leggen?
19 Zeer terecht geeft Paulus ons derhalve de raad: „Laat al uw aangelegenheden met liefde geschieden” (1 Kor. 16:14). Maar laat Paulus het daarbij? Neen, omdat hij beseft hoe verraderlijk ons gevallen hart is, zegt hij: „Uw liefde zij zonder huichelarij” (Rom. 12:9). Hoe gemakkelijk is het liefde tot uitdrukking te brengen die niet werkelijk uit een juist gemotiveerd hart voortspruit! Daarom achtte Paulus het zo belangrijk zich door zijn „liefde vrij van huichelarij” als een van Gods dienaren aan te bevelen (2 Kor. 6:6). Ja, onze liefde moet „liefde uit een rein hart” zijn, en zoals de apostel Petrus het tot uitdrukking bracht, moet onze liefde een „ongehuichelde broederlijke liefde” zijn. — 1 Tim. 1:5; 1 Petr. 1:22.
20. Wat wordt er, bij wijze van samenvatting, van ons verlangd om Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze te verrichten, en wat heeft dit voor ons tot resultaat?
20 Wat houdt het veel in Jehovah’s werk op Jehovah’s wijze te doen! Jehovah God verlangt van ons dat wij het de eerste plaats in ons leven toekennen, dat wij het op een verstandige, vreedzame en vreugdevolle wijze verrichten en dat wij het met reine handen en een zuiver hart doen. Door zo te handelen, kunnen wij thans veel vreugde hebben en in het nieuwe samenstel van dingen, dat zo nabij is, zijn goedkeuring en eindeloos leven verwerven.
[Illustratie op blz. 20]
Een goed georganiseerde dienst voor God, waarbij de Koninkrijksbelangen te allen tijde op de eerste plaats worden gesteld, kan zowel thans als in de toekomst veel vreugde tot resultaat hebben