Blijf ’vaststaan in het geloof’
„Blijft wakker, staat vast in het geloof.” — 1 Kor. 16:13.
1. (a) Welke boodschap werd door de „Zegevierend geloof”-congressen uitgedragen? (b) Wat voor soort van geloof stond Jezus voor?
ZEGEVIEREND geloof floreert op aarde! Dat is de boodschap die werd uitgedragen door de internationale „Zegevierend geloof”-congressen van Jehovah’s Getuigen, die vorig jaar zomer in het noordelijk halfrond werden gehouden en vervolgens, tot in het begin van dit jaar, in veel landen ten zuiden van de evenaar door duizenden personen werden bezocht. Voor Jehovah’s Getuigen is geloof niet iets wat louter met de mond beleden moet worden. Het moet veeleer levend en actief zijn en van werken vergezeld gaan. In zijn Bergrede heeft Jezus de vruchten van geloof als volgt beschreven: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” En op de laatste, belangrijke avond dat hij met zijn intieme metgezellen samen was, zei hij tot hen: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont.” — Matth. 5:16; Joh. 15:8.
2. Waaruit blijkt dat Jehovah’s Getuigen geloof „bezitten”?
2 Het is waar dat in deze kritieke tijden ’niet alle mensen geloof bezitten’ (2 Thess. 3:2). Maar de christelijke getuigen van Jehovah bezitten het zeer beslist wel. Ons levende geloof zet ons ertoe aan het „goede nieuws” in het openbaar bekend te maken door dienst in het predikingsveld te verrichten. Wat is er op de derde dag van de internationale congressen in dit opzicht een groots getuigenis gegeven! Dit zelfde geloof geeft ons de kracht zelfs in de moeilijkste gebieden getuigenis te blijven geven en ondanks bittere beproevingen en vervolgingen pal te blijven staan. Het stelt ons zelfs in staat ons in tijden van beproevingen te verheugen, aangezien wij met gespannen verwachting naar de openbaring van Jezus Christus in Koninkrijksheerlijkheid uitzien. — 1 Petr. 4:12, 13.
3. (a) Waarom kan er worden gezegd dat ons geloof reëel is? (b) Waartoe dient geloof zowel ouderen als nieuwelingen aan te zetten?
3 Ons geloof is reëel. Het is krachtig gegrondvest op de Heer Jezus Christus, het Hoofd van de christelijke gemeente, waarvan de leden in eendracht met hem dienst verrichten. De apostel Paulus zegt vermanend tot hen: „Gaat er . . ., omdat gij Christus Jezus, de Heer, hebt aanvaard, mee voort in eendracht met hem te wandelen, geworteld en opgebouwd in hem en standvastig gemaakt in het geloof, zoals u werd geleerd, overvloeiende van geloof in dankzegging” (Kol. 2:6, 7). En evenals ouderen in de waarheid in dit zegevierende geloof blijven wandelen, bidden wij dat ook nieuwelingen, met inbegrip van degenen die pas zijn gedoopt, standvastig in het geloof zullen worden en er zelfs van zullen overvloeien. Door geloof worden wij allen ertoe aangezet „een openbare bekendmaking tot redding” te doen door het goede nieuws aan anderen te vertellen. — Rom. 10:10.
4. (a) Hoe staat geloof in verband met gedrag? (b) Wat heeft aanleiding gegeven tot de opmerking: „Jullie gedrag is jullie beste preek”?
4 Dit geloof zet christenen er ook toe aan een voortreffelijk gedrag aan de dag te leggen, hetgeen een gunstige uitwerking heeft op de kostbare naam van onze God Jehovah (1 Petr. 2:12). Gedurende het „Zegevierend geloof”-congres dat in Montreal (Canada) werd gehouden, citeerde de in die stad verschijnende La Presse van 8 juli de volgende toepasselijke opmerking over Jehovah’s Getuigen:
„Zij hebben opmerkelijke morele waarden . . . op persoonlijk niveau, want zij bevorderen gezinswaarden en zijn tegen echtscheiding en abortus gekant. Zij schenken veel aandacht aan het religieuze onderricht van hun kinderen.”a
Op deze congressen kon dan ook duidelijk een voorbeeldig gedrag worden waargenomen dat op deze waardering voor morele waarden was gebaseerd. Op het congres van Jehovah’s Getuigen dat in München werd gehouden, kon men een hoogleraar uit Rusland, die als journalist werkzaam is, horen zeggen: „Jullie gedrag is jullie beste preek.” En in dezelfde stad merkte de Münchner Merkur van 25 juli 1978 op:
„Zij zijn de eerlijkste en punctueelste belastingbetalers in de Bondsrepubliek. Hun gehoorzaamheid aan de wetten blijkt zowel uit de manier waarop zij rijden als uit misdaadstatistieken. . . . Zij gehoorzamen degenen die met autoriteit zijn bekleed (ouders, onderwijzers en leraren, de regering). . . . Zij beroepen zich op de bijbel als basis voor al hun handelingen. . . . Maar niemand moet denken dat Jehovah’s Getuigen dagdromers of schijnheilige mensen zijn. Tijdens een reusachtige schoonmaakcampagne slaagden zij erin alle zitplaatsen en toiletten in het [Olympische] stadion in een tijdsbestek van drie uur schoon te maken. Het kampeerterrein zag eruit alsof het was ’schoongelikt’. Zij zijn realisten die elke situatie vrijwillig aankunnen — omdat de bijbel dit verlangt.”
5. Hoe was Matthéüs 7:16 van toepassing op Jehovah’s Getuigen die op congressen bijeenwaren?
5 Over de gehele wereld kan men overeenkomstige uitspraken horen. In de uitgave van 7 augustus 1978 van de Corriere della Sera van Milaan (Italië) werd zelfs op een tegenstelling gewezen:
„Zij [worden] ondersteund door een organisatie die zo volmaakt is, dat alle andere organisaties er jaloers op zijn. . . . Wat kan men nog meer over deze Jehovah’s Getuigen zeggen? Zij hebben er blijk van gegeven welgemanierde, beleefde mensen te zijn, in die mate zelfs dat hun gedrag bijna een bestraffing lijkt van de onbeleefdheid die soms door bepaalde katholieke groepen aan de dag wordt gelegd.”
Heeft Jezus niet gezegd: „Aan hun vruchten zult gij hen herkennen”? — Matth. 7:16.
6. Hoe zijn de Getuigen in de afgelopen maanden een in het oog springend voorbeeld van het ware christendom geworden?
6 Door de grote bezoekersaantallen op deze congressen heeft het voortreffelijke gedrag van de Getuigen op indrukwekkende wijze de aandacht van de wereld getrokken. In de drie hierboven genoemde landen zijn in Canada totaal 140.590 personen bijeengekomen te Montreal, Winnipeg, Vancouver en Edmonton, in Duitsland 108.901 te München en Düsseldorf en in Italië 111.320 te Milaan en Rome. Op alle 68 internationale congressen die omstreeks september 1978 waren geëindigd, waren in totaal ruim 1.700.000 personen aanwezig. De christelijke persoonlijkheid van deze dienstknechten van Jehovah is over de gehele aarde op zo’n wijze ten toon gespreid, dat zij hierdoor een in het oog springend voorbeeld van het ware christendom zijn geworden.
EEN TIJD OM ’VAST TE STAAN’
7. Waarom zullen geloofsbeproevingen in de toekomst beslist toenemen?
7 Het staat vast dat de beproevingen op ons geloof in de vlak voor ons liggende dagen zullen toenemen. En waarom? Omdat de Duivel sinds de geboorte van „het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus” in 1914 G.T., ’naar de aarde werd neergeslingerd’. Hij weet dat hij slechts „een korte tijdsperiode” heeft. Vandaar dat zijn toorn toeneemt jegens Jehovah’s dienstknechten op aarde, „die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” als de machtige, op de troon geplaatste Koning, die zich er nu op voorbereidt Jehovah’s soevereiniteit voor eeuwig te rechtvaardigen (Openb. 12:9-12, 17). De grote tegenstander verwekt moeilijkheden en spanningen in de wereld, vooral met het doel dit „werk . . . dat bestaat in het getuigenis afleggen” te vertragen of zelfs stil te leggen. Als getuigen voor God en Christus hebben wij een werkelijke strijd te voeren — tegen onzichtbare vijanden die eropuit zijn ons geloof en werk te verwoesten.
8. Hoe kunnen wij thans vaststaan in ons geloof?
8 Het is er thans niet de tijd voor passief of onverschillig te zijn. De apostel Paulus vermaant: „[Staat] pal . . . tegen de kuiperijen van de Duivel. . . . Neemt daarom de volledige wapenrusting van God op, opdat gij . . . pal kunt staan. Neemt bovenal het grote schild des geloofs op, waarmee gij alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen” (Ef. 6:11-16). De aanvallen van de Duivel kunnen op elk moment en uit vele verschillende richtingen komen. Wat zijn enkele van zijn tactieken?
DE GESEL VAN IMMORALITEIT
9. (a) Van welke verderfelijke invloed heeft de Duivel zich gedurende de gehele geschiedenis bediend? (b) Welke raad gaf Judas derhalve aan christenen?
9 Vanaf het begin van de menselijke geschiedenis heeft de Duivel immoraliteit gebruikt als een middel om mensen te verderven (Gen. 6:2-5; 18:20; Num. 25:1-3). Seksuele ontaarding vierde in de vroege christelijke tijd hoogtij en werd zelfs een belangrijke bedreiging voor de zuiverheid van de gemeente. Vandaar dat Jezus’ halfbroer Judas, die zijn christelijke broeders graag een aanmoedigende brief over hun gemeenschappelijke redding had willen schrijven, in plaats daarvan genoopt was hen ertoe aan te moedigen „onvermoeid te strijden voor het geloof dat eens voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd”. Er waren goddeloze mensen, met een losbandig gedrag, de gemeente binnengedrongen. Zij waren als de engelen die vóór de Vloed hadden gezondigd, de verachtelijke inwoners van Sodom en Gomorra en de Israëlieten die door de immorele dochters van Moab en Midian werden verdorven. Zij verontreinigden het vlees en stelden Gods volk aan dierlijke invloeden bloot. Daarom gaf Judas christenen met een reine geest de raad: „Gij, geliefden, moet uzelf opbouwen op uw allerheiligst geloof en bidden met heilige geest, en uzelf aldus bewaren in Gods liefde, in afwachting van de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, met eeuwig leven in het vooruitzicht.” — Jud. 3-7, 19-21.
10, 11. (a) Waarom is de vermaning van Efeziërs 5:3-5 zo belangrijk voor christenen? (b) Welke waarschuwing dienen wij ter harte te nemen betreffende „die vrouw Izébel”, en waarom?
10 Slechts door aldus „onvermoeid te strijden voor het geloof” kunnen wij verwachten niet door wereldse „onreinheid” besmet te worden (Ef. 5:3-5). In zijn boodschap aan de gemeente in Thyatira zegt Jezus, „de Zoon van God”: „Ik ken uw daden, en uw liefde en geloof en bediening en volharding, en ik weet dat uw daden de laatste tijd meer zijn dan die van vroeger. Niettemin heb ik dit tegen u, dat gij die vrouw Izébel, die zich een profetes noemt, tolereert, en zij leert en misleidt mijn slaven hoererij te bedrijven en dingen te eten die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht. En ik heb haar tijd gegeven om berouw te hebben, maar zij wil geen berouw hebben van haar hoererij.” — Openb. 2:19-21.
11 De voorchristelijke afgodische Izébel, vrouw van koning Achab van Israël, was berucht wegens haar immoraliteit. Toen haar zoon Joram de gezalfde koning Jehu vroeg of er sprake was van vrede met het huis van Achab, antwoordde hij: „Hoe zou het vrede kunnen zijn zolang de hoererijen van uw moeder Izébel en haar vele toverijen er nog zijn?” En nadat Jehu Joram en Ahazia (van Juda) uit de weg had geruimd, ging hij ertoe over Izébel terecht te stellen, alsook 70 zonen van Achab en alle anderen die van zijn huis waren overgebleven, te zamen met alle beoefenaars van de immorele Baälreligie (2 Kon. 9:22–10:28). Mogen wij thans acht slaan op dit waarschuwende voorbeeld, zodat wij niet de weg van rechtvaardigheid zullen verlaten om in de „diepe dingen van Satan” door te dringen. — Openb. 2:24.
ONTVLIED HET ’NAJAGEN VAN RIJKDOMMEN’
12. Wat is „de liefde voor geld”, en waarom moet ze vermeden worden?
12 Er zijn nog meer vormen van druk die de Duivel tegen Jehovah’s getrouwe dienstknechten aanwendt en die alle ten doel hebben ons van Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid af te keren (Matth. 6:33). De apostel Paulus waarschuwde voor de subtiele invloed die „de liefde voor geld” kan hebben om iemand van het geloof af te brengen. Deze „liefde” kan een heleboel dingen omvatten, niet alleen het geld zelf, maar alle materiële rijkdommen, genoegens en andere dingen waarin men verwikkeld kan raken en die met geld gekocht kunnen worden. Deze „liefde voor geld” kan veel tijd in beslag gaan nemen en het dagelijkse leven gecompliceerd en vernietigend voor het christelijke geloof maken. Als gevolg hiervan kan iemand „overal met vele pijnen doorboord” worden. — 1 Tim. 6:10.
13. Hoe kunnen zowel jonge mensen als ouderen met succes ’de voortreffelijke strijd van het geloof strijden’?
13 De apostel Paulus gaf de jonge Timótheüs de raad om in plaats van rijkdommen na te jagen, zijn aandacht op een geestelijk lonend doel in het leven te richten: „Gij . . . o mens van God, ontvlied deze dingen. Streef daarentegen naar rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof, liefde, volharding, zachtaardigheid. Strijd de voortreffelijke strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven stevig vast, waartoe gij werdt geroepen en waarvan gij ten overstaan van vele getuigen de voortreffelijke openbare bekendmaking hebt afgelegd” (1 Tim. 6:11, 12). Met vertrouwen op Jehovah kunnen jullie, jonge mensen in deze tijd, ’die voortreffelijke strijd van het geloof eveneens strijden’. En ook u, ouderen, bent hiertoe in staat!
14. (a) Op welke twee manieren moeten wij ’voor het geloof strijden’? (b) Hoe wordt dit in Hebreeën 13:4-6 bevestigd?
14 Het is opmerkenswaardig dat de Schrift ons zowel in verband met immoraliteit als met de liefde voor geld de raad geeft deze strijd voor het geloof te voeren. In beide gevallen zullen wij door een sterk geloof en door krachtig aan ons geloof vast te houden, de verleidingen van de Duivel met succes kunnen weerstaan. Paulus geeft ons in Hebreeën 13:4-6 in dezelfde trant raad: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen. Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want hij heeft gezegd: ’Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’ Zodat wij goede moed kunnen hebben en kunnen zeggen: ’Jehovah is mijn helper; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?’” Laten wij met vertrouwen in Jehovah’s hulp vastbesloten zijn de strijd des geloofs tot het einde van dit goddeloze samenstel te blijven strijden!
AAN EEN UITDAGING HET HOOFD BIEDEN
15, 16. (a) Welke stimulans hebben de congressen verschaft? (b) Welke aanmoediging dienen wij uit Galáten 6:9, 10 te putten, vooral met het oog op het aantal personen dat vorig jaar tijdens de Gedachtenisviering aanwezig was?
15 De internationale „Zegevierend geloof”-congressen van Jehovah’s Getuigen zijn in de opmars van Gods volk op aarde als een mijlpaal geweest. Ze hebben een noodzakelijke stimulans verschaft. De afgelopen paar jaar zijn een periode van aanpassing en omschakeling geweest. Velen van ons hadden gehoopt dat dit goddeloze samenstel van dingen tegen deze tijd reeds geëindigd zou zijn. Zeker, wij hebben de tot nu toe grootste omschakeling in de bestuursorganisatie van Jehovah’s Getuigen meegemaakt, maar het „goddeloze samenstel van dingen” is niet geëindigd. Jehovah heeft kennelijk nog een werk voor ons te doen. „Laten wij het derhalve niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te rechter tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden. Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof.” — Gal. 6:9, 10.
16 Gemeentelijke ouderlingen, gezinshoofden en anderen blijven zich op een zeer prijzenswaardige wijze inspannen om ’het goede te doen jegens degenen die aan hen verwant zijn in het geloof’, en de voortreffelijke vruchten hiervan zijn duidelijk kenbaar in de band van liefde en genegenheid die Jehovah’s volk zo krachtig over de gehele aarde verenigt. Hierdoor worden zij als Jezus’ discipelen geïdentificeerd (Joh. 13:34, 35). Deze grootse eenheid in het geloof is iets wat niet naar getallen in een bericht afgemeten kan worden. Maar het in het oog springende bezoekersaantal van 5.095.831 personen die op 23 maart 1978 de Avondmaalsviering hebben bijgewoond, geeft te kennen dat miljoenen personen, die zich nog niet aan Jehovah hebben opgedragen, er veel belangstelling voor hebben met Gods volk om te gaan. Mogen ook al deze personen geholpen worden overwinnaars door het geloof te worden!
17. Hoe gaan Haggaï 2:7 en Zacharia 8:23 thans nog steeds in vervulling?
17 Dat deze nieuwelingen, „de begeerlijke dingen van alle natiën”, blijven binnenkomen, wordt te kennen gegeven door het feit dat er op de „Zegevierend geloof”-congressen die tot op het schrijven van dit artikel waren gehouden, 18.754 personen werden gedoopt (Hag. 2:7). Ook toont de tabel op de bladzijden 20 tot 23 aan dat er gedurende de 12-maandse periode die in augustus 1978 eindigde, over de gehele aarde 95.052 nieuwe Getuigen werden gedoopt. Wij verheugen ons erover dat deze kostbare personen „uit alle talen der natiën” zich bij het gezalfde overblijfsel in Jehovah’s dienst aansluiten, „zeggende: ’Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is’”. — Zach. 8:23.
18. (a) Hoe blijft de grote meerderheid geloof ten toon spreiden? (b) Welke schriftuurlijke waarschuwingen zijn dringend, zoals door de tabel te kennen wordt gegeven?
18 Deze tabel toont echter ook nog iets anders aan: Dat sommige gedoopte dienstknechten van God het langzamer aan zijn gaan doen. De grote meerderheid blijft een zegevierend geloof ten toon spreiden. In verscheidene landen is het aantal dat het volle-tijd pionierswerk op zich neemt, toegenomen, en opnieuw hebben, als hoogtepunt, meer dan twee miljoen personen aan de velddienst deelgenomen. Toch schijnt een aanzienlijk percentage te zijn gezwicht voor de druk die de Duivel en zijn samenstel over hen hebben gebracht. Wereldse immoraliteit, het najagen van genoegens en van misleidende rijkdom en het verzuim wakker te blijven voor de dringendheid van de tijd hebben ondanks de duidelijke schriftuurlijke waarschuwingen voor zulke valkuilen hun tol geëist (Luk. 17:26-30; 1 Joh. 2:15-17). Waarlijk, dit is de tijd aller tijden waarin het meer dan ooit noodzakelijk is ’wakker te blijven en vast te staan in het geloof’. — 1 Kor. 16:13.
[Voetnoten]
a Uit L’Eglise de Montreal, het weekblad van het katholieke aartsbisdom van Montreal.
[Illustratie op blz. 16]
Immoraliteit en „de liefde voor geld” zijn twee belangrijke methoden die de Duivel in deze laatste dagen gebruikt om het christelijke geloof te breken