Inzicht in het nieuws
„Christelijke” vuurlopers in Griekenland
● „Men danste in het hartje van het dorp als bezeten op een tapijt van brandende kolen”, zo werd het tafereel in een recent „Associated Press”-bericht beschreven. Heidense riten in een Aziatisch land? Neen, het gaat om Griekse „vuurlopers” die de Grieks-orthodoxe feestdag van de heiligen Helena en Constantijn vieren. Na een beeld van elk van de twee „heiligen” omarmd te hebben, komen de vuurlopers naar verluidt in een „trance-achtige toestand”. Deze gewoonte stamt uit de 13de eeuw, toen brand een Bulgaars dorp teisterde, met inbegrip van een kerk die aan de twee „heiligen” was gewijd. Toen enkele mannen de beelden naar hun zeggen hoorden „kreunen”, trotseerden zij het vuur om ze te redden, waarna zij ongedeerd uit het vuur te voorschijn zouden zij gekomen.
De Grieks-orthodoxe autoriteiten noemen de gewoonte „afgodisch” en „heidens”. Treft de Kerk echter geen blaam wanneer ze in eerste instantie tot het gebruik van beelden heeft aangemoedigd? Het is duidelijk dat God de geest van de mens kende toen hij zijn volk gebood geen gesneden beelden te maken, zeggende: „Gij moogt u voor die niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen.” — Ex. 20:4, 5.
Ervaring uit de eerste hand verrast
● Vaak baseren mensen hun mening over andere personen of groepen van personen op wat zij hebben gehoord of gelezen, zonder er ooit werkelijk zelf mee in aanraking te zijn geweest. Een predikant van de Verenigde Methodistenkerk gaf onlangs toe dat ook hij hier mank aan was gegaan met betrekking tot Jehovah’s Getuigen. „Ik gaf zelfs een korte cursus waarin ik de leringen van Jehovah’s Getuigen vergeleek met die van onze Verenigde Methodistenkerk”, schreef hij in het methodistische tijdschrift The Circuit Rider. „Maar tot op dit jaar was ik nog nooit in een van hun zalen geweest.” Hij en zijn vrouw bezochten derhalve een bijeenkomst in een Koninkrijkszaal om zelf eens poolshoogte te nemen.
„De oprechte belangstelling die wij van de zijde van deze mensen ondervonden, kwam als een volkomen verrassing voor ons. Nooit hebben zij enige druk op ons uitgeoefend. . . . wij hebben in hun midden een hartelijker welkom ervaren dan waar maar ook in een van de andere 20 gemeenten die wij gedurende ons verlofjaar hadden bezocht. . . .
Aanvankelijk bezag ik elke Getuige als een geprogrammeerde automaat, die zijn lijstje bewijsteksten afratelde. Die indruk werd volkomen teniet gedaan door deze gemeente van vriendelijk glimlachende, ontspannen mensen, die duidelijk veel om elkaar en om de vreemdeling gaven, evenals zij er ook oprecht belangstelling voor hebben Gods Woord te begrijpen.
Er was een derde verrassing. Ik heb altijd de indruk gehad dat de Jehovah’s Getuigen zo volledig opgingen in hun datums en profetieën over het einde aller dingen dat zij weinig aandacht schonken aan andere bijbelse leringen en aan de geest van onze Heer zelf. De bespreking die zij die ochtend van ons eerste bezoek hielden, toonde aan dat mijn vermoeden niet op feiten gebaseerd was. De belangrijkheid de geest van Jezus te bezitten, werd zelfs sterker beklemtoond dan vaak op onze bijeenkomsten gebeurt. . . . Onze ervaring doet vermoeden dat er achter de aantrekkingskracht meer schuilgaat dan hun keurig verpakte leerstellingen.” — September 1978, blz. 9.
Evolutionisten misleid
● Er zijn nieuwe details onthuld over de reeds lang aan de kaak gestelde vervalsing die bekendstond als de zogenaamde Piltdown-mens van de evolutionisten. De schuld voor de vervalsing, waardoor vele geleerden tientallen jaren zijn misleid, werd uitsluitend aan een rechter, Arthur Dawson, gegeven. Nieuwe inlichtingen geven echter te kennen dat er ook een totaal onwetenschappelijk conflict tussen twee geleerden bij betrokken was.
Een hoogleraar die aan de Oxford-universiteit nauw met professor William Sollas heeft samengewerkt, onthulde onlangs dat laatstgenoemde een haat koesterde jegens Sir Arthur Smith Woodward, conservator van de afdeling Geologie aan het Brits Museum. Woodward had zich lichtvaardig afgemaakt van een vinding van Sollas, die klaarblijkelijk besloot zich te wreken door middel van „een val die door de ene eminente geoloog werd gezet om een andere belachelijk te maken”, zoals de New York Times het beschreef.
Sollas zou de vervalsing gemaakt hebben, die Dawson later „vond”. Woodward werd misleid en steunde de vondst met alle autoriteit die hij als museum-deskundige genoot. Duizenden evolutionisten hebben de Piltdown-mens van 1912 tot het midden van de jaren 1950, toen deze ten slotte werd ontmaskerd, als een evolutionair feit aanvaard. Indien geleerden een dergelijk „bewijs” ter ondersteuning van hun geliefkoosde theorieën zo goedgelovig kunnen aanvaarden, zouden wij dan zo goedgelovig moeten zijn om alles te geloven wat de wetenschap in strijd met de bijbel beweert?